ECLI:NL:RBUTR:2011:BU9388

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/512002-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen een bejaarde vrouw door jeugdige verdachten

In deze jeugdzaak heeft de rechtbank Utrecht op 27 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen een bejaarde vrouw heeft beroofd. De feiten vonden plaats op 11 mei 2011, toen de verdachte en haar mededaders zich voordeden als leerlingen die een interview wilden afnemen over de Tweede Wereldoorlog. De 88-jarige vrouw, [slachtoffer], verleende hen toegang tot haar woning. Na het interview stalen de verdachten een geldbedrag van € 13.400 en een zilveren ketting. Bij de ontdekking van de diefstal duwde een van de verdachten de vrouw weg om te ontsnappen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de aangeefster en de gevolgen van het geweld, hoewel het geweld als licht werd aangemerkt. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken en een werkstraf van 80 uur, met bijzondere voorwaarden voor hulp en steun. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het schenden van de privacy van de bejaarde vrouw, wat bijdroeg aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de persoon van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/512002-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres], [woonplaats]
raadsvrouwe mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. In de tenlastelegging is genoemd [slachtoffer]. De rechtbank begrijpt uit de stukken dat bedoeld is [slachtoffer]. De rechtbank heeft de tenlastelegging op dit punt verbeterd gelezen. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen van [slachtoffer] een groot bedrag en een ketting heeft gestolen en haar bij betrapping een duw heeft gegeven.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de ten laste gelegde diefstal met geweld heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer], de verklaring van [getuige 1], de verklaring van [getuige 2] en de door verdachte afgelegde verklaringen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde geweldshandeling. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 11 mei 2011 tussen 14.00 en 14.30 uur wordt er bij de flatwoning aan de [adres] te [woonplaats] aangebeld. Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), geboren op [1922], opent de voordeur en ziet dan twee meisjes staan. De meisjes vragen of ze haar mogen interviewen ten behoeve van een werkstuk dat ze voor school moeten maken over de Tweede Wereldoorlog. [slachtoffer] besluit hieraan mee te werken en laat de meisjes binnen in haar woning. [slachtoffer] en de twee meisjes gaan in de keuken zitten. Het meisje met het grijze shirt loopt vervolgens even weg uit de keuken om een schilderijtje in de gang bij de slaapkamer van [slachtoffer] te bekijken. Als zij terug is in de keuken begint het interview. Het meisje met het grijze shirt stelt de vragen en het meisje in het zwart schrijft alles op. Als het interview dat misschien een kwartier heeft geduurd, afgelopen is en de meisjes weg zijn, ziet [slachtoffer] in de woonkamer de portefeuille uit haar schoudertas op de grond liggen. De vijf enveloppen met geld die in deze tas zaten zijn weg evenals, zo blijkt later, een zilverkleurige medaillon. [slachtoffer] rent acht trappen af en ziet de twee meisjes beneden in de hal, inmiddels vergezeld door een derde meisje. [slachtoffer] pakt de twee meisjes vast om te voorkomen dat ze zouden wegrennen voordat de politie ter plaatse was. Het derde meisje rent weg. Het meisje met het grijze shirt heeft [slachtoffer] geduwd.
Getuige [getuige 1] ziet een oudere vrouw bij drie zigeunermeisjes staan en ziet dat één van hen de oudere vrouw een duw geeft. Zijn collega [getuige 2] gaat achter het wegrennende meisje aan. [getuige 1] loopt achter de andere twee meisjes aan. Dit blijken [verdachte] en [medeverdachte 1] te zijn. Hij ziet dat één van de twee meisjes een rode tas van Bruna in de struiken gooit. Hij schat dat er in de tas zo’n € 1000,-- zit. Voorts zit in de tas een blocnote met daarin een op een interview gelijkend handgeschreven tekst over een oorlog. Hierbij staat de naam [slachtoffer] vermeld alsmede haar telefoonnummer.
Het door getuige [getuige 2] aangehouden wegrennende, derde meisje blijkt [medeverdachte 2] te zijn. Naast haar liggen drie enveloppen, ieder met een inhoud van € 3000,-- , die door [slachtoffer] zijn herkend als haar eigendom. Naast het bedrag van € 9000,-- is blijkens de goederenbijlage bij de aangifte een bedrag van in totaal € 4.400,-- weggenomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze onderweg het plan hadden bedacht om met een smoesje bij een woning naar binnen te gaan met als doel om iets te stelen. Verdachte was het meisje dat de vragen heeft gesteld.
Conclusie rechtbank
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande niet alleen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen aan diefstal schuldig heeft gemaakt, maar, gelet op de verklaring van [slachtoffer] en die van [getuige 1], ook dat verdachte of één van haar medeverdachten [slachtoffer] heeft geduwd. De rechtbank acht het irrelevant om vast te stellen door wie de duw is gegeven nu het in de onderhavige zaak redelijkerwijs voorzienbaar – ook voor jeugdige daders – was dat de daders indien zij door het slachtoffer vastgepakt zouden worden, zouden proberen om los te komen teneinde aan zichzelf en de mededaders de vlucht mogelijk te maken. De rechtbank heeft bij de vraag of sprake is van geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht mede in overweging genomen dat door verdachte of een medeverdachte ondanks de leeftijd van [slachtoffer], ten tijde van het feit 88 jaar, niet is geschuwd om [slachtoffer] een duw te geven.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 mei 2011 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 13.400 euro en een (zilveren) ketting toebehorende aan [slachtoffer] (geboren [1922]), welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte of haar mededader tegen (het lichaam) van die [slachtoffer] heeft geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun voor de duur van
1 jaar. De officier van justitie heeft voorts oplegging van een werkstraf voor de duur van
80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht de gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie te beperken tot 2 weken. De verdediging kan zich vinden in de gevorderde werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte en haar mededaders hebben zich met een list weten binnen te dringen in de woning van de toen 88-jarige mevrouw [slachtoffer]. [slachtoffer] verleende, desgevraagd door de meisjes, haar medewerking aan het afnemen van een interview over de Tweede Wereldoorlog voor een werkstuk voor school en liet de meisjes binnen in haar woning. Na afloop van het interview, toen de meisjes net de woning hadden verlaten, bleek dat er enveloppen met daarin in totaal € 13.400,-- en een ketting waren weggenomen. Toen aangeefster sneller en sterker bleek te zijn dan de verdachten blijkbaar hadden ingeschat, is door een van de verdachten een duw gegeven om los te komen. Weliswaar kan deze duw aangemerkt worden als licht geweld, maar mede gelet op de leeftijd van de aangeefster, had deze duw flinke gevolgen kunnen hebben. Anders dan de officier van justitie houdt de rechtbank bij de strafoplegging geen rekening met de grootte van de buit nu dit naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele manier te voorzien was.
Het bewezenverklaarde is een kwalijk feit. Door het handelen van verdachte en haar mededaders is op zeer brutale wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van [slachtoffer]. Zeer kwalijk vindt de rechtbank dat verdachte en haar mededaders de privacy van [slachtoffer] op grove wijze hebben geschonden. Een woning is een plaats waar bewoners zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Hierbij hebben verdachte en haar mededaders kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hen er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. Meer in het algemeen leidt het plegen van een dergelijk feit tot onveiligheidsgevoelens in de maatschappij.
De rechtbank heeft bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd tevens rekening gehouden met de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 augustus 2011 en het rapport van Bureau Jeugdzorg van 16 september 2011.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat zij niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een werkstraf van 80 uur subsidiair
40 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank, conform het advies van zowel de Raad voor de Kinderbescherming als Bureau Jeugdzorg, de maatregel hulp en steun verbinden voor de duur van 1 jaar.
7 De benadeelde partij
Nu [slachtoffer] haar vordering ter terechtzitting van 13 december 2011 heeft ingetrokken, is hieromtrent van de rechtbank geen beslissing meer vereist.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd in het kader van de maatregel hulp en steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens [naam];
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. P.W.G. de Beer en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Landen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 december 2011.