ECLI:NL:RBUTR:2011:BU7178

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/440067-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor pogingen tot zware mishandeling met glas en schoppen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 17 oktober 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van twee pogingen tot zware mishandeling gepleegd op 1 januari 2010 in Utrecht. De verdachte heeft met een glas in het gezicht van het eerste slachtoffer geslagen en het tweede slachtoffer meerdere keren geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste datum ter plaatse was en door de slachtoffers werd aangevallen, maar heeft deze verklaring niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als overtuigend beschouwd, ondersteund door videobeelden van het voorval. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de pogingen tot zware mishandeling.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de materiële en immateriële schade die de slachtoffers hebben geleden. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om de schadevergoedingen te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/440067-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 oktober 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 oktober 2011. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1) heeft gepoogd [slachtoffer1] zwaar te mishandelen door met een glas in haar gezicht te slaan dan wel haar aldus heeft mishandeld;
(feit 2) heeft gepoogd [slachtoffer2] zwaar te mishandelen door haar in het gezicht en/of tegen het hoofd te schoppen dan wel haar aldus heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten het volgende.
[slachtoffer1] (hierna mede te noemen [slachtoffer1]) heeft bij de politie verklaard dat zij op 1 januari 2010 in haar ouderlijk huis was aan de [adres] te [woonplaats]. Zij zag dat [verdachte], één van de bewoners van nummer 40, tegenover haar zus [slachtoffer2] stond. [slachtoffer1] stapte tussen haar zus en [verdachte] in en wilde hen met beide handen uit elkaar houden. Ook heeft [slachtoffer1] bij de politie verklaard dat zij vervolgens door [verdachte] werd vastgepakt en een klap op haar voorhoofd kreeg. [slachtoffer1] voelde dat dit een glas was, dat [verdachte] in haar handen had toen ze haar zus aansprak. [slachtoffer1] voelde dat het glas stukgeslagen werd op haar hoofd.
Uit medische informatie betreffende [slachtoffer1] is gebleken dat er bij haar – onder meer - sprake was van diverse snijwondjes op de linker gelaatshelft.
Ook [slachtoffer2] heeft bij de politie aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 1 januari 2010 op de [adres] te Utrecht was en zag dat [verdachte] tegen haar, haar zus [slachtoffer1] en haar vader begon te schreeuwen. [slachtoffer2] zag dat [verdachte] op haar af kwam lopen en dat haar zus, [slachtoffer1], tussen hen kwam staan en haar armen wijd deed om hen uit elkaar te houden. Daarop zag [slachtoffer2] dat [verdachte] het glas dat ze in haar rechterhand had, stuk sloeg in het gezicht van haar zus [slachtoffer1]. [slachtoffer2] zag dat [slachtoffer1] hevig bloedde aan haar gezicht. Daarop voelde [slachtoffer2] dat [verdachte] haar beetpakte en een ander haar neerlegde. [slachtoffer2] werd geschopt en geslagen door – onder meer – [verdachte] en raakte buiten bewustzijn. Op het moment dat zij probeerde op te staan, zag ze dat [verdachte] haar drie trappen in het gezicht gaf. [slachtoffer2] zag en voelde dat twee trappen recht in haar gezicht kwamen en dat een trap boven op mijn hoofd kwam.
Uit medische informatie betreffende [slachtoffer2] is gebleken dat er bij haar – onder meer - sprake was van een scheurwond aan de binnenzijde van de bovenlip (stukje losliggend vel, wijkende wond).
De vader van [slachtoffer1] en [slachtoffer2], [medeverdachte], heeft als getuige bij de politie eveneens verklaard dat [verdachte] dreigend op [slachtoffer2] af liep en dat [slachtoffer1] tussen hen ging staan. [slachtoffer1] duwde beide partijen uit elkaar. [verdachte] bracht met haar rechterhand het longdrinkglas naar het gezicht van [slachtoffer1] en hij zag dat [verdachte] het glas tegen het gezicht van [slachtoffer1] aandrukte. Vervolgens zag hij dat [verdachte] met het glas een draaiende beweging maakte.
Kort daarna pakte [verdachte][slachtoffer2] beet en zag de getuige dat [slachtoffer2] op de grond lag en dat ze van alle kanten geslagen en geschopt werd.
De feiten zijn vastgelegd op videobeelden, opgenomen door de familie [slachtoffer]. De politie heeft deze beelden uitgekeken en daarop is geconstateerd persoon 6 (aangewezen door [slachtoffer2] als [verdachte]) twee stappen naar voren doet richting persoon 4 (aangewezen door [slachtoffer2] als zijnde zijzelf), waardoor zij lijf aan lijf tegenover elkaar staan. Persoon 5 (aangewezen door [slachtoffer2] als zijnde [slachtoffer1]) gaat tussen persoon 4 en persoon 6 in staan. Persoon 6 pakt de kraag van persoon 5 vast en loopt naar achteren, persoon 5 vasthoudend. Persoon 6 heft de rechterarm op en maakt een slaande beweging naar het hoofd van persoon 5.
Persoon 6 doet een stap in de richting van persoon 4 en maakt een schoppende beweging met het linkerbeen ter hoogte van het hoofd van persoon 4. Het hoofd van persoon 4 schudt hierdoor heen en weer. Persoon 6 doet een stapje naar persoon 4 toe en heft wederom het linkerbeen op ter hoogte van het hoofd van persoon 4. Persoon 6 schopt wederom tegen het hoofd van persoon 4. Het hoofd van persoon 4 beweegt mee. Persoon 6 maakt wederom een schoppende beweging met het linkerbeen in de richting van het gezicht van persoon 4. Persoon 4 reikt met de rechterhand naar haar of zijn gezicht. Op het moment dat persoon 4 gebukt staat, loopt persoon 6 om een andere persoon heen en geeft persoon 6 een schop met het been tegen de billen van persoon 4.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij op 1 januari 2010 ter plaatse was en werd aangevallen door [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en dat zij zich heeft geprobeerd te verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is, gelet op voornoemde verklaringen en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de uitgekeken camerabeelden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd zowel aangeefster [slachtoffer1] als aangeefster [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door eerstgenoemde opzettelijk met een glas in het gezicht te slaan en laatstgenoemde meerdere keren tegen het hoofd te schoppen.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 01 januari 2010 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] met kracht met een glas in het gezicht heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Primair
op 01 januari 2010 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
die [benadeelde], meermalen met geschoeide voet en met kracht in het gezicht en het tegen het hoofd heeft geschopt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Voor zover uit de verklaring van verdachte bij de politie een beroep op noodweer is af te leiden, acht de rechtbank dit beroep van verdachte op noodweer niet aannemelijk geworden. Er was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, nu het, blijkens (de onder 4.2 aangehaalde beschrijving van) de camerabeelden juist verdachte was die op aangeefsters is toe gestapt en het initiatief tot de geweldshandelingen heeft genomen.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 primair en 2 primair:
Telkens: poging tot zware mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich, door haar handelwijze, in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan twee pogingen tot het plegen van een ernstig geweldsdelict.
Een dergelijk delict veroorzaakt niet alleen lichamelijk en psychisch leed bij de slachtoffers, maar er bestaat ook een grote maatschappelijke weerstand tegen dit soort redeloos geweld. Bovendien wordt de manier waarop het bewezenverklaarde is begaan door de rechtbank als schokkend en stuitend ervaren.
Gelet op de oriëntatiepunten die in de strafrechtspraak voor dergelijke strafbare feiten als uitgangspunt worden genomen, komt de rechtbank, vooral gezien het ontbreken van substantiële documentatie bij verdachte, tot een enigszins lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht echter gezien het bovenstaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enig passende sanctie.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer1] vordert een schadevergoeding van € 806,10 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade – nu deze niet is weersproken - een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer2] vordert een schadevergoeding van € 12.191,60 aan materiële en immateriële schade en € 880,60 aan rechtsbijstandkosten voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade – nu deze niet is weersproken - tot een bedrag van € 12.191,60 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan
€ 7.191,60 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De kosten voor rechtsbijstand stelt de rechtbank, uitgaande van het liquidatietarief in kantonzaken, vast op € 600,00. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 primair en 2 primair:
Telkens: poging tot zware mishandeling.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1] van € 806,10, waarvan € 56,10 ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], € 806,10 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer2] van € 12.191,60, waarvan € 7.191,60 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 600,-- ;
ter zake kosten van rechtsbijstand heeft gemaakt;
- wijst de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de kosten van rechtsbijstand, voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], € 12.191,60 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 95 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, M.J. Grapperhaus en M.J. Veldhuijzen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 oktober 2011.
E.A.A. van Kalveen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.