ECLI:NL:RBUTR:2011:BU7180

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600597-11; 16/511589-09 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door een groep jongeren tegen een postbode

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 29 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte maakte deel uit van een groep jongeren die zich op 17 juni 2011 te Utrecht, aan de openbare weg, de Telderslaan, schuldig maakte aan geweld tegen een postbode. Het geweld bestond uit het meermalen stompen, slaan en schoppen van de postbode, die op dat moment zijn ronde liep. De rechtbank oordeelde dat dergelijk geweld tegen personen die in de openbare ruimte werkzaam zijn, zoals postbodes, onacceptabel is en niet getolereerd kan worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoon van de verdachte, die zich over het algemeen goed hield aan de afspraken met de reclassering. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldingsgebod en een locatiegebod. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de postbode, tot schadevergoeding van € 705,00 gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat € 505,00 een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank besloot ook dat de voorwaardelijke straf die eerder aan de verdachte was opgelegd, ten uitvoer moest worden gelegd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600597-11; 16/511589-09 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2011. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel aan openlijke geweldpleging waarbij iemand lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder primair tenlastegelegde. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder primair wordt verweten, nu niet is vast te stellen dat zijn bijdrage aan de geweldpleging tot het letsel van aangever heeft geleid.
Voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel, dat verdachte behoort te worden vrijgesproken van het als primair tenlastegelegde. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast te stellen dat het letsel van de aangever zoals genoemd in de tenlastelegging is ontstaan door toedoen van verdachte.
De rechtbank acht evenwel het onder subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 15 november 2011;
- de aangifte van [slachtoffer];
- de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer];
- de verklaring van [getuige 1];
- de verklaring van [getuige 2].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 juni 2011 te Utrecht, met anderen, aan de openbare weg, de Telderslaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het meermalen (met kracht) stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en
- het meermalen, (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het gooien van een fiets tegen het been van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte willen laten voorlichten door
F. Jonker, GZ-psycholoog. Verdachte heeft echter niet willen meewerken aan diens onderzoek. De rechtbank houdt het er daarom voor dat het bewezenverklaarde volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan een meldingsgebod, een locatiegebod, dat verdachte meewerkt aan behandeling en dat hij zal meewerken aan het vinden van een dagbesteding.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat de strafeis geen recht doet aan de omstandigheden van dit geval en daarom te hoog is. De verdediging heeft daartoe aangevoerd, dat mee dient te worden gewogen dat de aangever een schroevendraaier vasthad waarmee hij verdachte had kunnen verwonden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de aan de verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Verder is rekening gehouden met de persoon van de verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking daar van het hierna te noemen rapport van Reclassering Nederland is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 30 juni 2011.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het fysieke (en verbale) geweld van een groep jongeren waar verdachte deel van uitmaakte richtte zich tegen een postbode die zijn ronde liep. Naar het oordeel van de rechtbank is het onacceptabel dat tegen personen die in de openbare ruimte werkzaam zijn, zoals postbodes, tijdens de uitoefening daarvan geweld wordt gepleegd en kan dit niet worden getolereerd.
Openlijke geweldpleging roept bij passanten, en ook overigens in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog lang de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan moeten dragen. Verdachte en zijn mededaders hebben hieraan bijgedragen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het over verdachte opgemaakte rapport van Reclassering Nederland d.d. 10 november 2011. Daaruit blijkt dat verdachte zich over het algemeen goed houdt aan de afspraken die zijn gemaakt met betrekking tot de hem in het kader de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde RFID (Radio Frequency Identification), anders gezegd: het ‘enkelbandje’ behorende bij elektronisch toezicht. Buiten de tijden waarop verdachte van huis vertrekt en wanneer hij thuis hoort te zijn, heeft de reclassering weinig zicht op wat verdachte doet of waar hij is. Geadviseerd wordt verdachte gedeeltelijk voorwaardelijk te veroordelen met een meldingsgebod, een onderzoek- en behandelverplichting, een locatiegebod en het verlenen van zijn medewerking aan een toeleiding naar een dagbesteding in de vorm van werk en/of een opleiding als bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Hierin worden de 46 dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht verdisconteerd. Met het voorwaardelijk deel van de straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien maakt deze voortzetting van de begeleiding door de reclassering mogelijk, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te weten het meldingsgebod, een locatiegebod, medewerken aan de toeleiding naar een dagbesteding en/of opleiding opleggen. Voor de geadviseerde onderzoek- en behandelverplichting ziet de rechtbank geen aanleiding.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 705,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 505,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 5,00 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat een nadere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 9 oktober 2009 de proeftijd met een jaar zal worden verlengd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte evenwel in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f,14g, 24c, 36f, en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van onder primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de eerste 3 maanden van de proeftijd onder elektronisch toezicht van Reclassering Nederland zal laten stellen;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 9 oktober 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/511589-09 ten uitvoer zal worden gelegd.
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 505,00, waarvan € 5,00 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 505,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op het moment dat het vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 november 2011.