ECLI:NL:RBUTR:2011:BV6090

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710325-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift omzetting taakstraf in verband met ontneming van vrijheid

Op 12 december 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/710325-11, waarin het bezwaarschrift van de veroordeelde werd behandeld. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond, maar oordeelde dat het niet slagen van de werkstraf niet aan de veroordeelde kon worden toegerekend. De veroordeelde was eerder op 10 mei 2011 veroordeeld en had een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd gekregen, die was omgezet in een werkstraf van 60 uur. De Raad voor de Kinderbescherming had in een eindrapportage aangegeven dat de veroordeelde in Almata verbleef en dat zijn mogelijkheden om onbegeleid naar buiten te gaan onduidelijk waren. Dit leidde tot de conclusie dat de uitvoering van de taakstraf niet mogelijk was.

Tijdens de zitting op 12 december 2011 werd de officier van justitie gehoord, evenals de ouders van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. J.P.M. Denissen. De veroordeelde was niet ter zitting verschenen vanwege transportproblemen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de veroordeelde in zijn bezwaar kon worden ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het verrichten van de taakstraf verlengd diende te worden met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid was ontnomen, inclusief de periode van civiele detentie.

De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond, omdat de veroordeelde niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het niet uitvoeren van de werkstraf. De rechtbank oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden, en dat de veroordeelde nu in de gelegenheid moest worden gesteld om zijn taakstraf uit te voeren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/710325-11
Beslissing op het bezwaarschrift omzetting taakstraf ex artikel 22g lid 3 van het wetboek van strafrecht.
Beslissing op het bezwaarschrift omzetting taakstraf in de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [1994]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende te Almata
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het bezwaarschrift;
- het onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Utrecht van 10 mei 2011;
- de kennisgeving van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie;
- de eindrapportage taakstraf van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 29 september 2011;
- de conclusie op het bezwaarschrift;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 12 december 2011 is de officier van justitie gehoord.
Tevens zijn verschenen de ouders van veroordeelde en zijn raadsman mr. J.P.M. Denissen, advocaat te Utrecht.
De veroordeelde is behoorlijk opgeroepen, maar door transportproblemen niet ter zitting verschenen.
2 De beoordeling.
Veroordeelde is op 10 mei 2011 veroordeeld. Hierbij is ook de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke jeugddetentie die op 30 juni 2010 is opgelegd. Deze jeugddetentie is echter omgezet in een werkstraf voor de duur van 60 uur.
Uit de eindrapportage taakstraf van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is gebleken dat de Raad op 20 juni 2011 contact heeft opgenomen met de moeder van veroordeelde. Zij liet weten dat veroordeelde in Almata verblijft. Vervolgens heeft de Raad contact opgenomen met Almata. Daar blijkt veroordeelde voorlopig gesloten te zitten. Op 12 september 2011 heeft de Raad voor het laatst contact met Almata. Hieruit blijkt dat het goed gaat met veroordeelde en dat hij met ingang van 8 oktober 2011 stapsgewijs onbegeleid naar buiten zal gaan. Almata voegt er aan toe dat dit van vele factoren afhankelijk is en niets kan met zekerheid worden toegezegd.
De Raad is van mening dat er veel onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheden van veroordeelde om onbegeleid naar buiten te gaan. Door die onzekere toekomst is de uitvoering van de taakstraf niet mogelijk. De Raad stelt gezien de onzekere situatie van veroordeelde, zijn persoonlijk belang boven de uitvoering van de taakstraf en retourneert de zaak.
Ter zitting heeft de officier van justitie aangevoerd dat het spijtig is dat deze zaak is teruggestuurd omdat de taakstraf niet uitvoerbaar bleek. Nu het niet aan de onwil van veroordeelde, maar het aan het behandeltraject bij Almata ligt dat veroordeelde zijn taakstraf nog niet heeft verricht, is de terugmelding onterecht. Veroordeelde gaat nu van een gesloten naar een open setting en is er de mogelijkheid om de taakstraf alsnog uit te voeren. Het had derhalve meer in de rede gelegen om de termijn te verlengen waarbinnen de taakstraf moet worden verricht, maar helaas is omzetting gevraagd.
De officier van justitie heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat de zaak voor onbepaalde tijd moet worden aangehouden, om een stok achter de deur te houden.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard. Dit heeft hij onderbouwd door te stellen dat er geen sprake is van onwil van de zijde van zijn cliënt. De raadsman is het niet eens met het standpunt van de officier van justitie dat zijn cliënt een stok achter de deur nodig heeft. Zijn cliënt heeft immers nog geen kans gekregen om zijn taakstraf uit te voeren.
Subsidiair verzoekt de raadsman om aanhouding van de zaak.
De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde in zijn bezwaar kan worden ontvangen, nu het bezwaarschrift tijdig is ingediend. De rechtbank is tevens van oordeel dat het door veroordeelde ingediende bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard. Uit artikel 22c lid 4 van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat de termijn binnen welke de taakstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen. De rechtbank is van oordeel dat dit uitstel ook zou moeten gelden voor het geval dat iemand door een civiele maatregel van zijn vrijheid is beroofd, zoals in dit geval. Derhalve gaat de termijn pas lopen op het moment dat de veroordeelde in de gelegenheid wordt gesteld om zijn taakstraf uit te voeren en uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat dit moment pas nu is aangebroken. Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat aan de veroordeelde het niet slagen van zijn werkstraf niet kan worden toegerekend. Gelet hierop zal de rechtbank het bezwaarschrift gegrond verklaren.
Gelet op deze beslissing, is de rechtbank van oordeel dat er geen termen aanwezig zijn om de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden.
3 De beslissing.
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van der Meulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 december 2011.
Mr. M.J. Veldhuijzen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.