ECLI:NL:RBUTR:2011:BV0347
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van valsheid in geschrift en witwassen na onderzoek naar fraude met vastgoedprojecten
In de strafzaak tegen [verdachte], vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. K.I. Meijering, heeft de rechtbank Utrecht op 22 december 2011 uitspraak gedaan. De zaak betrof valsheid in geschrift en witwassen, waarbij de officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen valse facturen had opgemaakt en gelden had gewitwasht. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het plegen van valsheid in geschrift en het witwassen van gelden. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 november 2011, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.
De officier van justitie betoogde dat er geen werkzaamheden waren verricht voor de op de eerste vier facturen genoemde bedragen, terwijl de verdediging aanvoerde dat er wel degelijk werkzaamheden zijn verricht en bewijsstukken overhandigde, waaronder handgeschreven notities van de directeur van [verdachte]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijsstukken, waaronder de facturen, niet overtuigend genoeg waren om aan te tonen dat de verdachte geen werkzaamheden had verricht.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel valsheid in geschrift als witwassen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wist of had moeten weten dat de ontvangen gelden een criminele oorsprong hadden. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de verdediging in het aanvoeren van tegenbewijs.