[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te Nieuwegein, PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein
raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 januari 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
samen met een ander opzettelijk:
- acht bankbiljetten van €50,-,
- drie bankbiljetten van €100,- en
- een pakketje van 24 bankbiljetten van €50,- en 50 bankbiljetten van €100,-
voorhanden had, waarvan verdachte toen hij die bankbiljetten ontving wist dat ze vals waren, met als doel die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven;
feit 2:
opzettelijk een bankbiljet van €50,- heeft uitgegeven als echt en onvervalst, waarvan verdachte, toen hij dat bankbiljet ontving, wist dat het vals was.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in haar vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij een paar valse bankbiljetten van verdachte had gekregen om drugs van te kopen, de aangifte en de verklaring van getuige [getuige].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Ten aanzien van feit 1.
Verdachte was niet op de hoogte van de aanwezigheid van het valse geld onder de auto. Alleen medeverdachte [medeverdachte] is korte tijd uit het zicht van de politie geweest zodat hij kennelijk de mogelijkheid heeft gezien het valse geld onder de auto te gooien. Uit het proces-verbaal van politie blijkt ook dat [medeverdachte], nadat de politie het pakketje had opgemerkt, zei dat ‘het vals geld was en dat het niets bijzonders was’. De bij de politie afgelegde verklaring van [medeverdachte], inhoudende dat verdachte tegen hem had gezegd dat hij het geld onder de auto had gestopt is ongeloofwaardig, omdat de agenten deze opmerking dan ook gehoord zouden moeten hebben. Verdachte wist ook niet dat [medeverdachte] in het bezit was van vals geld.
Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, zodat medeplegen van dit feit niet bewezen kan worden. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2.
Verdachte wist op het moment dat hij het biljet van €50,- uitgaf niet dat het om een vals bankbiljet ging. Hij had het biljet kort daarvoor van medeverdachte [medeverdachte] ontvangen. Ook de getuige [getuige], die het biljet aanpakte, had niet direct door dat het vals geld was. Er is dan ook geen sprake van opzet, ook niet in de voorwaardelijke vorm, zodat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van beide feiten
Op 8 november 2011 rond 21.44 uur was medewerker [getuige] in de pizzeria aan de [adres] te Utrecht een klant aan het helpen. Er kwam een man binnen, die even tussendoor geholpen wilde worden. Die man gaf aan dat hij geld wilde wisselen voor de automaat. Omdat hij nogal onrustig was, hielp de medewerker hem tussen de andere klanten door. De man gaf een biljet van €50,- en de medewerker wisselde dit voor twee biljetten van €20,- en 5 munten van €2,-. De man liep naar de automaat, keek er even naar en liep vervolgens de pizzeria uit. De medewerker vond dit vreemd en keek nogmaals naar het bankbiljet van €50,- en zag dat het biljet nep was. Hij ging met dit biljet naar de bedrijfsleider en liet het hem zien. De bedrijfsleider bekeek het biljet en zag dat de echtheidskenmerken van een biljet van €50,-- ontbraken. De bedrijfsleider en de medewerker renden naar buiten, op zoek naar de man. Ze hoorden plotseling in een parkeervak iets verderop een auto starten en zagen een Renault Clio heel hard zonder licht uit het vak komen rijden, in hun richting. Toen de auto vlak langs medewerker [getuige] reed, sloeg die [getuige] hard op de ruit aan de bestuurderszijde. De auto reed echter door. [getuige] zag dat de bestuurder van deze auto dezelfde persoon was als die hem het valse biljet had gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij op 8 november 2011 in de pizzeria aan de [adres] een biljet van €50,- heeft gewisseld.