ECLI:NL:RBUTR:2011:BV1620

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600902-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Tienhoven

Op 14 december 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte verklaarde de eigenaar te zijn van een hennepkwekerij die was aangetroffen in een caravan te Tienhoven. De kwekerij was in gebruik genomen door de verdachte en andere jongens, die de kwekerij voor hem hadden opgebouwd. Tijdens een controle op 14 september 2011 door een medewerker van Stedin, samen met politieambtenaren, werd vastgesteld dat de kwekerij in slechte staat verkeerde en dat er een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten aanwezig was. De medewerker van Stedin deed aangifte van diefstal van elektriciteit, omdat er een illegale elektriciteitsverbinding was aangelegd die niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit. De rechtbank nam in overweging dat het kweken van hennep, vooral in deze omvang, schadelijk is voor de maatschappij en gezondheidsrisico's met zich meebrengt. De verdachte had zich kennelijk enkel laten leiden door winstbejag, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn daden. Gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar, legde de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 120 uur op. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straffen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de hennepteelt en diefstal van elektriciteit voldoende onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600902-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1954] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring te Nieuwegein
raadsman mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 november 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen 12,96 kilogram henneptoppen en/of 486 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2: samen met anderen een groot aantal hennepplanten heeft geteeld, bewerkt en verwerkt;
Feit 3: samen met anderen een hoeveelheid elektriciteit heeft weggenomen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat
er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al het hem tenlastegelegde heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie merkt daarbij, ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde, op dat het gaat om een hoeveelheid van 12,96 kilogram henneptoppen en een totaal van 486 hennepplanten. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde, acht de officier van justitie het wettig en overtuigend bewezen dat er een tweetal oogsten hebben plaatsgehad, maar aannemelijk dat er vier keer geoogst is.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank met betrekking tot het onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde tot een bewezenverklaring kan komen, daar verdachte heeft bekend een hennepkwekerij te hebben gehad. De raadsman heeft daartoe voorts bepleit dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er een oogst heeft plaatsgehad. Verdachte geeft immers aan in juni/juli 2011 te zijn begonnen met het kweken van hennep.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet tot vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 november 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 15 september 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 15 september 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 26 september 2011;
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft verklaard de eigenaar van de hennepkwekerij te zijn die is aangetroffen op het adres [adres], caravan nummer [nummer] te Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht. Verdachte hield zich bezig met het kweken van de planten en de verkoop ervan. Andere jongens hebben de kwekerij voor verdachte opgebouwd.
[Medewerker Stedin] was namens Stedin op 14 september 2011 tezamen met politieambtenaren bij het pand aan de [adres], caravan nummer [nummer] te Tienhoven. [Medewerker Stedin] zag dat de in de hennepkwekerij aanwezige assimilatielampen onder een dikke laag stof zaten. Het witte filtermateriaal van het aanwezige koolstoffilter was eveneens vervuild. In de droognetten trof [Medewerker Stedin] restanten aan van volgroeide hennepplanten. Ook zag [Medewerker Stedin] dat het zeil dat op de vloer lag voorzien was van een dikke kalkaanslag. Toen [Medewerker Stedin] in het watervat keek, dat diende voor de watertoevoer voor de hennepkwekerij, zag hij dat er een vieze blubberlaag bovenop het water dreef en dat de zijkant van het watervat voorzien was van een dikke kalkaanslag. De in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten waren volgens [Medewerker Stedin] circa 63 dagen oud, wat neer komt op 9 weken.
Verbalisant [verbalisant], schatte de leeftijd van de hennepplanten uit kweekruimte 1 circa 9 weken oud en de hennepplanten uit kweekruimte 2 circa 8 weken oud.
De rechtbank neemt waar dat:
- Op foto 13B, waarop het koolstoffilter in de schuur waar de hennep werd geteeld staat afgebeeld, het koolstoffilter vervuild is;
- Op foto 18A, waarop de bak met water voor bewatering van de hennep staat afgebeeld, er op de waterbak kalkaanslag zit;
- Op foto 18B, waarop de houten vloer staat afgebeeld, er op de houten vloer kalkaanslag zit;
- Op foto 20A, 20B, 36A en 36B, waarop de onderzijde van de plantenbakken waar de hennep in zat staat afgebeeld, er vuil en kalkaanslag op de onderkant van de plantenbakken zit;
- Op foto 21B, waarop een koolstoffilter van de eerste hennepkwekerij staat afgebeeld, er een kleurverschil zichtbaar is op de plek waar de daaromheen gespannen ketting is verschoven;
- Op foto 22, waarop een koolstoffilter van de eerste hennepkwekerij staat afgebeeld, er een kleurverschil zichtbaar is op de plek waar het daaromheen gespannen plastic is verschoven;
- Op foto 26A, waarop de lampenkap van de eerste hennepkwekerij staat afgebeeld, er een dikke stoflaag op de lampenkap zit;
- Op foto 28B, 29A en 29B, waarop het watersysteem staat afgebeeld, er vuil, stof en kleurverschil zichtbaar is op het watersysteem;
- Op foto 38A en 38B, waarop het plafond van de tweede hennepkwekerij staat afgebeeld, er kleurverschil zichtbaar is;
- Op foto 39A, waarop de onderzijde van de hennepbakken staat afgebeeld, er kleurverschil zichtbaar is;
- Op foto 43B, waarop de lat waarop de lappen van de assimilatielampen op bevestigd zijn staat afgebeeld, er een duidelijk kleurverschil zichtbaar is;
- Op foto 45B en 46A, waarop de meterkast staat afgebeeld, er stof en vuil zichtbaar is.
Aanvullende overweging met betrekking tot het bewijs
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat verdachte de door hem bekende feiten zich niet uitstrekken over de gehele tenlastegelegde periode, daar de begin datum in juni/juli 2011 ligt, oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij tot juni/juli 2011 permanent in Spanje woonde en het daardoor niet mogelijk is dat hij al voor die tijd een hennepkwekerij in Nederland had. Getuige [getuige], een goede vriend van verdachte, heeft immers verklaard dat verdachte begin 2011 soms een of meer weken en soms een paar dagen naar Spanje ging. [getuige] is begin 2011 in de caravan van verdachte geweest en verdachte was daarbij.
Dat verdachte pas in juni of juli 2011 is gestart met het kweken van hennep wordt weersproken door de hiervoor genoemde waarnemingen van de rechtbank en de waarnemingen van [Medewerker Stedin]. Gelet op de kalkafzettingen op onder meer de waterbak en plantenbakken, de zichtbare kleurverschillen op de koolstoffilters en de latten waarop de lampenkapper bevestigd waren, alsmede het vuil en het stof dat zichtbaar is op onder meer de lampenkappen, het watersysteem en in de meterkast, acht de rechtbank uitgesloten dat er op het moment van doorzoeking voor een eerste periode hennep werd gekweekt. Anderzijds kan op basis van het beschikbare bewijs met onvoldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat er twee of meer eerdere oogsten hebben plaatsgevonden. Gelet op een gemiddelde kweekperiode van 10 weken en het gegeven dat de op 14 september 2011 aangetroffen hennepplanten op dat moment circa 9 weken oud waren, stelt de rechtbank vast dat er in ieder geval één maal een oogst moet hebben plaatsgevonden. Er vanuit gaande dat de aangetroffen hennepplanten (van 9 weken oud) gelijk na de oogst (waar een kweekperiode van 10 weken voor staat) geplant zijn, strekt de periode waarover verdachte heeft geteeld zich in ieder geval uit tot 19 weken vóór 14 september 2011. Dit betekent dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen, bewerken en verwerken van hennep vanaf 4 mei 2011 tot en met 14 september 2011. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman, voor zover hij heeft betoogd dat de periode waarin verdachte hennep heeft geteeld pas is aangevangen in juni/juli 2011.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht, op grond van het navolgende, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal, waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Op 14 september 2011 doet [Medewerker Stedin] namens Stedin aangifte van diefstal van elektriciteit. Bij controle van de netcomponenten van Stedin Netbeheer BV en de elektrische installatie in de meterkast van het pand aan de [adres], caravan nummer [nummer] te Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht zag [Medewerker Stedin] dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. [Medewerker Stedin] zag dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen een vijfaderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Deze elektriciteitskabel was destijds, bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer BV, niet door personeel van Joulz BV geïnstalleerd. Bij het volgen van de elektriciteitskabel zag [Medewerker Stedin] dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien.
Verdachte heeft verklaard dat de elektriciteit buiten de meter om is afgenomen ten behoeve van de kwekerij. Dit hebben die andere jongens geregeld. Er werd een omleiding gelegd en de kabel liep naar binnen, in de caravan van verdachte. Verdachte weet dat het zijn caravan is waar de elektriciteit is gestolen om de kwekerij van stroom te voorzien.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 14 september 2011 te Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een caravan en schuur gelegen aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 12,96 kilogram (gedroogde) henneptoppen en/of ongeveer 486 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
in de periode van 4 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in een schuur en caravan gelegen aan de [adres], een groot aantal hennepplanten of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
in de periode van 4 mei 2011 tot en met 14 september 2011 in Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, immers hebben zij, verdachte en zijn mededaders, de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken en een een vijfaderige elektriciteitskabel voor de elektriciteitsmeter op de hoofdzekeringen bijgeplaatst en aangesloten;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3: Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank een vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Indien de rechtbank een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest onvoldoende acht, een straf in voorwaardelijke vorm dan wel een werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft illegaal een grote hoeveelheid hennepplanten geteeld en zich daarbij tevens schuldig gemaakt aan het wegnemen van elektriciteit. Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als hier sprake van is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een kwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving. Dit is in dit geval des te kwalijker nu de aangetroffen kwekerij in een caravan en een naastgelegen schuur op een caravanpark was opgezet. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
de inhoud van:
- een verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 1 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte zich reeds eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 18 november 2011, opgemaakt door T. Goes, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat betrokkene onbemiddelbaar is en dat zijn delictgedrag nauw verweven is met zijn levensstijl, die hij mede door zijn opvoeding heeft meegekregen. Wanneer de inkomsten uit zijn ‘vrije handel’ ontoereikend zijn, zoekt betrokkene zijn toevlucht tot criminaliteit. De mede daaruit voortvloeiende financiële problematiek lost betrokkene op door het plegen van nieuwe strafbare feiten. Het recidiverisico wordt als hoog gemiddeld ingeschat en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt laag tot gemiddeld ingeschat. Toezicht op bijzondere voorwaarden en interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd. De reclassering ziet onvoldoende aanknopingspunten voor begeleiding binnen reclasseringstoezicht en adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gelet op de ernst van de feiten, op de gevaarzetting die van de feiten is uitgegaan en op de recidive is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een werkstraf voor de duur van 120 uur passend en geboden is.
De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de duur van de voormelde straffen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 55, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- bepaalt dat de (na aftrek van de gevangenisstraf resterende) tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. T. Reichardt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Bakkenes, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 december 2011.
Mr. Reichardt is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.