ECLI:NL:RBUTR:2011:BV6322

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600561-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in supermarkt te Amersfoort

Op 14 september 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 2 februari 2011 in een supermarkt in Amersfoort, waar de verdachte, na een conflict over een onbetaalde hoeveelheid softdrugs, het slachtoffer tegenkwam. Tijdens deze ontmoeting, die leidde tot een heftige confrontatie, heeft de verdachte een stiletto gepakt en het slachtoffer verwond tijdens een worsteling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de confrontatie zocht en daarbij een mes ter hand nam, wat leidde tot de verwonding van het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het advies van de reclassering, die een groot recidiverisico signaleerde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringscontact en deelname aan gedragsinterventies. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van geweld op openbare plekken en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600561-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de PI Utrecht, locatie Nieuwegein.
Raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 2 februari 2011 te Amersfoort gepoogd heeft een persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Subsidiair: op 2 februari 2011 te Amersfoort die persoon heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft dit onder andere onderbouwd door te verwijzen naar de aangifte, de camerabeelden en de getuigenverklaringen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte aangever opzettelijk zou hebben gestoken met een mes. De raadsman en verdachte hebben ter onderbouwing van het verweer betoogd dat verdachte aangever [slachtoffer] tegenkwam in de supermarkt, dat [slachtoffer] vervolgens een gevechtshouding aannam, waarna verdachte die [slachtoffer] heeft vastgepakt en uit zijn, verdachtes, jas een dichtgeklapte stiletto heeft gepakt en in zijn handpalm heeft gehouden teneinde een goede klap te kunnen geven en houvast te hebben bij het eventueel slaan van [slachtoffer]. Tijdens de worsteling die vervolgens is ontstaan, is de stiletto echter opengeklapt, waarna verdachte aangever kennelijk heeft geraakt. Daardoor is zeer gering letsel ontstaan. Verdachte heeft geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit is de raadsman van mening dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het steken met een mes. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.1 De aangifte en verklaring van [slachtoffer]
Op 2 februari 2011 was aangever [slachtoffer] in de C1000 te Amersfoort om boodschappen te doen. Hij zag dat een man naar hem toe kwam lopen en dat deze persoon zijn rechterhand in zijn rechterjaszak hield. Vervolgens zag [slachtoffer] dat deze persoon zijn hand uit zijn zak haalde en een mes in zijn hand hield. Hij zag alleen het snij/steekgedeelte van het mes. Hij zag dat verdachte direct prikkende steekbewegingen in de richting van aangever begon te maken. Uit zelfverdediging heeft [slachtoffer] verdachte vervolgens bij zijn jas vastgepakt. [slachtoffer] voelde dat de persoon probeerde dichterbij te komen en tegen hem aan duwde. Daarop voelde [slachtoffer] dat de persoon hem aan de bovenzijde van zijn jas rondom zijn nek stevig vasthield. [slachtoffer] zag dat de man hem meerdere malen met kracht probeerde te steken. Tot het moment dat de man [slachtoffer] losliet, heeft hij geprobeerd hem te steken. [slachtoffer] zag dat er op een gegeven moment nog een man bij kwam staan. Hij hoorde dat deze man zei: “niet hier [verdachte], niet hier. Overal camera’s hier, overal camera’s hier.” [slachtoffer] zag dat de man met het mes hier niet op reageerde, maar nog steeds probeerde hem te steken. [slachtoffer] zag dat de man prikkende bewegingen maakte in de richting van zijn gezicht. Omdat [slachtoffer] zijn arm gestrekt hield, kon de man hem niet in zijn gezicht steken. Vervolgens zag en voelde [slachtoffer] dat de man werd weggetrokken door de andere man. [slachtoffer] heeft de man toen ook losgelaten. Later voelde [slachtoffer] dat hij was gestoken. In zijn linker bovenarm zit een wond, waaraan [slachtoffer] pijn had.
Op 5 juni 2011 zag [slachtoffer] een auto staan met daarnaast twee politieauto´s. Hij herkende de bestuurder van de auto als de jongen die hem met een mes had gestoken in de C1000.
4.3.1.2 Medische verklaring
In een medische verklaring verklaart arts-assistent [arts-assistent], namens chirurg [chirurg], dat [slachtoffer] op 2 februari 2011 aan zijn linker bovenarm een 1 centimeter grote snijwond had. [slachtoffer] is behandeld met een hechting in zijn bovenarm en een tetanus injectie.
4.3.1.3 De bevindingen van verbalisanten
Op 5 juni 2011 hielden verbalisanten verdachte staande voor een algemene verkeerscontrole. Tijdens de staandehouding reed aangever [slachtoffer] voorbij. Hij gaf de verbalisanten aan dat hij verdachte herkende als degene die hem op 2 februari 2011 met een mes had gestoken in zijn bovenarm, waarna verdachte door de verbalisanten is aangehouden.
4.3.1.4 De verklaring van de getuige [getuige 1]
Op 2 februari 2011 was getuige [getuige 1] in de C1000 aan het werk. Hij hoorde dat er via de omroepinstallatie werd omgeroepen dat er een vechtpartij was bij de flessenband. Daar aangekomen zag hij dat er drie mannen in een worsteling waren. Hij zag dat de mannen aan het duwen en trekken waren. Hij zag toen hij dichterbij kwam, dat man 2 (de rechtbank begrijpt: verdachte) een mes in zijn rechterhand vast had. Hij zag dat het mes een lemmet van ongeveer 10 centimeter had. Hij zag dat man 2 bovenhands stekende bewegingen maakt richting het hoofd van man 1 (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer]). Hij zag dat man 3 probeerde om man 2 tegen te houden. Dit deed hij door man 2 weg te trekken en tussen man 2 en man 1 te gaan staan. De getuige hoorde en zag dat man 3 riep: “Niet doen [verdachte], er hangen camera’s” of woorden van gelijke strekking.
4.3.1.5 De verklaring van de getuige [getuige 2]
Toen getuige [getuige 3]1000 aan de [adres] te Amersfoort verliet, passeerden hem drie mannen. Hij zag dat de mannen direct richting het slachtoffer liepen. Hij zag dat man 1 (de rechtbank begrijpt: verdachte), nadat hij de andere man een paar vuistslagen had gegeven met zijn rechterhand uit een zak een mes pakte.
4.3.1.6 De verklaring van de getuige [getuige 4]
Getuige [getuige 4] zag op 2 februari 2011 dat de hem bekende “De Lange” in de C1000 rechtstreeks op een jongen afliep. De Lange had iets glinsterends in zijn handen. Hij maakte daarmee slaande bewegingen naar de jongen.
4.3.1.7 Camerabeelden
De rechtbank heeft als eigen waarneming op de camerabeelden van de C1000 te Amersfoort van 2 februari 2011 waargenomen dat verdachte iets in zijn rechterhand heeft. Vervolgens gaat de rechterarm van verdachte eerst naar achteren, waarna deze met snelheid naar voren gaat richting aangever.
4.3.1.8 De verklaring van verdachte
Verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 februari 2011 de C1000 binnen ging. Hij zag aangever [slachtoffer] in de winkel. Verdachte was boos op [slachtoffer] en was hevig geëmotioneerd. Hij probeerde met zijn linkerhand aangever aan de voorkant van zijn jas bij zijn kraag te pakken. Hij haalde zijn rechterhand uit zijn jas. In die jas zat een stiletto. De stiletto was ingeklapt, toen hij hem uit zijn jas haalde. Verdachte maakte een slaande beweging met kracht met de stiletto richting de schouder van aangever. Op het moment dat hij met zijn hand tegen de hand van aangever aan kwam, sprong de stiletto open. De stiletto heeft een gevoelige knop als je die maar iets aanraakt schiet de stiletto open. Er ontstond een worsteling. Verdachte heeft het mes gedurende de worsteling vastgehouden. Vervolgens sprong er iemand op de rug van verdachte. Verdachte probeerde zich los te trekken, maar dit lukt niet omdat [slachtoffer] hem vasthield. Toen verdachte omkeek naar de man die op zijn rug was gesprongen, bewogen zijn armen en verdachte weet niet waar de stiletto toen tegenaan kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij ook wel “De Lange” wordt genoemd.
4.3.1.9 De conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij geen redenen aanwezig acht om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van door de aangever [slachtoffer] en de diverse getuigen afgelegde verklaringen nu deze alle op essentiële onderdelen steun vinden in elkaar alsmede in de door de rechtbank bekeken camerabeelden. Voor zover door de verdediging is bepleit dat niet is komen vast te staan dat verdachte willens en wetens met een mes (zwaar lichamelijk) letsel aan [slachtoffer] heeft willen toebrengen, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft op 2 februari 2011 bewust de confrontatie gezocht met [slachtoffer]. Hij was boos op [slachtoffer] en hevig geëmotioneerd. Verdachte pakte vervolgens uit zijn jaszak een stiletto, volgens eigen zeggen om daarmee houvast te hebben bij het slaan en een goede klap te kunnen geven aan die [slachtoffer]. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de stiletto een gevoelige knop heeft en dat het mes al bij een geringe aanraking openklapt. Tijdens een daarop volgende worsteling klapte het mes open en heeft verdachte [slachtoffer] met het mes geraakt, zoals blijkt uit de aan [slachtoffer] toegebrachte verwonding. Zowel [slachtoffer] als getuige [getuige 1] hebben verklaard dat zij daarbij hebben waargenomen dat verdachte stekende bewegingen in de richting van het gezicht van [slachtoffer] maakte. Door onder deze omstandigheden een stiletto te pakken, waarvan verdachte wist dat deze gemakkelijk open kon springen, met de intentie om daarmee beter te kunnen slaan en deze stiletto, ook nadat deze was opengesprongen, gedurende de worsteling te blijven vasthouden en daarmee bewust slaande bewegingen te maken, heeft verdachte willen en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met dat mes [slachtoffer] zou verwonden. Dat ook de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat zowel aangever [slachtoffer] als getuige [getuige 1] hebben verklaard dat verdachte met de hand waarin hij het mes vasthield, stekende bewegingen in de richting van het gezicht van [slachtoffer] maakte. De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair:
hij op 2 februari 2011 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een stiletto heeft geraakt in een bovenarm en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Primair: poging tot zware mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden, zoals die door de Reclassering zijn geadviseerd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Indien verdachte nu vrij zou komen, zou hij nog een dagbesteding hebben door het werk dat hij kan doen bij zijn vader. Het gaat financieel niet erg goed met de zaak van zijn vader. Daarnaast heeft de vriendin van verdachte een miskraam gehad en zij moet dit verlies – bij afwezigheid van verdachte - nu alleen zien te verwerken, waardoor de relatie onder druk komt te staan.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijk strafgedeelte waarbij als bijzondere voorwaarde ‘reclasseringscontact’ wordt opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt zij daarin de redenen voor de oplegging van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de hiervoor genoemde poging tot zware mishandeling. Hij kwam het slachtoffer – na deze lange tijd niet meer te hebben gezien - tegen in een supermarkt te Amersfoort. Door een eerder conflict over een hoeveelheid softdrugs die verdachte als tussenpersoon aan het slachtoffer zou hebben geleverd en waarvoor het slachtoffer uiteindelijk nooit zou hebben betaald, was verdachte – die verantwoordelijk werd gehouden voor de mislukte transactie – in de problemen geraakt. Bij de ontmoeting met het slachtoffer op 2 februari 2011 werd verdachte tegen deze achtergrond boos en hij raakte hevig geëmotioneerd. Vanuit die gevoelens heeft hij een stiletto gepakt en daarmee het slachtoffer tijdens een worsteling verwond. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij onder deze omstandigheden bewust de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht en een mes ter hand heeft genomen. Het slachtoffer is bij de worsteling door verdachte gering letsel met het mes toegebracht. Door toedoen van omstanders zijn verdachte en het slachtoffer uit elkaar gehaald. Was dat niet gebeurd, dan had het heel anders kunnen aflopen. De rechtbank tilt zwaar aan het gegeven dat het incident plaats vond op een openbare plek waar mensen hun boodschappen moeten kunnen doen, zonder met geweld geconfronteerd te worden. Dit leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Wat betreft de persoon van de verdachte, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Volgens de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie,
d.d. 7 juni 2011, is verdachte eerder veroordeeld, maar niet voor een geweldsdelict. De rechtbank heeft dit gegeven ten gunste van verdachte meegewogen.
Door reclasseringswerker B. Frankes is namens Reclassering Nederland d.d. 29 juli 2011 omtrent verdachte een reclasseringsadvies opgemaakt. Uit dit advies volgt dat het recidiverisico groot is in verband met het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, een ongunstige financiële situatie, een (deels) negatief sociaal netwerk en het ontbreken van een woonadres. Om die reden is begeleiding van verdachte geïndiceerd. De reclassering adviseert de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met bijzondere voorwaarden, met name inhoudende het ondergaan van een gedragsinterventie.
Alles overwegende is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat behandeling van verdachte noodzakelijk is. De rechtbank acht het daarom wenselijk en geboden verdachte voor het bewezenverklaarde feit naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – van na te melden duur - ook een gedeeltelijke voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de bijzondere voorwaarde te gelasten, zoals geadviseerd door Reclassering Nederland.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
- stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van een CoVa-training, een leefstijltraining en/of een arbeidsvaardighedentraining. Daartoe moet veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis voor 17.00 uur melden bij Reclassering Nederland op Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht.
- met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 september 2011.
Mrs. N.E.M. Kranenbroek en R.G.A. Beaujean zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.