ECLI:NL:RBUTR:2011:BV1622

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600887-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en bedreiging binnen het gezin met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 28 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote en kinderen heeft mishandeld en bedreigd. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder mishandeling van zijn echtgenote op 29 augustus 2011, waarbij hij haar met een stoel tegen de benen sloeg en haar ook op andere manieren fysiek heeft aangevallen. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag zijn dochter bedreigd met de dood, en op 7 september 2011 heeft hij zowel zijn adoptiefdochter als zijn echtgenote bedreigd met ernstige gevolgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mishandeling en bedreigingen wettig en overtuigend bewezen zijn, en heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit van poging tot zware mishandeling, omdat de kans op zwaar lichamelijk letsel niet aanmerkelijk was.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. Huiselijk geweld, vooral in het bijzijn van kinderen, heeft niet alleen gevolgen voor de slachtoffers, maar ook voor de maatschappij. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 7 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat hij een locatieverbod krijgt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak van bescherming voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600887-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring Nieuwegein.
raadsvrouw mr. A.M.C. le Loux, advocaat te Amersfoort
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: op 29 augustus 2011 heeft geprobeerd om aan zijn echtgenote [echtgenote] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een stoel tegen haar benen te slaan;
Feit 1 subsidiair: op 29 augustus 2011 zijn echtgenote [echtgenote] heeft mishandeld door met een stoel tegen haar benen te slaan en door tegen haar buik, hoofd en lichaam te slaan en te schoppen;
Feit 2: op 7 september 2011 [adoptiefdochter] heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar zou vermoorden als ze gelogen had;
Feit 3: op 29 augustus [dochter] heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar zou vermoorden als ze iets had doorverteld;
Feit 4: op 29 augustus 2011 zijn echtgenote [echtgenote] heeft bedreigd door te zeggen “Dit is de laatste dag dat je leeft”.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder feit 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van al de verdachte ten laste gelegde feiten en dat derhalve voor alle ten laste gelegde feiten vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Uit het dossier volgt niet dat de verwondingen bij de echtgenote van verdachte zijn ontstaan uit mishandeling door verdachte. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van [adoptiefdochter] niet erg betrouwbaar zijn en inconsistenties vertonen met de verklaringen van haar moeder [echtgenote]. [adoptiefdochter] heeft veel meegemaakt en is wellicht gewoon een opstandige tiener. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat het onder feit 3 tenlastegelegde ongeloofwaardig is. Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het hieronder weergegeven bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote [echtgenote] op 29 augustus 2011 heeft mishandeld, op dezelfde datum zijn dochter [dochter] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en op 7 september 2011 zowel zijn adoptiefdochter [adoptiefdochter] als zijn echtgenote [echtgenote] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Bewijs
Op 29 augustus 2011 hebben verdachte en zijn echtgenote [echtgenote] een woordenwisseling, waarna verdachte zijn echtgenote slaat en duwt. Verdachte slaat zijn echtgenote [echtgenote] met een stoel op haar been. Ook raakt verdachte haar hoofd, armen en rug, schopt hij aangeefster in haar onderbuik en verscheurt haar kleding. Vervolgens pakt verdachte een fitnessgewicht dat hij boven aangeefster houdt waarna hij tegen haar zegt: “Dit is de laatste dag dat je leeft”. Even later komt [dochter], dochter van verdachte en aangeefster, thuis en verdachte zegt dan tegen haar dat hij haar moeder heeft geslagen. Hij zegt ook: “Kijk maar”. [dochter] ziet dan dat de kleding van haar moeder, aangeefster, verscheurd is en zij verstopt de kleding. Even later zegt verdachte tegen [dochter] dat ze aan niemand mag vertellen dat het voorgaande gebeurd is en dat als hij merkt dat ze het doorvertelt, hij haar zal vermoorden. Dit maakt [dochter] bang.
Op 30 augustus 2011 gaat aangeefster [echtgenote] met haar dochters [adoptiefdochter] en [dochter] naar de huisarts, die dan het volgende uitwendige letsel waarneemt: flinke bloeduitstortingen op beide ellebogen, blauwe plekken op de kuiten, pijnlijke borstkas aan de linker kant bij aanraking. [adoptiefdochter] en [dochter] vertellen de huisarts dat hun moeder door hun vader, zijnde verdachte, is geslagen. De mishandeling heeft bij aangeefster veel pijn veroorzaakt.
Op 7 september 2011 omstreeks 20:00 uur zegt verdachte zegt tegen [adoptiefdochter], zijn oudste (adoptief)dochter, dat hij met haar mee gaat naar haar basketbaltraining om te controleren of zij echt basketbaltraining heeft en zegt daarbij dat als dit niet het geval blijkt te zijn, hij haar zal vermoorden. Hierdoor is [adoptiefdochter] bang. Hierop waarschuwt aangeefster de buurman, [buurman]. Op dezelfde dag omstreeks 20:15 uur staan aangeefster en twee van haar kinderen bij [buurman] voor de deur. Later zijn er nog twee kinderen bijgekomen. [buurman] ziet dat ze trillend, ineengedoken staan, dat ze aan het huilen zijn en dat ze overstuur en bang zijn.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] begeven zich op 7 september 2011 naar de [adres] te [woonplaats]. De bewoner van [adres] te [woonplaats] laat de verbalisanten binnen, alwaar zij aangeefster, zijnde [echtgenote], in elkaar gedoken op de bank zien zitten en verschrikt op zien kijken wanneer de verbalisanten de kamer in lopen. De buurvrouw van aangeefster heeft een arm om een dochter van aangeefster heengeslagen en zegt zachtjes tegen haar dat alles goed komt. Verschillende kinderen die op de bank zitten zeggen bang te zijn om naar huis, naar hun vader, te gaan omdat hun vader heeft gezegd dat hij hen zou vermoorden.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft gepleegd. De kans dat iemand die met een stoel tegen zijn benen wordt geslagen, zwaar lichamelijk letsel oploopt is niet aanmerkelijk. Niet geheel ondenkbaar is dat iemand die met een stoel tegen zijn benen wordt geslagen hiervan zwaar lichamelijk letsel bekomt. In de onderhavige zaak is echter niet gebleken dat de omstandigheden zodanig waren dat deze kans als aanmerkelijk moet worden beschouwd. Dit maakt dat niet bewezen kan worden dat er sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dientengevolge zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van feit 2
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen van [adoptiefdochter] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet tot het bewijs mogen worden gebezigd, oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet geen aanwijzingen voor het standpunt van de verdediging dat de verklaringen van [adoptiefdochter] ten aanzien van de tenlastegelegde feiten en de rol van verdachte hierin als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Deze verklaringen vinden steun in de overige bewijsmiddelen. Op ondergeschikte punten zijn er wellicht enkele inconsistenties, zoals de raadsvrouw opmerkt, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat die de verklaringen onbetrouwbaar maken. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
op 29 augustus 2011 in de gemeente [woonplaats], opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [echtgenote] met een stoel tegen de benen heeft geslagen, en tegen de buik heeft geschopt en tegen het hoofd en het lichaam heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [echtgenote] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 07 september 2011 te [woonplaats][adoptiefdochter] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [adoptiefdochter] gezegd dat als zij had gelogen, hij haar die dag zou vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 29 augustus 2011 in de gemeente [woonplaats], [dochter] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [dochter] gezegd dat als hij zou merken dat zij het doorverteld had, hij haar zou vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 29 augustus 2011 te [woonplaats], zijn echtgenote [echtgenote] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [echtgenote] gezegd: "Dit is de laatste dag dat je leeft", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 subsidiair: mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote;
Feit 2, 3 en 4, telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact waaronder een meldingsgebod, een behandelverplichting en een contactverbod.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht een vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Indien de rechtbank een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest onvoldoende acht, is door de raadsvrouw verzocht hier een korte straf in voorwaardelijke vorm aan toe te voegen. Verdachte heeft zelf aangegeven zich te houden aan eventuele voorwaarden van een reclasseringstoezicht en een contactverbod. Verdachte wenst zijn behandeling bij Stichting Centrum ‘45 voort te zetten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote, alsmede aan bedreiging van zijn dochter en adoptiefdochter. Huiselijk geweld, met name op de wijze zoals dat door verdachte is gepleegd, is zeer ernstig. De lichamelijke integriteit van de echtgenote van verdachte is op ernstige en indringende wijze aangetast door verdachte. Verdachte heeft bovendien het veiligheidsgevoel van de slachtoffers in de huiselijke omgeving aangetast, terwijl men zich juist in de eigen woonomgeving veilig dient te voelen. Het is feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daar nog lange tijd gevolgen, zoals psychische problemen en gevoelens van angst en onveiligheid, van kunnen ondervinden. Huiselijk geweld heeft bovendien, zeker wanneer dit kinderen betreft of in het bijzijn van kinderen gebeurt, een maatschappelijk effect. Dergelijk geweld veroorzaakt maatschappelijke verontwaardiging, ook omdat dit strijdig is met de bescherming die een gezin behoort te bieden.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld;
- een de verdachte betreffende Pro Justitia rapportage van psychiatrisch onderzoek d.d. 14 november 2011, opgemaakt door R. Jansen, psychiater, waaruit blijkt dat er bij betrokkene geen sprake lijkt te zijn van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld en er geen aanwijzingen zijn voor een psychotische dan wel depressieve stoornis. Uit de gesprekken van betrokkene met de psychiater komen met name aanwijzingen naar voren voor een aanpassingsstoornis met onderliggend een gebrekkige ontwikkeling in zijn geestvermogens, waarbij er overwegend aanwijzingen zijn voor narcistische persoonlijkheidstrekken. Bij een bewezenverklaring van de feiten zal het recidiverisico volgens de psychiater zeer waarschijnlijk samenhangen met een eventuele terugkeer naar zijn gezin;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 8 december 2011, opgemaakt door T. Goes, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat de reclassering van mening is dat, bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, een oorzaak gezocht moet worden in het niet op constructieve manier om kunnen gaan met toenemende spanningsklachten, onder andere veroorzaakt door zijn niet succesvolle integratie. Hierbij zijn de binnen zijn cultuur geldende gedragsnormen en de door het NIFP geconstateerde stoornissen versterkende factoren. Bij terugkeer naar zijn gezin schat de reclassering het recidiverisico ten aanzien van zijn echtgenote en kinderen hoog in. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een behandelverplichting en een locatieverbod.
Gelet op de ernst van de feiten, in samenhang met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat overeenkomstig de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet aanleiding een deel daarvan, te weten 3 maanden, voorwaardelijk op te leggen teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarbij – mede gelet op de persoon van de verdachte – als bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen. De rechtbank acht ook een locatieverbod noodzakelijk en neemt derhalve het advies van de reclassering over. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard aan voornoemde voorwaarden zijn medewerking te verlenen. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal een proeftijd worden verbonden voor de duur van twee jaar.
De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de duur van de voormelde gevangenisstraf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 285, 300, en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 subsidiair: mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote;
Feit 2, 3 en 4, telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 2 dagen na zijn invrijheidstelling moet melden bij Reclassering Utrecht, Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zich daarna gedurende door de reclassering te bepalen perioden moet blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling binnen een forensisch psychiatrische instelling;
* dat het verdachte verboden is zich gedurende nader door Reclassering Nederland te bepalen periode niet te bevinden in de straat waarin [echtgenote] woonachtig is en de straten waarin zich de scholen bevinden van de kinderen, welk locatieverbod wordt gecontroleerd door middel van het elektronisch controlemiddel van de GPS-enkelband;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip dat de duur van de ondergane hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr.
M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Bakkenes, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 december 2011.
Mr. Koppert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.