Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat het klopt dat verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard en dat hij hiervan op de hoogte was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft – evenals de officier van justitie en de raadsman – niet uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.3.1 Met betrekking tot feit 1
4.3.1.1 De aangifte en de verklaring van [benadeelde]
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op 8 oktober 2009 in vrijheid werd gesteld en op diezelfde datum bij haar in de woning (de rechtbank begrijpt: in Woerden) is getrokken. Verdachte was tegenover aangeefster erg dominant. Zij moest alles van verdachte doen en hij was zeer jaloers op haar. Begin november 2009 kwam aangeefster thuis van haar werk en toen gedroeg verdachte zich vreemd. Het bleek dat verdachte een brief in de woning van aangeefster had gevonden van haar ex-vriend. Verdachte zei dat hij aangeefster niet meer vertrouwde. Toen zij langs hem liep gaf hij haar een elleboogstoot. Hierdoor kwam zij ten val. Terwijl zij op de grond lag, schopte hij met veel kracht tegen haar benen. Op een gegeven moment voelde zij dat hij haar bij haar haren vastpakte en overeind trok. Dit deed pijn. Vervolgens pakte hij haar beet aan haar sjaal die zij om haar nek droeg. Hij trok hier zo hard aan dat zij het benauwd kreeg en op een gegeven moment sterretjes zag. Vervolgens pakte hij een sweater en deed deze om haar nek. Daarna trok hij aan beide uiteinden strak en begon haar te wurgen. Zij kreeg het benauwd.
Op een andere dag belde aangeefster met iemand. Verdachte vertrouwde het niet en wilde weten wie het was. Verdachte heeft aangeefster toen geslagen. Gedurende de daarop volgende perioden is zij meerdere keren door hem geslagen, geschopt, gebeten, aan haar haren getrokken en bespuwd. De keren dat hij haar geslagen heeft, had zij letsel. Zij had onder meer een hersenschudding en blauwe plekken in haar gezicht, omdat verdachte haar met haar hoofd tegen de deur sloeg. Ook had zij blauwe plekken in haar gezicht en over de rest van haar lichaam.
Op 21 april 2011 sloeg verdachte haar in de auto met een vuist op haar lip. Zij voelde een enorme pijn en voelde bloed over haar mond lopen. Toen zij vervolgens voorover boog voelde zij een klap tegen haar slaap. Hierdoor is zij met haar hoofd tegen het portierraam geslagen.
4.3.1.2 De bevindingen van verbalisanten
Verbalisant neemt op 30 juni 2011 zijn diensttelefoon op en hoort de stem van de hem ambtshalve bekende aangeefster. Verbalisant hoort aan haar stem dat zij helemaal in paniek was. Hij hoorde haar gejaagd zeggen dat ‘hij’ voor de deur stond. Verbalisant begreep meteen dat zij hiermee verdachte bedoelde. Hierop heeft de verbalisant opgehangen en contact opgenomen met het bureau in Woerden. Vervolgens heeft de verbalisant aangeefster gebeld. Aangeefster nam heel voorzichtig de telefoon op door ‘hallo’ te zeggen en niet haar naam te noemen. Verbalisant vroeg aangeefster om even door het raam te kijken om te vertellen welke kleding verdachte droeg. Verbalisant hoorde aangeefster zeggen dat zij dat niet durfde. Hij hoorde aan haar stem dat zij op was van de zenuwen en dat haar stem meerdere malen over sloeg en ook dat haar stem trilde. De verbalisant hoorde aan haar stem dat ze huilde. Zij vertelde dat verdachte nog steeds voor de deur stond te bellen. De verbalisant hoorde door de telefoon op de achtergrond dat er met lange halen werd aangebeld aan de woning van aangeefster.
De verbalisant merkt op dat vanaf het moment dat aangeefster zich aan het bureau in Woerden heeft gemeld met het verhaal dat zij werd mishandeld door haar vriend, de verbalisant meerdere malen aan aangeefster heeft gemerkt dat zij doodsbang was om aangifte te doen. Het heeft de verbalisant dan ook moeite gekost om aangeefster zo ver te krijgen dat zij aangifte wilde doen.
4.3.1.3 Het verhoor van de getuige [getuige]
De getuige heeft tegenover de politie verklaard dat zij een goede vriendin is van aangeefster. Zes maanden daarvoor (de rechtbank begrijpt omstreeks februari 2011) zag zij dat aangeefster meerdere malen (in totaal vier keer) met verwondingen op het gezicht/lichaam op het werk verscheen. De eerste keer vertelde aangeefster haar dat aangeefster de verwondingen had opgelopen door kleine ongelukken. De getuige had, gezien de aard van de verwondingen, toen al haar twijfels over de toedracht hiervan. Toen zij de derde keer (vermoedelijk april 2011) de verwondingen van aangeefster zag en haar hiermee confronteerde, vertelde aangeefster haar de ware toedracht van haar letsel. Aangeefster vertelde toen dat verdachte haar meermalen met kracht mishandeld had.
De getuige heeft schaafwonden geconstateerd op de benen van aangeefster, op een van haar ellebogen en op een van haar polsen. Ook constateerde zij een schaafwond op haar slaap. Deze verwondingen had aangeefster medio maart 2011 opgelopen. De getuige heeft een blauw oog geconstateerd alsmede een bult op haar voorhoofd en flinke snijwonden op haar handen. De verwondingen had aangeefster medio april 2011 opgelopen. Aangeefster zou aan de getuige hebben verteld hoe zij dit letsel heeft opgelopen, onder andere poging tot wurging.
4.3.1.4 Het bevindingen van verbalisanten
Verbalisant spreekt op 1 juli 2011 met een vriendin van aangeefster die afziet van het doen van een verklaring dit omdat ze bang is voor de veiligheid van haar gezin in verband met de gewelddadigheid van verdachte. De vrouw geeft aan dat aangeefster haar meerdere malen heeft verteld over de mishandeling. De vrouw heeft ook verteld dat ze meerdere keren letsel gezien heeft bij aangeefster.
Verbalisant spreekt op 1 juli 2011 met een buurman van aangeefster. De buurman heeft aan de verbalisant verklaard dat aangeefster wel ‘een paar tikjes heeft gekregen’. Hij heeft verder verklaard dat hij haar wel eens bont en blauw heeft gezien, met een blauw oog en een gescheurde lip.
4.3.1.5 De verklaring van verdachte
Verdachte verklaart dat hij in de gevangenis een relatie kreeg met aangeefster. Toen hij in september 2010 vrij kwam, is hij bij aangeefster gaan wonen. Verdachte verklaart dat hij erg jaloers was op aangeefster. Ook verklaart hij dat zij elkaar wel eens hebben geduwd en getrokken.
4.3.1.6 De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit gelet op voornoemde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien - wettig en overtuigend bewezen. Zij acht geen redenen aanwezig om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid daarvan. De gedetailleerde aangifte wordt ondersteund door de verklaring van de vriendin van aangeefster. Zij heeft aangeefster vanaf omstreeks februari 2011 vaker met verwondingen gezien. Toen zij aangeefster daar mee confronteerde heeft aangeefster haar – nog voordat zij aangifte deed – in vertrouwen genomen en haar op de hoogte gesteld van het feit dat zij zou zijn mishandeld door haar partner. Ook de buurman van aangeefster verklaart bij haar letsel te hebben waargenomen. Daar komt bij dat de verbalisant zelf waar neemt (door de telefoon) dat aangeefster erg angstig is voor verdachte als hij voor de deur staat.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster met haar hoofd tegen een raam heeft geslagen, nu aangeefster slechts heeft verklaard dat zij werd geslagen, waardoor zij vervolgens met haar hoofd tegen het raam kwam. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
4.3.2 Met betrekking tot feit 4
4.3.2.1 De aangifte en de verklaring van [benadeelde]
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 21 april 2011 thuis kwam in haar woning in Woerden en dat verdachte toen op de bank zat. De avond ervoor hadden zij woorden gehad. Vervolgens wilde aangeefster naar haar inloopkast lopen en deze openen. Zij zag dat de kast dicht was en dat er geen sleutel in zat. Vervolgens liep zij de kamer in en zag zij op het aanrecht een mes liggen. Zij zag dat het mes helemaal krom was bij het lemmet. Zij zag dat er wit spul op het mes zat. Aangeefster liep naar de slaapkamer en zag dat er allemaal grote krassen in haar behang waren aangebracht. Dit had verdachte met het mes gedaan. Aangeefster voelde al aankomen dat het niet goed zou gaan en wilde vervolgens door de deur het huis uit omdat zij bang begon te worden. De deur zat op slot. Zij is toen naar de slaapkamer gelopen en toen zij het bed opensloeg, zag zij dat het dekbed en de lakens aan stukken waren gesneden. Ook zaten er sneden in het matras.
4.3.2.2 Proces-verbaal van bevindingen
Naar aanleiding van de aangifte van aangeefster heeft verbalisant [verbalisant] de woning van aangeefster te Woerden bekeken en daar de schade gezien die volgens aangeefster met een mes waren toegebracht door verdachte. Verbalisant zag krassen in de muren en deuren in de woning, grote halen in beddengoed en kussens van de bank, krassen in een kast, steekgaten in de kleding van aangeefster en een gat in een van de deuren. Ook zag hij de letters [naam] gekrast in een slaapkamerdeur. Aangeefster liet verbalisant het mes zien waarmee de schades zouden zijn toegebracht. De verbalisant nam waar dat het lemmet van het mes helemaal krom was.
4.3.2.3 Het verhoor van getuige [getuige]
In de woning van aangeefster heeft de getuige [getuige] de volgende vernielingen gezien:
- bekleding bankstel en bed vertoonden scheuren, vermoedelijk veroorzaakt door een mes;
- beschadigde muren, vermoedelijk veroorzaakt door een mes.
Aangeefster zou aan [getuige] hebben verteld dat de vernielingen waren veroorzaakt door verdachte.
4.3.2.4 De conclusie van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3 Met betrekking tot feit 5
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde feit – evenals de officier van justitie en de raadsman – wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, de beschikking waaruit blijkt dat verdachte ongewenst is verklaard en het proces-verbaal van bevindingen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1,4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: