RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 755893 UC EXPL 11-8243 MHE
vonnis d.d. 28 december 2011
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.J.F. van Rijswick,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B2B Telecom BV,
gevestigd te Montfoort,
verder ook te noemen B2B Telecom,
gedaagde partij,
procederende bij haar directeur dhr. [directeur].
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 27 juli 2011.
B2B Telecom heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 21 oktober 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. [eiser] is op 19 mei 2008 voor 40 uur per week voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij B2B Telecom. Het indertijd overeengekomen salaris bedraagt € 1.700,00 bruto per vier weken te vermeerderen met 8% vakantiebijslag. De arbeidsovereenkomst bevat geen wijzigingsbeding.
2.2. Uit de door [eiser] overgelegde loonafrekening (productie 2 bij dagvaarding) blijkt dat [eiser] in de periode 29 maart 2010 tot 23 april 2010 een salaris ontving van € 1.800,00 bruto vermeerderd met vakantiebijslag.
2.3. Op 27 mei 2010 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de directie en de werknemers van B2B Telecom, inclusief [eiser]. Van dit overleg is een verslag gemaakt.
De relevante passages van dit verslag worden hieronder aangehaald:
“(...)
[directeur] geeft inzicht in de financiële situatie van de achterliggende 2 jaar door het tonen van een winst en verliesrekening van 2008 en 2009.
Hieruit blijkt dat B2B in 2008 een verlies had van ± 11.000,-- en voor 2009 een verlies van ± 48.500,- (...)
Hiernaast is het niet mogelijk om op dit moment iedereen 40 uur per week declarabel te krijgen. Om aan nieuw werk te komen is zeer lastig daar de markt natuurlijk niet overloopt van opdrachten wat tevens weer inhoud dat er geen mogelijkheid is om de tarieven bij onze huidige klanten te verhogen.
[directeur] geeft aan er echter heilig van overtuigd te zijn dat als we deze tijd doorkomen met elkaar er ooit weer andere tijd aan zal breken en de bedrijven die dan nog bestaan een goede boterham zullen kunnen verdienen. Dit alles betekend wel dat we zeer op onze tellen moeten passen. Bovenstaande kostenbesparingen zullen hieraan zeker bijdragen maar zijn helaas niet voldoende.
Om B2B een financieel zekere basis te geven zullen we (...) de kosten nog verder naar beneden moeten brengen. Daar de grootste kosten bij B2B de loonkosten zijn (zoals jullie in de financiële overzichten hebben kunnen zien) zal ook hierin gesneden moeten gaan worden.
Daarom zullen met ingang van periode 06-2010 alle salarissen worden verlaagd met 10%.
(...)”
2.4. Met ingang van betalingsperiode 5-2010 ontvangt [eiser] een salaris van € 1.620,00 bruto per vier weken.
2.5. Bij brief van 11 oktober 2010 maakt [eiser] aanspraak op een salaris van € 1.800,00 bruto per vier weken en sommeert B2B Telecom tot nabetaling.
3.1. [eiser] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van B2B Telecom tot betaling van:
(i) € 1.980,00 bruto aan achterstallig salaris over de betalingsperiode 6-2010 tot de betalingsperiode 3-2011;
(ii) € 1.800,00 bruto per vier weken vanaf de betalingsperiode 4-2011, zijnde het reguliere salaris, te voldoen op het gebruikelijke tijdstip, te vermeerderen met de vakantietoeslag op het moment dat deze opeisbaar is totdat het dienstverband rechtsgeldig wordt beëindigd;
(iii) € 150,00 (exclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten;
(iv) de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
(v) de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van vijftig procent over de onder (i) en (ii) genoemde posten; en
(vi) de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde van [eiser] en het griffierecht daaronder begrepen.
3.2. Op de onderbouwing van de vordering door [eiser] en het verweer van B2B Telecom wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van dit geschil, nog teruggekomen.
Wijziging met instemming van de werknemer
4.1. Bij een arbeidsovereenkomst is voor een wijziging van de contractuele verhouding instemming nodig van beide partijen. Uitgangspunt is dan ook dat een werkgever zonder voorafgaande instemming van de werknemer geen primaire of secundaire arbeidsvoorwaarden mag wijzigen. Instemming met een contractuele wijziging kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden verleend. Stilzwijgende instemming wordt bij een voor de werknemer nadelige verandering echter niet snel aangenomen. Het volgende acht de kantonrechter van belang.
4.2. De heer [directeur], directeur van B2B Telecom, verder ook te noemen [directeur], heeft op de comparitie na antwoord verklaard dat het in 2.3 aangehaalde verslag een adequate weergave is van de gevoerde werkbespreking. Tijdens deze bespreking is voor het eerst door [directeur] meegedeeld dat met ingang van periode 06-2010 alle salarissen zouden worden verlaagd met tien procent. Tijdens diezelfde bespreking heeft [directeur] de werknemers, waaronder [eiser], middels de winst- en verliesrekening over 2008 en 2009 op de hoogte gebracht van de financiële situatie van B2B Telecom. Uit deze stukken zou blijken, zo stelt B2B Telecom, dat een loonsverlaging noodzakelijk is voor het voortbestaan van B2B Telecom. De werknemers hebben de onderliggende stukken waaruit de financiële situatie van B2B Telecom blijkt niet ingezien voorafgaand of tijdens de werkbespreking. Op de comparitie na antwoord heeft [directeur] tevens verklaard dat [eiser] tijdens de bespreking niet expliciet geprotesteerd heeft tegen de voorgestelde loonsverlaging. [eiser] heeft echter ook niet ingestemd met de loonsverlaging. Uit het onder 2.3 aangehaalde verslag blijkt verder dat de werknemers, waaronder [eiser], geen bedenktijd is gegund.
4.3. De kantonrechter is van oordeel dat uit voornoemde feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat [eiser] ondubbelzinnig heeft ingestemd met de voorgestelde loonsverlaging. In dezen heeft de kantonrechter laten meewegen dat een loonsverlaging een ingrijpend karakter heeft met voor [eiser] nadelige gevolgen en dat niet zonder meer mag worden aangenomen dat een werknemer instemt met een dergelijke loonsverlaging.
Wijzigingsbeding (artikel 7:613 BW)
4.4. Op het uitgangspunt dat geen wijziging van arbeidsvoorwaarden mag plaatsvinden bestaan twee uitzonderingen. In de eerste plaats kan de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:613 BW eenzijdig worden gewijzigd. Uit dit artikel vloeit voort dat de werkgever slechts een beroep kan doen op een eenzijdig wijzigingsbeding indien dat beding schriftelijk is overeengekomen en de werkgever bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Uit de door partijen gesloten arbeidsovereenkomst volgt dat [eiser] en B2B Telecom geen eenzijdig wijzigingsbeding zijn overeengekomen, zodat artikel 7:613 BW niet van toepassing is. Dat andere werknemers kennelijk wel hebben ingestemd met de (collectieve) loonsverlaging doet hier niets aan af.
Eenzijdige wijziging op grond van goed werkgeverschap (7:611 BW)
4.5. De tweede relevante uitzondering op voornoemd uitgangspunt betreft artikel 7:611 BW, waaruit voortvloeit dat goed werkgeverschap en goed werknemerschap eveneens de basis kunnen vormen voor een wijziging van de contractuele verhouding. Bij de beantwoording van de vraag tot welke gevolgen een wijziging van de omstandigheden voor een individuele arbeidsrelatie kan leiden, dient in de eerste plaats te worden onderzocht of de werkgever daarin als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, en of het door hem gedane voorstel redelijk is (HR 11 juli 2008, JAR 2008, 204).
4.6. In het kader van de beoordeling of B2B Telecom als een goed werkgever tot een loonsverlaging had mogen komen, acht de kantonrechter van belang dat in onderhavige casus een (eenzijdige) wijziging van de meest primaire arbeidsvoorwaarde, te weten het loon, in geding is. Een (tijdelijke) loonsverlaging moet in beginsel worden beschouwd als een van de laatste maatregelen voor een werkgever om tot een kostenbesparing te komen. Voor een loonskorting geldt, nog meer dan voor de eenzijdige wijziging van andere (secundaire) arbeidsvoorwaarden, dat het op de weg van de werkgever ligt om een zorgvuldig onderzoek te verrichten naar de noodzakelijkheid van een dergelijke maatregel. Hierbij dient de werkgever met name te onderzoeken of minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn om de nagestreefde kostenbesparing te realiseren.
4.7. Van een dergelijk zorgvuldig onderzoek is in onderhavig geval in het geheel géén sprake. Ter comparitie heeft [directeur] verklaard dat de hoogte van de loonsverlaging min of meer intuïtief is bepaald en hij niet eerst een berekening heeft gemaakt van het effect van de maatregel op het financiële resultaat van de onderneming. Voorts heeft [directeur] geen overleg gevoerd met de accountant van B2B Telecom over de loonsverlaging. Daarnaast heeft B2B Telecom niet onderzocht of niet (ook) andere (kostenbesparende) maatregelen voor handen waren. Dat, zoals [directeur] tijdens de comparitie heeft verklaard, mede dankzij de loonsverlaging, het verlies over 2010 beperkt is gebleven en er over de eerste maanden van 2011 weer winst is gemaakt, maakt het voorgaande niet anders, nu B2B Telecom niet onderbouwd heeft op welke gronden zij de loonsverlaging heeft gebaseerd. Bovendien, zo wordt overwogen, ligt het op de weg van de werkgever om eerst zorgvuldig onderzoek te verrichten naar de te nemen maatregel alvorens de wijziging door te voeren.
4.8. De kantonrechter concludeert dat B2B Telecom vanwege het ontbreken van enig onderzoek niet als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot een (tijdelijke) vermindering van het loon. Reeds op deze grond komt de werkgever geen recht toe om de arbeidsvoorwaarde eenzijdig te wijzigen, zodat verder niet beoordeeld hoeft te worden of het door de werkgever gedane voorstel redelijk is.
Conclusie
4.9. Nu een grondslag voor de loonsverlaging ontbreekt, worden het gevorderde achterstallige salaris van € 1.980,00 bruto en het gevorderde reguliere salaris van € 1.800,00 bruto per maand plus emolumenten toegewezen. Op het toegewezen reguliere salaris dient in mindering te worden gebracht het reeds uitbetaalde salaris over de betreffende betalingsperioden.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10. [eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Daarbij hanteert de kantonrechter conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.11. [eiser] heeft ten aanzien van voormelde criteria voldoende gesteld en onderbouwd om tot toewijzing van het gevorderde te kunnen overgaan. De hoogte van het gevorderde bedrag van € 150,00 is in overeenstemming met de staffel kantonrechters als bedoeld in het rapport Voorwerk II en daarmee - zijnde conform de tarieven volgens welke zodanige kosten gewoonlijk aan opdrachtgevers in rekening worden gebracht - redelijk. De kantonrechter ziet derhalve geen reden tot matiging en wijst het gevorderde bedrag toe.
Wettelijke rente
4.12. De wettelijke rente is onweersproken gelaten en wordt toegewezen.
Wettelijke verhoging
4.13. Omdat B2B Telecom te laat is met de betaling van het (achterstallige) loon heeft [eiser] op grond van artikel 7:625 BW recht op een verhoging over deze bedragen.
De kantonrechter is van oordeel dat onder gegeven omstandigheden een matiging van de wettelijke verhoging tot vijf procent redelijk is. Hierbij wordt overwogen dat de verhoging over de lopende termijnen slechts toewijsbaar is voor het achterstallige salaris en voor het achterstallige salaris dat tot vier dagen vóór de betekening van dit vonnis opeisbaar is.
Proceskosten
4.14. B2B Telecom wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op een bedrag van: € 90,81 (explootkosten) + € 5,00 (informatiekosten) + € 142,00 (vastrecht) + € 300,00 (salaris gemachtigde, gebaseerd op twee punten van € 150,00) = € 537,81.
veroordeelt B2B om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
(i) het achterstallige salaris van € 1.980,00 bruto over de periode 6-2010 tot 3-2011;
(ii) het salaris van € 1.800,00 bruto per vier weken vanaf de betalingsperiode 4-2011 te voldoen op het gebruikelijke tijdstip, te vermeerderen met de vakantietoeslag op het moment dat deze opeisbaar is totdat het dienstverband rechtsgeldig wordt beëindigd, met daarop in mindering gebracht het reeds betaalde salaris over de betreffende betalingsperioden;
(iii) de buitengerechtelijke incassokosten van € 150,00;
(iv) de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de respectieve vervaldata tot de dag der algehele voldoening; en
(v) de wettelijke verhoging van vijf procent over het onder (i) en (ii) genoemde (achterstallig) salaris voor zover het meer dan vier dagen vóór de betekening van dit vonnis opeisbaar is;
veroordeelt B2B Telecom tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 537,81, waarin begrepen € 300,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 december 2011.