ECLI:NL:RBUTR:2011:BU9153
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure inzake WOZ-waarde
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.B.A.C. Hasselman, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente IJsselstein vastgestelde waarde van € 435.000,- voor het belastingjaar 2010. Eiser stelde dat hij niet was gehoord in de bezwaarfase, ondanks een uitdrukkelijk verzoek daartoe. De rechtbank oordeelde dat het niet horen van eiser voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar een schending van de hoorplicht was, zoals vastgelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vond dat deze schending niet kon worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat het horen meer is dan een louter vormvoorschrift. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Tevens werd de gemeente IJsselstein veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser en diende het griffierecht te worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor bestuursorganen om deze plicht te respecteren.