ECLI:NL:RBUTR:2011:BV2175
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.E. Kruijff-Bronsing
- J.P. Killian
- T. Reichardt
- Rechtspraak.nl
Verduistering in dienstbetrekking bij Texaco met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1965 en werkzaam als eerste kassier bij Texaco, werd beschuldigd van het verduisteren van verschillende geldbedragen, in totaal ongeveer € 68.795,--, in de periode van 24 augustus 2005 tot en met 8 juli 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende deze periode geldbedragen heeft weggenomen die toebehoorden aan D.G.V. Exploitatie B.V., de exploitant van het tankstation. De officier van justitie achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging betwistte dat de verdachte samen met een ander had gehandeld en stelde dat niet kon worden vastgesteld hoe hoog het weggenomen bedrag was.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig beoordeeld, vooral omdat hij tijdens zijn verhoren bij de politie had erkend verantwoordelijk te zijn voor het wegnemen van het geldbedrag. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verduistering en dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn functie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een werkstraf van 180 uur, die vervangen kan worden door 90 dagen hechtenis indien de verdachte deze straf niet naar behoren verricht.
De benadeelde partij, B.V. Benzinestations Exploitatie Maatschappij (B.E.M.), vorderde een schadevergoeding van € 168.390,85, maar de rechtbank verklaarde deze partij niet-ontvankelijk in haar vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit.