ECLI:NL:RBUTR:2011:BV2636
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn
- H.A. Brouwer
- M.H.L. Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Mishandeling van levensgezel met eerdere veroordelingen en psychische problematiek
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 25 juli 2011, stond de verdachte terecht voor mishandeling van zijn levensgezellin. De aangeefster verklaarde dat zij vanaf februari 2011 weer een relatie had met de verdachte. Op 24 maart 2011 zou de verdachte haar met een tas tegen het hoofd hebben gegooid, wat leidde tot een bult op haar achterhoofd. Op 26 maart 2011, na een ruzie over de relatie, zou de verdachte haar meerdere keren hebben geslagen, haar bij de keel hebben gegrepen en haar aan haar haren hebben getrokken. De aangeefster liep hierdoor verwondingen op en zocht hulp bij haar buurman, die haar bebloed en angstig aantrof. De huisarts bevestigde de verwondingen, waaronder schaafwonden en bloeduitstortingen.
De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de tas tegen het hoofd van de aangeefster heeft gegooid, maar ontkende de mishandeling. Een psychiater concludeerde dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens, ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, en adviseerde hem als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling, maar niet aan het primair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 maanden op, met aftrek van voorarrest, en wees een schadevergoeding van € 365,50 toe aan de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, wat leidde tot de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen. De rechtbank besloot ook de proeftijd te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen, waarbij de verdachte zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie moest overwegen.