ECLI:NL:RBUTR:2011:BV2357

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600656-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 29 december 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf aan de veroordeelde, die was veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden, waaronder opname bij Exodus en deelname aan een reclasseringsprogramma. De officier van justitie had de rechtbank verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging geheel toe te wijzen, omdat de veroordeelde niet bereid was om de opgelegde voorwaarden na te leven. De verdediging pleitte voor omzetting van de gevangenisstraf in een werkstraf, onder verwijzing naar de hulp die de veroordeelde ontving van de maatschappelijke dienstverlening en zijn aanmelding voor schuldhulpverlening. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering tot tenuitvoerlegging volledig moest worden toegewezen, omdat de veroordeelde vanaf het begin van het toezicht niet bereid was om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank benadrukte dat het niet aan de veroordeelde was om te bepalen of hij zich aan de voorwaarden hield, en dat de ernst van de feiten en de eerdere motivatie van de veroordeelde om aan zichzelf te werken, in aanmerking moesten worden genomen. De rechtbank gelastte dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden ten uitvoer zou worden gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/600656-10
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [1975],
wonende aan de [adres], [woonplaats],
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht d.d. 20 december 2010;
- het bericht voortijdige negatieve beëindiging van Reclassering Nederland d.d. 17 oktober
2011;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 9 november 2011;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort.
2 De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat veroordeelde:
- zal verblijven bij Exodus Stoel Drenthe of een soortgelijke instelling,
- deelneemt aan het Exodusprogramma of het programma van een soortgelijke instelling waar hij verblijft,
- verplicht is zich te melden bij de Reclassering,
- een ambulante behandeling of nabehandeling volgt bij een instelling voor verslavingszorg, alsmede
- op geen enkele wijze contact zal hebben of zoeken met mevrouw [A] zolang de reclassering en/of Exodus Stoel Drenthe dat nodig acht.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 3 januari 2011.
Blijkens inlichtingen van de Reclassering van 17 oktober 2011 heeft veroordeelde zich niet gehouden aan voornoemde bijzondere voorwaarden. De reclassering meldt dat veroordeelde niet opgenomen wil worden bij Exodus, dat hij inmiddels weer samenwoont met mevrouw [A], dat hij behandeling niet nodig vindt en dat hij daar ook niet mee is begonnen. De reclassering geeft aan dat zij veroordeelde ruimte en tijd heeft gegeven om zich te motiveren alsnog aan de bijzondere voorwaarden te voldoen. Er is benadrukt dat er een verplichting tot opname bestaat. Desondanks blijft veroordeelde bij zijn besluit zich niet te laten opnemen bij Exodus.
Het toezicht is, aldus de reclassering, onuitvoerbaar.
Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij niet opgenomen wil worden bij Exodus. Hij verklaart dat hij het contactverbod met mevrouw [A] en het toezicht door de reclassering “onzin” vindt. Hij krijgt hulp van de maatschappelijke dienstverlening voor zijn financiële problemen en de wijkagent houdt, aldus veroordeelde, een oogje in het zeil.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging geheel toe te wijzen. Ter onderbouwing hiervan heeft zij gesteld dat bij het vonnis van 20 december 2010 opgelegde bijzondere voorwaarden zijn opgelegd om recidive te voorkomen. Het is niet aan veroordeelde om te bepalen of hij zich daar wel of niet aan deze voorwaarden houdt.
De verdediging heeft bepleit om, mocht de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toewijzen, de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf. Ter onderbouwing hiervan heeft de verdediging er op gewezen dat veroordeelde inmiddels geholpen wordt door de maatschappelijke dienstverlening, dat er een traject loopt om hem weer aan werk te helpen en dat veroordeelde is aangemeld voor schuldhulpverlening.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging geheel dient te worden toegewezen. Bij dit oordeel neemt zij in aanmerking dat uit het vonnis van 20 december 2010 blijkt dat, gelet op de bewezenverklaarde feiten, een relatief “milde” straf is gevorderd en opgelegd aan veroordeelde. Bij de oplegging van de straf heeft de door hem getoonde motivatie om aan zichzelf te werken een rol gespeeld en is een voorwaardelijke gevangenisstraf met de voornoemde bijzondere voorwaarden opgelegd.
Veroordeelde is echter vrijwel vanaf het begin van het toezicht (4 januari 2011) in het geheel niet bereid gebleken om ook maar één van de bijzondere voorwaarden na te leven, zijn motivatie om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden is nihil. Ter terechtzitting heeft veroordeelde dat nogmaals expliciet bevestigd. Hij heeft wel gesteld praktische hulp te aanvaarden die hij op andere manier aan het organiseren is. Het is echter niet aan de veroordeelde om te bepalen of en op welke wijze hij opgelegde bijzondere voorwaarden naleeft. Dit geldt temeer nu de rechtbank het bij de strafoplegging kennelijk van belang heeft geacht dat verdachte aan zichzelf zou werken, mede gelet op de ernst van het begane feit.
Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank de tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank ziet in voornoemde omstandigheden geen enkele aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
3 De beslissing.
De rechtbank gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden die bij vonnis d.d. 20 december 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600656 ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A.E. Somsen en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J.C.J. Evers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 december 2011.
Mr. R.G.A. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.