ECLI:NL:RBUTR:2011:BV6447

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600228-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling met behoud van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 oktober 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling. De officier van justitie had de rechtbank verzocht om de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel, dat was opgelegd in een eerder vonnis van 10 oktober 2010. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en bepaald dat de bijzondere voorwaarden uit het eerdere vonnis blijven gelden. De rechtbank oordeelde dat het van belang is voor zowel de veroordeelde als de samenleving dat de veroordeelde een behandeling krijgt. Tijdens de zitting werd de veroordeelde gehoord, evenals zijn raadsvrouwe, mr. M. van Harskamp, en een vertegenwoordiger van de reclassering, E.J.W. Kuiper.

De officier van justitie stelde dat de veroordeelde inmiddels bereid was om mee te werken aan de behandeling bij de reclassering en dat er geen reden was om aan zijn medewerking te twijfelen. De raadsvrouwe van de veroordeelde verzocht om de bijzondere voorwaarden op te heffen, maar de rechtbank was van mening dat de behandeling noodzakelijk was en dat er geen aanleiding was om de voorwaarden te wijzigen. De rechtbank baseerde haar beslissing op rapporten van de reclassering, waaruit bleek dat de veroordeelde zich sinds de eerdere zitting aan de afspraken hield en openstond voor behandeling.

De rechtbank concludeerde dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie moest worden afgewezen, omdat de veroordeelde inmiddels meewerkte aan de uitvoering van de bijzondere voorwaarden. De beslissing werd genomen in het belang van de veroordeelde en de samenleving, en de rechtbank benadrukte het belang van de behandeling voor de toekomst van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/600228-10
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van het aan veroordeelde opgelegde voorwaardelijke strafdeel. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 1 oktober 2010;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 19 juli 2011;
- een rapport (Advies tenuitvoerlegging) van Reclassering Nederland d.d. 11 juli 2011;
- het proces-verbaal aan aanhouding d.d. 11 augustus 2011;
- een rapport (Voortgangsverslag opdrachtgever) van Reclassering Nederland d.d. 20 oktober 2011.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 oktober 2011, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouwe, mr. M. van Harskamp, advocaat te Utrecht. Namens de reclassering is E.J.W. Kuiper aanwezig.
2 De beoordeling
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van vier maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandeling bij de forensisch psychiatrische kliniek De Waag of een soortgelijke instelling.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 15 oktober 2010.
De reclassering heeft in haar Advies tenuitvoerlegging van 11 juli 2011 geconstateerd dat veroordeelde meermalen niet op de afspraken met de reclassering en De Waag is verschenen. De reclassering adviseert derhalve gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging.
Uit het rapport van de reclassering d.d. 20 oktober 2011 blijkt dat veroordeelde zich sinds de terechtzitting van 11 augustus 2011 houdt aan de gemaakte afspraken en dat hij zich open en meewerkend opstelt. Veroordeelde geeft antwoord op de gestelde vragen en lijkt bereid zijn verhaal te doen. Veroordeelde kan zich soms nog moeilijk vinden in wat aan hem is opgelegd, maar het verschil met het begin van het toezicht is dat hij hierover nu wel in gesprek gaat met de reclassering. Veroordeelde is aangemeld bij De Waag. Er heeft een intake plaatsgevonden en aan veroordeelde is een behandelaanbod gedaan. Een eerste gesprek zal binnenkort volgen. De reclassering ziet, gelet op het voorgaande, mogelijkheden om het reclasseringscontact met veroordeelde voort te zetten.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank destijds de bijzondere voorwaarden heeft opgelegd omdat zij behandeling noodzakelijk achtte. Dat het lang heeft geduurd voordat de behandeling via de reclassering op gang is gekomen, doet hier niet aan af. Het is van belang dat veroordeelde alsnog behandeld wordt. Veroordeelde heeft aangegeven mee te zullen werken aan een behandeling bij de reclassering en De Waag. Op dit moment ziet de officier van justitie geen reden om hieraan te twijfelen. De officier van justitie stelt zich derhalve op het standpunt dat de vordering, zoals het Openbaar Ministerie deze heeft ingediend, kan worden afgewezen.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouwe primair verzocht de bijzondere voorwaarden op te heffen. De raadsvrouwe heeft dit onderbouwd door te stellen dat veroordeelde zijn leven op orde heeft gekregen in de tijd tussen de uitspraak en het moment dat de behandeling bij de reclassering is aangevangen. Het opstarten van het reclasseringscontact heeft voor veel onrust bij veroordeelde gezorgd en derhalve is de raadsvrouwe van mening dat het veroordeelde meer schaadt dan dat hij er baat bij heeft. Subsidiair heeft de raadsvrouwe verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
De rechtbank acht met de officier van justitie een behandeling van de problematiek van veroordeelde zinvol en geboden. De rechtbank ziet, anders dan de raadsvrouwe, geen enkele aanleiding om de bijzondere voorwaarden op te heffen. Het is in het belang van veroordeelde en de samenleving dat veroordeelde een behandeling krijgt. Uit het rapport van de deskundige en uit zijn toelichting hierop ter terechtzitting blijkt dat veroordeelde nu meewerkt aan de uitvoering van de bijzondere voorwaarden. De veroordeelde heeft ter terechtzitting ook bevestigd mee te zullen werken. Gelet hierop acht de rechtbank termen aanwezig om thans nog niet over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie d.d. 19 juli 2011 dient te worden afgewezen.
3 De beslissing
De rechtbank:
Wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie af.
Bepaalt dat de bijzondere voorwaarden zoals gesteld in het vonnis van 10 oktober 2010 blijven gelden.
Deze beslissing is gegeven door mr. Y.A.T. Kruijer, voorzitter, mr. I.P.H.M. Severeijns en
mr. A. Kuijer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van der Meulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 oktober 2011.
Mr. Y.A.T. Kruijer en mr. M. van der Meulen zijn verhinderd deze beslissing mee te ondertekenen.