ECLI:NL:RBUTR:2011:BU7816

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604082-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zware verwondingen door vrachtwagen

Op 5 oktober 2009 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Rijksweg A2 ter hoogte van Abcoude, waarbij meerdere voertuigen betrokken waren. Een vrachtwagenchauffeur, verdachte in deze zaak, kon zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en botste achterop een Volkswagen, die op dat moment stilstond. Dit resulteerde in de dood van een inzittende van een Hyundai en ernstige verwondingen voor een inzittende van de Volkswagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig was aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat er onvoldoende bewijs was voor schuld in de zin van deze bepaling. De rechtbank oordeelde dat enkel momentane onoplettendheid niet voldoende was om schuld vast te stellen. De tachograaf van de vrachtwagen registreerde 'rust', maar dit was niet doorslaggevend voor het rijgedrag van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde wel dat hij zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij niet binnen de afstand kon stoppen waarover hij de weg kon overzien. De rechtbank legde een geldboete van € 500,00 op en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, rekening houdend met de ernst van de gevolgen van het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604082-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1965] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres]
[woonplaats] (België)
NIET VERSCHENEN
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 september 2011. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: met een vrachtwagen met oplegger een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Rijksweg A2 ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: met een vrachtwagen met oplegger gevaar en/ of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en is van mening dat verdachte verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte lette, aldus de officier van justitie, niet op in het verkeer waardoor hij de file vóór hem te laat opmerkte en met zijn vrachtwagen met oplegger op deze file is ingereden. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de officier van justitie er op gewezen dat verdachte als bestuurder van een vrachtauto goed overzicht had over de weg, de route kende en wist dat het op deze route vrijdagmiddag erg druk kan zijn. Voorts hebben de bestuurders van de vijf auto’s vóór verdachte hun auto wel tijdig tot stilstand kunnen brengen. Van verdachte mocht bovendien als beroepschauffeur en bestuurder van een (vol beladen) vrachtwagen met oplegger, worden verwacht dat hij meer dan een gewone deelnemer alert zou zijn in het verkeer.
4.2 Het oordeel van de rechtbank
Feiten
Op 5 oktober 2009 omstreeks 16.00 uur heeft op de voor het openbaar verkeer opengestelde Rijksweg A2 ter hoogte van Abcoude een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij meerdere auto’s betrokken waren. Een Volvo met kenteken [kenteken] kwam tot stilstand op de derde van de ter plaatse vijf rijstroken van de A2. De bestuurders van de navolgende voertuigen brachten hun voertuig in de navolgende volgorde tot stilstand achter de Volvo: een Citroen met kenteken [kenteken], een Peugeot met kenteken [kenteken], een Opel met kenteken [kenteken], een Hyundai met kenteken [kenteken] en een Volkswagen met kenteken [kenteken]. Verdachte, bestuurder van een trekker met oplegger, kon zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en is tegen de achterzijde van de Volkswagen gereden. Met uitzondering van de Volvo raakten alle voornoemde voertuigen vervolgens bij de aanrijding betrokken en zijn als gevolg van deze aanrijding beschadigd.
Een inzittende van de Hyundai, [slachtoffer], raakte hierbij ernstig gewond en overleed later. Een inzittende van de Volkwagen, [slachtoffer 2], raakte ernstig gewond.
Artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, dient de rechtbank vast te kunnen stellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling, derhalve dat hij zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig heeft gedragen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn in dat verband verschillende factoren van belang. Daarbij kan gedacht worden aan de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Hierbij is belangrijk dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat verdachte zijn voertuig, een trekker met oplegger, niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en achterop een Volkswagen is gereden. Verdachte heeft hier over verklaard: “Ik moest naar de afslag Amsterdam Zuid-Oost aan de A2. Plotseling zie ik voor mij een aantal auto’s op de rijstrook waarop ik reed stilstaan. Ik keek nog of ik kon uitwijken naar links of naar rechts, maar dit kon niet omdat daar andere voertuigen reden. Ik ben vervolgens hard gaan remmen. Dit heb ik met alle macht gedaan. Ik kon een aanrijding met de auto voor mij niet voorkomen.”
Uit de verklaring van verdachte volgt dat er in ieder geval sprake is geweest van een moment van onoplettendheid. Verdachte heeft de auto’s voor hem immers niet zien remmen, maar heeft ze pas gezien toen ze al stilstonden.
Enkel momentane onoplettendheid is echter onvoldoende voor het oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Daartoe zijn bijkomende omstandigheden vereist, die in deze zaak niet zijn komen vast te staan. Het feit dat de tachograaf van de vrachtwagen zodanig was ingesteld dat deze ten tijde van het ongeval “rust” registreerde, is daartoe onvoldoende, nu dit op zichzelf niets zegt over het rijgedrag van verdachte.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van schuld in voormelde zin. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Artikel 5 WVW
Wel is sprake is van een overtreding als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Vast is komen te staan dat verdachte niet zijn vrachtauto tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarbinnen hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waar zijn voorliggers dit wel konden. Dit is verdachte aan te rekenen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank merkt hierbij nog op dat zij niet van belang acht dat de tachograaf van het motorrijtuig van verdachte defect was ten tijde van het ongeluk, nu niet is komen vast te staan dat dit van invloed is geweest op de rijstijl van verdachte. Dat deel van de tenlastelegging zal zij dan ook niet bewezen verklaren.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 05 juni 2009 te Abcoude als bestuurder van een motorrijtuigcombinatie (trekker met oplegger), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A2, de door hem bestuurde motorrijtuigcombinatie niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was doch is gebotst tegen de vóór hem, verdachte, stilstaande auto (merk Volkswagen, kenteken [kenteken] waarna tevens bij deze aanrijding/botsing betrokken raakten de (stilstaande) auto's Hyundai (kenteken [kenteken]) en Opel (kenteken [kenteken]) en Peugeot (kenteken [kenteken]) en Citroën (kenteken [kenteken]), door welke gedraging gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.’
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 1 subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard, en verdachte zal worden veroordeeld voor, een verkeersovertreding. De gevolgen van deze verkeersovertreding zijn zeer ernstig. Als gevolg van de door verdachte veroorzaakte aanrijding is een persoon overleden en is een persoon zwaar gewond geraakt.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Nu de rechtbank juridisch gezien het mindere, namelijk het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alhoewel de rechtbank heeft geoordeeld dat het ongeval niet aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, houdt zij met de ernstige gevolgen van het feit wel rekening bij de strafoplegging. Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat een geldboete van € 500,00, een passende sanctie is, naast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 500,--;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
Bijkomende straffen
veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 maanden;
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 september 2011.