ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3012

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600860-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koperdiefstal van paalspoorstaafverbindingen door verdachte in Maarssen

Op 19 december 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte], die op 27 augustus 2011 samen met medeverdachte [medeverdachte] paalspoorstaafverbindingen heeft weggenomen in Maarssen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Prorail B.V. aangifte heeft gedaan van de diefstal van ongeveer tien paalspoorstaafverbindingen, die essentieel zijn voor de veiligheid van het spoorwegnetwerk. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en medeverdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een bewuste samenwerking tussen hen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen de diefstal heeft gepleegd, waarbij ook koperdraden zijn weggenomen, wat heeft geleid tot aanzienlijke materiële schade en verhoogd risico op gevaar voor het treinverkeer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, rekening houdend met zijn jeugdige leeftijd en blanco strafblad, maar ook met de ernst van de feiten en de professionele wijze waarop de diefstal is gepleegd. De rechtbank heeft geen voorwaardelijke straf opgelegd, omdat de verdachte niet de Nederlandse nationaliteit bezit en heeft aangegeven terug te willen keren naar Italië na zijn detentie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600860-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
gedetineerd in de P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem
raadsman mr. F.M.N. Janssen, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander of anderen paalspoorstaafverbindingen heeft weggenomen;
feit 2: samen met een ander of anderen een spoorweg- of elektriciteitswerk heeft vernield;
feit 3: samen met een ander of anderen opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor spoorwegverkeer dan wel dat gevaar aan het spoorwegverkeer aan zijn schuld is te wijten;
feit 4: samen met een ander of anderen koperdraden heeft weggenomen dan wel dit heeft geprobeerd;
feit 5: samen met een ander of anderen een spoorweg- of electriciteitswerk heeft vernield.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten, nu er bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten geen sprake was van medeplegen, maar van medeplichtigheid, hetgeen niet is ten laste gelegd, en dat er ten aanzien van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten het wettig bewijs ontbreekt. Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat het opzet niet bewezen kan worden, ook niet in voorwaardelijke vorm. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman nog aangevoerd dat niet gesproken kan worden van het wegnemen van het goed, nu het koper is aangetroffen bij de spoorbaan en derhalve niet gezegd kan worden dat de dader de feitelijke heerschappij had over het goed, zodat het onder 4 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten:
Op 27 augustus 2011 omstreeks 07.43 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opdracht te gaan naar de Westkanaaldijk te Maarssen, alwaar twee mannen tussen de rijbaan van de Westkanaaldijk en afscheiding van de spoorbaan bezig zouden zijn met koper. Omstreeks 07.46 uur waren de verbalisanten ter plaatse en zagen zij twee mannen staan. Eén van de mannen had een stuk koperdraad vast en liet dit vallen. Achter zijn voet lag een stanleymes. Beide mannen zijn aangehouden. De mannen bleken te zijn [verdachte] en [medeverdachte ].
Op de plek waar de mannen zijn aangehouden stond een donkerblauwe zak met daarin ongestript koper. Om de zak lag een aantal stukken gestript koper. Op de grond bij de zak lagen twee stanleymessen.
Namens Prorail B.V. is er aangifte gedaan door [aangever]. Aangever heeft verklaard dat hij bij het schouwen van het spoor in de richting van station Maarssen zag dat er ongeveer een tiental paalspoorstaafverbindingen (hierna afgekort: PSV’s) weggenomen waren en ook een tiental PSV’s doorgeknipt, maar niet weggenomen waren. Bovendien waren diverse PSV’s uit hun verband getrokken.
Door storingsmedewerker [storingsmedewerker] is op vrijdag 27 augustus 2011 het baanvak Utrecht – Maarssen geschouwd. [storingsmedewerker] heeft verklaard dat hij zag dat het hekwerk was open geknipt en dat bij het eerste bovenleidingportaal koperen kabels waren weggenomen. [storingsmedewerker] constateerde hierop dat bij de 20 daaropvolgende bovenleidingportalen de koperen kabels waren weggenomen. Ook op het andere spoor waren diverse kabels doorgeknipt, maar niet weggenomen.
[storingsmedewerker] heeft verklaard dat de koperen kabels dienen voor het afvoeren van blikseminslag. Als de koperen kabels er niet zitten, kan er bij blikseminslag veel schade ontstaan aan de railinfrastructuur, zoals defecte relaiskasten. [storingsmedewerker] verklaarde dat als de relaiskasten niet functioneren er ook geen treinverkeer mogelijk is.
Uit het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse Rail blijkt, dat de elektrische stroom die door de trein van de bovenleiding wordt afgenomen en die de motoren van de trein aandrijft, via de rails retour stroomt naar het onderstation. Er staat een spanning van 1500 tot 1800V op de bovenleiding. Door een defect in het 1500V-tractieenergievoorzienings-systeem kan een metalen object in de directe omgeving van het spoor de tractiespanning van 1500-1800 volt gaan voeren. Om levensgevaarlijke situaties te voorkomen moeten dergelijke objecten met de retourleiding van het tractie-energie-voorzieningssysteem worden verbonden via een zogenaamde paalspoorstaafverbinding. Deze zorgt voor het ontstaan van een voldoende hoge kortsluitstroom indien een object door een fout 1500 Volt gaat voeren. Door het tijdig aanspreken van de kortsluitbeveiliging zal de aanraakspanning voor de mens tot een veilige waarde beperkt blijven en zal er geen grote schade ontstaan aan het tractie-energievoorzieningssysteem.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 augustus 2011 samen met medeverdachte [medeverdachte ] paalspoorstaafverbindingen heeft weggenomen.
Medeplegen of medeplichtigheid?
De raadsman heeft aangevoerd dat er ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet gezegd kan worden dat verdachte als medepleger aan deze feiten heeft deelgenomen, maar ‘slechts’ als medeplichtige, hetgeen niet is tenlastegelegd.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman, gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte ]. Deze heeft bij de politie verklaard dat verdachte [verdachte] de taak had om de draden weer recht te buigen. Medeverdachte [medeverdachte ] zou dan met een mesje het koper eruit snijden. Ook zouden de verdiensten samen gedeeld worden. Deze taakverdeling en het delen van de opbrengst duidt op een bewuste en nauwe samenwerking van beide verdachten. Dat medeverdachte [medeverdachte ] meer kennis van zaken over elektra en de uitvoering van het delict zou hebben dan verdachte doet hier niet aan af.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander paalspoorstaafverbindingen heeft weggenomen op 27 augustus 2011 in Maarssen en dat zij hierbij het spoorwegwerk hebben beschadigd.
Ten aanzien van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten:
Namens Prorail B.V. is aangifte gedaan door [aangever 2]. [aangever 2] is werkzaam als senior monteur seinwezen. Hij kreeg op 26 augustus 2011 om 02.15 uur ’s nachts melding dat er ten onrechte een bezet spoor zou zijn bij Driebergen. Ter plaatse zag hij dat ter hoogte van wissel 91 een kabel naast het spoor lag en dat het laatste eind van de kabel half over het spoor lag. Ter plaatse is voorts een zwarte fietstas gevonden met blauwe rubberen handschoenen erin en vlak daarnaast een rol kabel van circa 45 meter. Door het wegknippen van het koper was de nabijgelegen overweg gesloten.
Het gevaar ontstaat dat, wanneer de overweg lange tijd gesloten blijft, mensen tussen de overweg (de rechtbank begrijpt: over de overweg, tussen de spoorbomen) door kunnen rijden. Omdat de kabel weggeknipt was kon de wissel niet meer bediend worden. Achteraf heeft [aangever 2] geconstateerd dat de automatische trein beïnvloeding niet goed functioneerde.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] blijkt dat naar aanleiding van een melding omstreeks 04.06 uur verbalisanten naar portaal 46-3 binnen de gemeente Zeist zijn gegaan, waar een langsverbindingsdraad was doorgehaald.
Later die nacht is een nader onderzoek ingesteld langs het spoor bij portaal 45.27 in de gemeente Zeist. Medewerkers van VolkerRail hadden daar, naar omstreeks 05.15 uur aan verbalisanten gemeld werd, nog meer spullen aangetroffen. Verbalisant zag op en rond de paalvoet van portaal 45.27 twee dubbele fietstassen staan alsmede een witte schoudertas, een donkerkleurige jas en een zwart linnen tasje/rugzakje. In de blauwe fietstas zat opgerold koperdraad (langsverbindingsdraad). In de grijze fietstas zat opgerold koperdraad en een stuk paalspoorstaafverbinding. In de jas zat een portemonnee. In de aangetroffen portemonnee zat een Italiaans rijbewijs op naam van [verdachte] en een identiteitsbewijs op naam van [verdachte].
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte ook de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, nu sprake is van een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt met de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Hierbij stelt de rechtbank vast dat niet alleen de aard van de weggenomen goederen (telkens tot het spoorwegwerk behorend koper, in Maarsen paalstaafspoorverbindingen, in Zeist mede een paalstaafspoorverbinding) en ook de locatie (het spoor, beide locaties in de provincie Utrecht) overeenkomt, maar ook de gebruikte gereedschappen en het feit dat fietstassen gereedlagen voor vervoer van het gestolene. Bovendien vond het feit in Maarssen plaats aan het eind van de nacht die volgde op de nacht waarin het feit in Zeist plaatsvond.
De identiteitsbewijzen van verdachte zijn aangetroffen op de plaats delict van de feiten 3, 4 en 5, kort nadat de koperdiefstal een storingsmelding veroorzaakte, en direct naast fietstassen waarin zich van het spoorwegnetwerk verwijderd koperdraad bevond.
Dat wijst erop dat de verdachte bij deze feiten betrokken is.
Verdachte heeft als verklaring voor het aantreffen van zijn identiteitsbewijzen gegeven dat zijn spullen, terwijl hij ergens op een bankje bij station Driebergen sliep, zijn weggenomen door iemand.
Verdachte heeft, naar hij op de terechtzitting aanvankelijk verklaart, hiervan op de dag van de vermissing, 25 augustus 2011 aangifte gedaan op het politiebureau.
Nadat hem is voorgehouden dat uit een proces-verbaal blijkt dat op 26 augustus 2011 na 15.00 uur 2 manspersonen aan de balie van het politiebureau Zeist zijn geweest die zeiden dat ze van Italiaanse afkomst waren en dat hun tassen met persoonlijke goederen kwijt waren geraakt, heeft de verdachte verklaard dat hij zich heeft gemeld aan het politiebureau op 25 of 26 augustus 2011.
De rechtbank verwerpt het verweer en de verklaring van de verdachte.
Voor zover de verdachte verklaart dat de spullen zijn gestolen op 25 augustus en dat hij diezelfde dag aangifte heeft gedaan (zoals hij ook bij de politie heeft verklaard) wordt dit reeds weerlegd door het proces-verbaal dat inhoudt dat de vermissing wordt gemeld op 26 augustus 2011.
Voor zover de verdachte beoogt te stellen dat de identiteitsbewijzen zijn gestolen op donderdag 25 augustus 2011 (in ieder geval vóór de koperdiefstal op 26 augustus omstreeks 02.15 uur een storingsmelding veroorzaakte) en dat hij daarvoor eerst op 26 augustus 2011 tegen de avond naar het politiebureau in Zeist is gegaan stelt de rechtbank dit terzijde.
Het is té onwaarschijnlijk dat
-de verdachte zich (naar zijn zeggen mede door drugsgebruik) niet meer kan herinneren hoe hij vanuit Amsterdam in Zeist terecht kwam en niet weet hoe de diefstal en/of vermissing van zijn spullen heeft plaatsgevonden, maar dat hij er wel in is geslaagd de - voor die reis
blijkens algemene bekendheid benodigde - treinoverstap te realiseren,
-én dat hij bestolen is op een bankje in de nabijheid van het station Zeist, door iemand die eenzelfde illegale bron van inkomsten kiest als verdachte zelf daags daarna in Maarssen (te weten koperdiefstal van spoorwegwerken)
-én dat hij nadien nog bijna een etmaal op/bij dat bankje heeft doorgebracht voor hij zich tot de politie wendde.
De rechtbank heeft bij de bewezenverklaring van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bewezen geacht dat de feiten zijn gepleegd in het arrondissement Utrecht, nu de plaats enigszins onduidelijk is gebleven uit het dossier. In de aangifte wordt gesproken over de plaats Driebergen en in het proces-verbaal van bevindingen wordt gesproken over gemeente Zeist.
Ten laste is gelegd dat de feiten 3, 4 en 5 op of omstreeks 25 augustus 2011 zijn gepleegd. Nu deze op 26 augustus 2011 zijn gepleegd zal de rechtbank bewezen verklaren dat de pleegdatum omstreeks 25 augustus 2011 is.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, nu op de plaats delict ongeveer 100 kilo koper klaar stond, tezamen met 3 dubbele fietstassen. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de feiten niet in zijn eentje heeft gepleegd. Daarnaast heeft verdachte, ook ter terechtzitting, nog verklaard helemaal geen verstand te hebben gehad van elektriciteit, zodat het niet goed voorstelbaar lijkt dat verdachte een dergelijke risicovolle operatie in zijn eentje zonder enige kennis zou uitvoeren.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit aangegeven dat er geen sprake was van een voltooid delict, nu het koper is aangetroffen bij de spoorbaan en er derhalve niet gesproken kan worden van wegnemen.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman, nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank, op het moment van het losknippen van de kabel, deze kabel in zijn macht heeft gebracht en hij hierover vanaf dat moment dus de feitelijke heerschappij had.
Voorts is er naar het oordeel van de raadsman geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, bij het onder 3 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank verwerpt ook dit verweer van de raadsman, nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van voorwaardelijk opzet op het veroorzaken van gevaar. Verdachte en zijn mededader(s) hebben door aldus te handelen de aanmerkelijke kans dat er gevaar zou ontstaan willens en wetens aanvaard.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 27 augustus 2011 te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen tien paalspoorstaafverbindingen, toebehorende aan Prorail B.V.;
2.
op 27 augustus 2011 te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander, een spoorwegwerk, welk werk ten algemenen nutte gebezigd wordt,
opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd en onbruikbaar en onklaar heeft gemaakt, immers hebben hij en/of zijn mededader paalspoorstaafverbindingen (welke verbindingen onderdeel uitmaken van dat spoorwegwerk) weggenomen en/of doorgeknipt en/of losgerukt;
3.
Primair
omstreeks 25 augustus 2011 in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer
door mechanische kracht over een spoorweg, immers heeft/hebben verdachte en/of
zijn mededader(s) opzettelijk koperdraad weggeknipt waardoor de nabij gelegen
overweg is gesloten, waardoor het gevaar ontstaat dat automobilisten tussen
de versperring van de overweg (door)rijden;
4.
omstreeks 25 augustus 2011 in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen koperdraden, toebehorende aan Prorail B.V.;
5.
omstreeks 25 augustus 2011 in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een spoorwegwerk, welk werk ten algemenen nutte gebezigd wordt, opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield en/of beschadigd en/of
onklaar gemaakt, immers heeft en/of hebben hij en/of zijn mededader(s) paalspoorstaafverbinding en (andere) koperdraden (welke verbindingen en koperdraden onderdeel uitmaken van dat spoorwegwerk) weggenomen en/of doorgeknipt en/of losgemaakt en/of losgerukt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de onder 1 en 4 primair ten laste gelegde feiten:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten:
telkens: spoorwegwerken, welke werken ten algemene nutte gebezigd worden opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen en onbruikbaar maken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:
opzettelijk gevaar veroorzaken voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachte(n), onder meer schuldig gemaakt aan het wegnemen van paalspoorstaafverbindingen en koperdraden. Hierdoor is grote materiële schade veroorzaakt, die vele malen hoger is dan de waarde van het koper. Het ging hierbij om koper, dat onderdeel uitmaakte van het spoorwegnetwerk, dat als gevolg van die diefstallen is beschadigd. Hierdoor is het risico op schade door blikseminslag in de railinfrastructuur verhoogd en het risico van aanrijdingen tussen personen en het treinverkeer veroorzaakt. Dergelijke diefstallen veroorzaken, om die reden, veel maatschappelijke onrust.
Verdachte heeft geen oog gehad voor het feit dat deze paalspoorstaafverbindingen en koperdraden een beveiliging bieden voor de spoorweg. Het door diefstal beschadigen van het spoorwegnetwerk door het wegnemen van paalspoorstaafverbindingen kan grote schade teweeg brengen bij eventuele blikseminslag en zelfs levensgevaar opleveren wanneer, bij blikseminslag of door enig defect, een portaal onder spanning komt te staan.
Zoals bewezenverklaard onder 3 is ook koperdraad weggenomen waardoor direct gevaar ontstond.
Dit heeft verdachte en zijn medeverdachte(n) er niet van weerhouden de diefstallen te plegen. Hij heeft enkel aan eigen financieel gewin gedacht.
Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat er op een zeer professionele wijze en met groot gemak door verdachte en zijn medeverdachte(n), bij gebrek aan geld, is overgegaan tot het plegen van deze strafbare feiten. Ze waren voorzien van de benodigde gereedschappen en tassen en hadden -naar medeverdachte [medeverdachte ] heeft verklaard- ook op voorhand reeds een afnemer voor het koper. Dit getuigt van een gedegen voorbereiding en een vooropgezet plan. Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank ook mee, dat het tijdsverloop tussen de feiten, gepleegd bij het station Driebergen-Zeist en die in Maarssen slechts ruim 24 uur tijd bedraagt. Het illustreert het brutale karakter van de strafbare feiten.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, bijzonder ernstig.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met het blanco strafblad van verdachte en zijn jeugdige leeftijd. Bovendien heeft de rechtbank niet de indruk dat verdachte de initiatiefnemer tot het plegen van de strafbare feiten was.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet geen reden een gedeelte van deze straf voorwaardelijk op te leggen aan verdachte, nu verdachte niet de Nederlandse nationaliteit bezit en verdachte heeft aangegeven terug te willen keren naar Italië na afloop van zijn detentie.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 164, 311, 351 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2011.
Mr. Veldhuijzen is buiten staat mede te ondertekenen.