ECLI:NL:RBUTR:2011:BV0347

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.992018-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift en witwassen na onderzoek naar fraude met vastgoedprojecten

In de strafzaak tegen [verdachte], vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. K.I. Meijering, heeft de rechtbank Utrecht op 22 december 2011 uitspraak gedaan. De zaak betrof valsheid in geschrift en witwassen, waarbij de officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen valse facturen had opgemaakt en gelden had gewitwasht. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het plegen van valsheid in geschrift en het witwassen van gelden. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 november 2011, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.

De officier van justitie betoogde dat er geen werkzaamheden waren verricht voor de op de eerste vier facturen genoemde bedragen, terwijl de verdediging aanvoerde dat er wel degelijk werkzaamheden zijn verricht en bewijsstukken overhandigde, waaronder handgeschreven notities van de directeur van [verdachte]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijsstukken, waaronder de facturen, niet overtuigend genoeg waren om aan te tonen dat de verdachte geen werkzaamheden had verricht.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel valsheid in geschrift als witwassen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wist of had moeten weten dat de ontvangen gelden een criminele oorsprong hadden. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de verdediging in het aanvoeren van tegenbewijs.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16.992018-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. K.I. Meijering, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 november 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is tweemaal gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- samen met anderen valsheid in geschrifte heeft gepleegd (feit 1)
- samen met anderen gelden heeft witgewassen (feit 2).
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op diverse bewijsmiddelen, afzonderlijk dan wel in samenhang beschouwd.
De officier van justitie stelt daarbij onder meer dat voor de op de tenlastelegging genoemde 4 facturen met een gezamenlijk bedrag van € 71.000,- geen werkzaamheden zijn verricht.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft op diverse punten verweer gevoerd. In het bijzonder heeft de verdediging op basis van door haar overgelegde stukken toegelicht dat verdachte voor de op de in de tenlastelegging genoemde facturen werkzaamheden heeft verricht.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van een verdenking dat medewerkers van de [bedrijf 1] ([bedrijf 1]), waaronder haar directeur [betrokkene 1], samen met [bedrijf 3] (handelende onder de naam [bedrijf 3]), zijnde een projectontwikkelaar met als directeur [betrokkene 2], betrokken zouden zijn bij fraude met vastgoedprojecten, het versturen van valse facturen voor werkzaamheden die niet zijn verricht en het afromen van ten onrechte of teveel betaalde bedragen via constructies met besloten vennootschappen, is door de VROM-IOD een onderzoek genaamd Rembrandt ingesteld. Dit onderzoek richtte zich naast voornoemde directeur van [bedrijf 1] en van [bedrijf 3], ook op andere (rechts)personen, waaronder [verdachte] en haar directeur [betrokkene 3].
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Oost Nederland is [betrokkene 3] sinds de oprichting op 11 juli 2007 directeur en enig aandeelhouder van [verdachte]. De bedrijfsomschrijving van [verdachte] luidt: het (doen) uitoefenen van een projectbureau, het verrichten van werkzaamheden gericht op
Projectontwikkeling.
[verdachte] heeft aan de aan [betrokkene 2] gelieerde vennootschappen de navolgende facturen gezonden:
- Een factuur d.d. 20-07-2007 van [verdachte] aan [bedrijf 2] met de omschrijving Conform afspraak voor het project te [plaats] ter grootte van € 20 000,-.
- Een factuur d.d. 04-04-2008 van [verdachte] aan [bedrijf 3] met de omschrijving Conform afspraak voor het project te [plaats] (Conform afspraak voor het project te [plaats]) ter grootte van € 17.000,-.
- Een factuur d.d. 20-04-2008 van [verdachte] aan [bedrijf 2] met de omschrijving Conform afspraak voor het project [plaats] ter grootte van € 17.000,-.
- Een factuur d.d. 09-01-2009 van [verdachte] aan [bedrijf 4] met de omschrijving Conform afspraak voor het project te [plaats] ter grootte van € 17.000,-.
Deze facturen zijn allen aan verdachte betaald.
Naast de hiervoor genoemde facturen zijn door verdachte op 2 juni 2009 en op 22 januari 2010 ook nog 2 facturen verzonden aan [bedrijf 4]
In totaal werd er middels deze 6 facturen € 101.427,04 gefactureerd door [verdachte] aan diverse bedrijven die een relatie hebben [betrokkene 2].
Door de officier van justitie is gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat de op de eerste vier facturen genoemde werkzaamheden door verdachte zijn verricht. Met betrekking tot de latere twee facturen zijn -zo stelt de officier van justitie- in de administratie van verdachte aanwijzingen gevonden dat daar wel werkzaamheden voor zijn verricht.
[verdachte] is betoogd dat ook werkzaamheden zijn verricht met betrekking tot de eerste vier (in de tenlastelegging genoemde) facturen. De verdediging heeft daartoe stukken overgelegd, waaronder handgeschreven notities van de directeur, [betrokkene 3]. Uit deze stukken zou moeten blijken dat er door [verdachte] werkzaamheden zijn verricht. Deze stukken zijn voor een deel afkomstig uit de door VROM-IOD inbeslaggenomen stukken die niet zijn toegevoegd aan het strafdossier. Daarnaast heeft de verdediging stukken toegevoegd die deels afkomstig zijn van [betrokkene 2] en deels van verdachte zelf en die niet in beslag zijn genomen.
Gelet op de aard (bijvoorbeeld handgeschreven notities) en de omvang van deze overgelegde stukken, alsmede gelet op de namens verdachte gegeven toelichting en hetgeen overigens ter zitting is verhandeld kan de rechtbank niet uitsluiten dat er enige werkzaamheden ten grondslag liggen aan de in de tenlastelegging genoemde facturen.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte geen werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de op de facturen vermelde vennootschappen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de haar onder feit 1 tenlastegelegde valsheid in geschrift.
Met betrekking tot het tenlastegelegde witwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat bovengenoemde 4 facturen vals zijn opgemaakt en ook overigens noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte wist of had moeten weten dat de door haar ontvangen gelden een criminele achtergrond hadden, spreekt de rechtbank verdachte eveneens vrij van het haar onder feit 2 tenlastegelegde witwassen.
5. De beslissing
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 december 2011.