Parketnummer: 16/110305-01
Beslissing inzake de voorwaardelijke beëindiging verpleging van overheidswege d.d.
23 december 2011
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in vervolg op de beslissing van 15 september 2011 in de zaak tegen:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [1951] te [geboorteplaats](Indonesië),
thans verblijvende in de Piet Roorda Kliniek, locatie Willibrordusstraat 7 te Boven Leeuwen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
? de beslissing van deze rechtbank van 15 september 2011, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling is verlengd voor de duur van één jaar en waarbij de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is aangehouden;
? een reclasseringsadvies van 6 december 2011, opgemaakt door E. Lammers, reclasseringswerker verbonden aan GGZ IrisZorg unit Nijmegen, inhoudende het advies om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 9 december 2011 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman
mr. S. Burmeister, advocaat te Amsterdam. Voorts zijn de deskundigen E. Lammers, reclasseringsmedewerker, W. Veldsema, maatschappelijk werker bij FPC Veldzicht, en J.E. Wouda, hoofd behandeling bij de Piet Roorda Kliniek, gehoord.
3 Het standpunt van de reclassering
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies ten behoeve van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De deskundige E. Lammers heeft het advies toegelicht. In voormeld advies en door de deskundige ter zitting is het volgende gesteld.
Het leven van betrokkene is zeer problematisch verlopen. De heer [terbeschikkinggestelde] is slachtoffer van seksueel misbruik in zijn jeugd en is veroordeeld geweest tot jeugd tbr. Wanneer hij volwassen is, is er sprake van een vicieuze cirkel van: het opbouwen van een “normaal” leven, relaties, relatieproblemen en terugval in gebruik van alcohol en drugs. In de aanloop naar het delict is betrokkene dakloos en gebruikt hij steeds meer alcohol en drugs. Een half jaar voor het delict heeft betrokkene ernstige psychiatrische problemen waarvoor hij hulp zoekt bij het RIAGG.
Binnen de huidige tbs behandeling is toegewerkt naar het onder controle brengen van de
psychiatrische problematiek om vervolgens buiten de muren van de tbs kliniek aan een
verslavingsbehandeling en verdere resocialisatie te kunnen werken. Belangrijk blijft daarbij
dat er sprake moet zijn van strakke dagstructuur, goed toezicht op de psychiatrische
gesteldheid van betrokkene en zijn eventuele zucht naar middelen. Deze behandeling is
inmiddels in een ver gevorderd stadium. Gefaseerd is de mate van controle afgebouwd, maar wel met behoud van voldoende contactmomenten met de hulpverlening om toezicht op het emotioneel welzijn en middelengebruik te kunnen waarborgen.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. De RISc geeft een hooggemiddeld
recidive risico aan, maar aan deze score liggen vooral historische en onveranderbare
gegevens ten grondslag. Rapporteur is derhalve van mening dat het recidive risico naar
beneden bijgesteld kan worden en als gemiddeld aangemerkt kan worden. Bij terugval in middelengebruik en terugval in ernstige psychiatrische problematiek bestaat er risico op letselschade voor willekeurige personen.
Het proefverlof van de heer [terbeschikkinggestelde] loopt al zes maanden en is zonder noemenswaardige
problemen ten aanzien van de bijzondere voorwaarden verlopen. Betrokkene heeft zich al
die tijd aan de voorwaarden gehouden. Betrokkene is onlangs verhuisd naar een woonvorm
met aanzienlijk minder direct toezicht. De structuur van contactmomenten met de
hulpverlening verandert echter maar minimaal. Deze waarborgen en de motivatie van de
heer [terbeschikkinggestelde] maken dat rapporteur van mening is dat het risico op het onttrekken aan de
voorwaarden laaggemiddeld is.
De reclassering is van mening dat betrokkene zijn verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek dermate onder controle heeft om de stap naar voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te kunnen zetten. De heer [terbeschikkinggestelde] stelt zich in contact met de reclassering en de FVK Piet Roorda transparant en coöperatief op en er hebben geen overtredingen van de voorwaarden tijdens het proefverlof plaatsgevonden. De reclassering adviseert de rechtbank om de dwangverpleging voorwaardelijk te
beëindigen en daaraan de in het advies genoemde voorwaarden te verbinden.
4 Het standpunt van de inrichtingen
De deskundige Veldsema, maatschappelijk werker bij FPC Veldzicht, heeft ter terechtzitting aangegeven dat het naar het oordeel van FPC Veldzicht te vroeg is om de dwangverpleging thans voorwaardelijk te beëindigen. Het heeft de voorkeur om eerst langer aan te kijken hoe het proefverlof verloopt. Bovendien is de overplaatsing vanuit de Piet Roorda Kliniek naar de woning waar de terbeschikkinggestelde nu verblijft met problemen gepaard gegaan. Als de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd wordt, kan de terbeschikkinggestelde na een incident slechts tweemaal zeven weken worden opgenomen in een kliniek. Bij proefverlof zijn er meer mogelijkheden om actief en langdurig in te grijpen als dat nodig is.
De deskundige Wouda, hoofd behandeling bij de Piet Roorda Kliniek, heeft ter terechtzitting verklaard dat het ook naar zijn oordeel te vroeg is om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Het afgelopen jaar zijn er twee incidenten geweest. De terbeschikkinggestelde woont pas kort in de woning waar hij nu verblijft en er zal zeer waarschijnlijk nog een medebewoner bij komen. Het heeft niet de voorkeur om te veel variabelen tegelijk te veranderen. Het is daarom nu niet het juiste moment om het kader te wijzigen. Bovendien bestaan er met proefverlof meer mogelijkheden om adequaat in te kunnen grijpen, niet alleen als het al fout is gegaan, maar ook om te voorkomen dat het fout gaat.
5 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, gelet op hetgeen door de deskundigen Veldsema en Wouda naar voren is gebracht, op het standpunt gesteld dat de dwangverpleging thans niet voorwaardelijk moet worden beëindigd.
6 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat hij graag wil dat de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd wordt.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft, mede gelet op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, verzocht om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen onder de voorwaarden zoals deze zijn voorgesteld in het rapport van de reclassering.
De rechtbank is, gelet op voormeld reclasseringsadvies en op hetgeen door de deskundigen ter terechtzitting naar voren is gebracht, van oordeel dat het de afgelopen tijd goed is gegaan met de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde stelt zich coöperatief en transparant op. Hij werkt goed samen met de Piet Roorda Kliniek en de reclassering om het traject te doen slagen. Ondanks het feit dat de rechtbank om die reden van oordeel is dat de stap naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in zicht komt, is het naar het oordeel van de rechtbank op dit moment nog te vroeg om daartoe over te gaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Bij de beslissing om de dwangverpleging al dan niet voorwaardelijk te beëindigen dient het belang van de terbeschikkinggestelde bij beëindiging te worden afgewogen tegen de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen. De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit de rapportage blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld en dat bij terugval in middelengebruik en terugval in ernstige psychiatrische problematiek risico bestaat op letselschade voor willekeurige personen. Uit het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er recente, ingrijpende veranderingen in het leven van de terbeschikkinggestelde hebben plaatsgevonden en dat zich naar alle waarschijnlijk nog veranderingen in de woonsituatie van de terbeschikkinggestelde zullen voordoen. Hoewel het de rechtbank is gebleken dat in de huidige, feitelijke, situatie bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege weinig zal veranderen, acht de rechtbank het van belang dat de kliniek nog steeds als achtervang aanwezig blijft. De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet beslissen tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit staan aan deze beslissing naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg.
Met betrekking tot het beginsel van proportionaliteit overweegt de rechtbank dat bij de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging het tijdsverloop van de terbeschikkingstelling in relatie tot de ernst van de delicten in aanmerking dient te worden genomen. De terbeschikkingstelling loopt thans zeven jaar en is opgelegd voor poging tot moord, diefstal met geweldpleging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank is, gelet op het voorgaande en gezien de aard van de stoornis en het recidivegevaar, van oordeel dat van disproportionaliteit in casu geen sprake is.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het beginsel van subsidiariteit dat de reclassering van mening is dat kan worden overgegaan tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De deskundigen Veldsema en Wouda zijn echter van mening dat proefverlof een betere optie is. De rechtbank is met voornoemde deskundigen van oordeel dat voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging thans niet een voldoende stevige basis biedt om een eventuele terugval op te vangen. De rechtbank acht het van groot belang dat gedurende de komende periode in de gaten gehouden wordt hoe de terbeschikkinggestelde zal reageren op veranderingen in zijn (woon)situatie, terwijl de mogelijkheid tot onmiddellijke heropname in de kliniek blijft bestaan.
De rechtbank acht het, gezien de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, wel wenselijk dat voor de volgende verlengingsvordering opnieuw een maatregelrapport wordt opgemaakt. De rechtbank verzoekt het Openbaar Ministerie derhalve om bij gelegenheid van een eventuele volgende vordering tot verlenging van de maatregel zorg te dragen voor het doen opmaken door de reclassering van een maatregelrapport over de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De kliniek wordt verzocht bij de advisering over een volgende vordering tot verlenging van de maatregel eveneens aandacht te besteden aan de (on)mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Voorts dienen tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting zowel een deskundige namens de kliniek als een medewerker van de Reclassering Nederland aanwezig te zijn om de rechtbank voor te lichten.
De rechtbank acht geen termen aanwezig de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Riani el Achhab en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 december 2011.