ECLI:NL:RBUTR:2011:BU8288

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600782-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woninginbraak met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf opgelegd

Op 1 november 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd op 2 augustus 2011 te Utrecht. De verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn medeverdachte naar de woning ging en, nadat niemand opendeed, de voordeur heeft ingetrapt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte diverse goederen, waaronder een laptop en een mobiele telefoon, hebben weggenomen. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor diefstal. De rechtbank vond het belangrijk dat de verdachte begeleiding van de reclassering zou krijgen, gezien zijn positieve ontwikkeling en het belang van het voortzetten van zijn huidige contacten met de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 113,- aan de benadeelde partij voor materiële schade, met de verplichting dat bij niet-betaling vervangende hechtenis kan worden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600782-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] in [geboorteplaats],
wonende [adres], [woonplaats],
raadsman mr. H.W.M. van den Heiligenberg, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde], de verklaringen van getuige [getuige], de foto’s die zijn gemaakt door getuige [getuige] en de verklaringen van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 2 augustus 2011 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van inbraak in zijn woning. Zijn woning is gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Bij de inbraak zijn een laptop (merk Toshiba), een kentekenbewijs, een mobiele telefoon (merk Samsung), een videocamera (merk Canon), een fotocamera (merk Canon) en verschillende sleutels weggenomen.
Buurtbewoner [getuige] verklaart dat hij vanuit de badkamer in zijn woning twee jongens heeft gezien die zijn aandacht trokken. De jongens kwamen aanrijden en hebben hun fietsen bij de heg geplaatst met de voorkant van de fiets in de richting van waaruit ze waren gekomen. De jongens hebben de fietsen niet op slot gezet. Terwijl zij hun fietsen wegzetten, keken zij om zich heen. Daarna zijn de jongens uit het zicht van getuige [getuige] verdwenen. [getuige] verklaart dat hij vervolgens naar het balkon is gelopen voor beter zicht. Het volgende dat hij heeft gezien, waren de jongens die zich, na elkaar, in de keuken van de woning aan de [adres] bevonden. Getuige [getuige] verklaart hierover dat hij zeker weet dat de jongens in de keuken dezelfde jongens waren als die hij eerder op de fiets heeft gezien. [getuige] heeft deze jongens een derde keer gezien toen zij hun fietsen weer pakten, waarop hij die jongens op de foto heeft gezet. Om 19.46 uur heeft getuige [getuige] de politie gebeld.
Vervolgens is getuige [getuige] achter de jongens aangerend. Ondertussen heeft hij contact gehad met de politie en heeft hij het signalement van deze jongens doorgegeven aan de politie. Eén van de jongens droeg een roze blouse. In de directe omgeving van de [adres] wordt vervolgens een jongen staande gehouden die voldoet aan het door getuige [getuige] opgegeven signalement. Deze jongen, die [verdachte] (verder: verdachte) is genaamd, wordt daarna door agenten op één van de foto’s van getuige [getuige] herkend als de jongen die even daarvoor is staande gehouden.
De andere jongen die op de foto’s van getuige [getuige] is te zien, wordt door de wijkagent herkend als [medeverdachte].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte] naar een woning is gegaan. Toen niemand de voordeur van die woning opendeed nadat [medeverdachte] twee keer had aangebeld, heeft verdachte tegen de voordeur getrapt. Volgens verdachte ging de deur meteen open en was er geen schade aan de deur. Verdachte verklaart voorts dat hij en [medeverdachte] samen naar binnen zijn gegaan en dat zij de goederen zoals die zijn opgesomd in de goederenbijlage bij de aangifte hebben meegenomen, met uitzondering van de verschillende sleutels.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 2 augustus 2011 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een laptop (merk Toshiba) en een mobiele telefoon (merk Samsung) en een kentekenbewijs en een videocamera (merk Canon) en een fototoestel (merk Canon) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door braak immers hebben hij, verdachte en zijn mededader een voordeur van voornoemde woning ingetrapt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de voorlopige hechtenis van verdachte sinds 5 augustus 2011 is geschorst. Verdachte houdt zich aan zijn schorsingsvoorwaarden en heeft bovendien baat bij de huidige contacten met de reclassering. Het is in het belang van verdachte als die contacten gedurende een langere periode kunnen worden voortgezet. Verdachte heeft inmiddels een opleiding en een baantje als krantenbezorger gevonden; het is de bedoeling dat verdachte een volledige dagbesteding krijgt. Naar het oordeel van de raadsman is een deels voorwaardelijke straf daarom een passende reactie nu een voorwaardelijke veroordeling toezicht door de reclassering mogelijk maakt. De raadsman is van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een kleiner voorwaardelijk deel dan door de officier van justitie is gevorderd. Tot besluit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen moeite zou hebben met het uitvoeren van een werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn neef een woninginbraak gepleegd. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Uit het strafblad van verdachte van 6 september 2011 blijkt dat hij reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van een diefstal. Het gaat om een recente veroordeling door de politierechter in deze rechtbank van 11 april 2011 waarvoor verdachte een geldboete opgelegd heeft gekregen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet lang na deze veroordeling het onderhavige delict heeft gepleegd.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank zijn proceshouding mee. Verdachte heeft openheid van zaken gegeven. Daarnaast heeft verdachte zich aan zijn schorsingsvoorwaarden gehouden en verlopen de contacten met de reclassering in het kader van die schorsing goed.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen passend en geboden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken alsmede een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Met de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk. Verdachte heeft verklaard dat hij baat heeft bij het huidige contact met de reclassering. De rechtbank is van oordeel dat het van belang is dat de reeds ingezette begeleiding, in het kader waarvan verdachte een baantje en een opleiding heeft gevonden, wordt voortgezet. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze worden geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van H. van Benthem van 5 augustus 2011, te weten een meldingsgebod en het meewerken aan het verkrijgen van een dagbesteding.
7 De benadeelde partij
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, met dien verstande dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag niet ongebruikelijk.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 113,- voor het feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 weken, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast,
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
-stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Vivaldiplantsoen 200 in Utrecht, binnen vijf dagen volgend na de dag waarop dit vonnis onherroepelijk wordt en daarna zo dikwijls als die instelling dat nodig acht;
* dat verdachte meewerkt aan het verkrijgen van een dagbesteding;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 113,- ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 113,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel bewaring met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. J. Ebbens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 november 2011.