ECLI:NL:RBUTR:2011:BU8917
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van de ISD-maatregel voor stelselmatige daders na meerdere diefstallen en mishandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 16 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere diefstallen en een mishandeling had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte, die al eerder veroordeeld was voor vermogensdelicten, schuldig bevonden aan de feiten die hem ten laste waren gelegd. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de diefstallen en de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, waarbij zij zich baseerde op verklaringen van getuigen en aangevers, alsook op de bekennende verklaringen van de verdachte zelf. De verdachte had op verschillende data goederen gestolen uit winkels en had een persoon mishandeld, wat leidde tot de conclusie dat hij een stelselmatige dader was.
De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen en opgelegde straffen, niet in staat was gebleken om zijn gedrag te veranderen. De verdachte had herhaaldelijk hulp aangeboden gekregen, maar had hier niet adequaat op gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) eiste. De rechtbank oordeelde dat het nog niet bestaan van een concreet behandelplan geen beletsel vormde voor het opleggen van deze maatregel. De verdachte werd veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis moest rapporteren over het verloop van de maatregel.
De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 38m, 57, 310 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten, maar legde de ISD-maatregel op als noodzakelijke maatregel om recidive te voorkomen.