ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3751

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.994030-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van oplichting, valsheid in geschrift, witwassen en deelname aan een criminele organisatie

In de strafzaak tegen [verdachte], geboren op [1959] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], heeft de Rechtbank Utrecht op 22 december 2011 uitspraak gedaan. De zaak betrof een onderzoek, genaamd Rembrandt, naar vermeende fraude met vastgoedprojecten door medewerkers van [stichting 1], waaronder de directeur [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. De officier van justitie beschuldigde [medeverdachte 1] van valsheid in geschrift en witwassen, waarbij werd gesteld dat de op de eerste vier facturen genoemde werkzaamheden niet waren verricht. De verdediging voerde aan dat er wel degelijk werkzaamheden waren verricht en overhandigde stukken ter ondersteuning van deze claim.

De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat [medeverdachte 1] zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift of witwassen. De rechtbank concludeerde dat de bewijsstukken, waaronder handgeschreven notities, niet voldoende waren om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank sprak [verdachte] vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij leiding had gegeven aan de gepleegde misdrijven. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, met ingang van de dag dat het vonnis onherroepelijk werd.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn als voorzitter, mr. G. Perrick en mr. A. van Maanen, in tegenwoordigheid van griffier mr. E.M. Scheffer. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 november 2011, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank concludeerde dat de tenlastelegging niet kon worden bewezen en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16.994030-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. K.I. Meijering, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 november 2011, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is tweemaal gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
? als leidinggevende samen met anderen valsheid in geschrifte heeft gepleegd (feit 1)
? als leidinggevende samen met anderen gelden heeft witgewassen (feit 2).
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] valsheid in geschrift heeft gepleegd en heeft witgewassen en dat verdachte, zijnde directeur van [medeverdachte 1], hieraan opdracht en feitelijk leiding heeft gegeven. De officier van justitie baseert zich daarbij op diverse bewijsmiddelen, afzonderlijk dan wel in samenhang beschouwd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft op diverse punten verweer gevoerd. In het bijzonder heeft de verdediging op basis van door haar overgelegde stukken toegelicht dat [medeverdachte 1] voor de op de in de tenlastelegging genoemde facturen werkzaamheden heeft verricht en dat verdachte derhalve geen opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan valsheid in geschrift en witwassen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van een verdenking dat medewerkers van de [stichting 1] ([stichting 1]), waaronder haar directeur [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 3] (handelende onder de naam [naam]), zijnde een projectontwikkelaar met als directeur [medeverdachte 4], betrokken zouden zijn bij fraude met vastgoedprojecten, het versturen van valse facturen voor werkzaamheden die niet zijn verricht en het afromen van ten onrechte of teveel betaalde bedragen via constructies met besloten vennootschappen, is door de VROM-IOD een onderzoek genaamd Rembrandt ingesteld. Dit onderzoek richtte zich naast voornoemde directeur van [stichting 1] en van [medeverdachte 2], ook op andere (rechts)personen, waaronder [medeverdachte 1] en haar directeur [verdachte].
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Oost Nederland is [verdachte] sinds de oprichting op 11 juli 2007 directeur en enig aandeelhouder van [medeverdachte 1]. De bedrijfsomschrijving van [medeverdachte 1] luidt: het (doen) uitoefenen van een projectbureau, het verrichten van werkzaamheden gericht op
Projectontwikkeling.
[medeverdachte 1] heeft aan de aan [medeverdachte 4] gelieerde vennootschappen de navolgende facturen gezonden:
- Een factuur d.d. 20-07-2007 van [medeverdachte 1] aan [verdachte] op met [bedrijf 1] met de omschrijving Conform afspraak voor het project te [woonplaats] ter grootte van € 20 000, -.
- Een factuur d.d. 04-04-2008 van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] met de omschrijving Conform afspraak voor het project te [woonplaats] (Conform afspraak voor het project te [woonplaats]) ter grootte van € 17.000,-.
- Een factuur d.d. 20-04-2008 van [medeverdachte 1] aan [verdachte] op met [bedrijf 1] met de omschrijving Conform afspraak voor het project [woonplaats] ter grootte van € 17.000,-.
- Een factuur d.d. 09-01-2009 van [medeverdachte 1] aan [bedrijf 3] met de omschrijving Conform afspraak voor het project te [woonplaats] ter grootte van € 17.000,-.
Deze facturen zijn allen aan [medeverdachte 1] betaald.
Naast de hiervoor genoemde facturen zijn door [medeverdachte 1] op 2 juni 2009 en op 22 januari 2010 ook nog 2 facturen verzonden aan [bedrijf 3]
In totaal werd er middels deze 6 facturen € 101.427,04 gefactureerd door [medeverdachte 1] aan diverse bedrijven die een relatie hebben met [medeverdachte 4].
Door de officier van justitie is gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat de op de eerste vier facturen genoemde werkzaamheden door [medeverdachte 1] zijn verricht. Met betrekking tot de latere twee facturen zijn -zo stelt de officier van justitie- in de administratie van [medeverdachte 1] aanwijzingen gevonden dat daar wel werkzaamheden voor zijn verricht.
Namens [medeverdachte 1] is betoogd dat ook werkzaamheden zijn verricht met betrekking tot de eerste vier (in de tenlastelegging genoemde) facturen. De verdediging heeft daartoe stukken overgelegd, waaronder handgeschreven notities van verdachte. Uit deze stukken zou moeten blijken dat er door [medeverdachte 1] werkzaamheden zijn verricht. Deze stukken zijn voor een deel afkomstig uit de door VROM-IOD inbeslaggenomen stukken die niet zijn toegevoegd aan het strafdossier. Daarnaast heeft de verdediging stukken toegevoegd die deels afkomstig zijn van [medeverdachte 4] en deels van verdachte zelf en die niet in beslag zijn genomen.
Gelet op de aard (bijvoorbeeld handgeschreven notities) en de omvang van deze overgelegde stukken, alsmede gelet op de namens verdachte gegeven toelichting en hetgeen overigens ter zitting is verhandeld kan de rechtbank niet uitsluiten dat er enige werkzaamheden ten grondslag liggen aan de in de tenlastelegging genoemde facturen
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat door [medeverdachte 1] geen werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de op de facturen vermelde vennootschappen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het hem onder feit 1 tenlastegelegde leiding geven aan plegen van valsheid in geschrift.
Met betrekking tot het tenlastegelegde leiding geven aan witwassen overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat bovengenoemde 4 facturen vals zijn opgemaakt en ook overigens is noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting komen vast te staan dat verdachte wist of had moeten weten dat de door [medeverdachte 1] ontvangen gelden een criminele achtergrond hadden.
Nu niet bewezen is dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het witwassen van gelden spreekt de rechtbank verdachte vrij.
5 De beslissing
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de hem onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 december 2011.