ECLI:NL:RBUTR:2011:BV2351
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing op vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 29 december 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf die eerder was opgelegd aan de verdachte. De verdachte was bij vonnis van 21 juni 2011 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De reclassering had aangegeven dat de verdachte zich niet aan deze voorwaarden hield, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.
Tijdens de zitting bevestigde de verdachte dat hij de voorwaarden had overtreden, waaronder het gebruik van verdovende middelen en het niet naleven van het contactverbod. De verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat de verdachte niet begrijpt waarom hij de voorwaarden moet naleven en dat er meer uitleg vanuit de reclassering nodig is. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte herhaaldelijk de voorwaarden had geschonden en dat er geen reden was om aan te nemen dat hij in de toekomst beter zou voldoen aan de voorwaarden.
De rechtbank besloot uiteindelijk de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en gelastte dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden ten uitvoer zou worden gelegd. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken. De rechtbank benadrukte dat de verdachte ondanks herhaalde waarschuwingen van de reclassering niet had meegewerkt aan de begeleiding en dat er geen vertrouwen was in zijn bereidheid om zich aan de voorwaarden te houden.