ECLI:NL:RBUTR:2011:BU7175

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600162-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op cafetaria met mes en diefstal van geld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 19 oktober 2011, staat de verdachte terecht voor een gewapende overval op een cafetaria in Amersfoort. De overval vond plaats op 8 februari 2011, waarbij de verdachte onder bedreiging van een mes een bedrag van € 1040,- heeft gestolen van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met een groot keukenmes in zijn hand, de aangever heeft bedreigd en gedwongen om het geld af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte in overweging genomen, evenals het reclasseringsadvies en psychologische rapporten die de geestelijke toestand van de verdachte beschrijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan zijn strafbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de bereidheid van de verdachte om hulp te zoeken voor zijn problemen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben beoordeeld en de beslissing hebben genomen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600162-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring te Nieuwegein,
raadsman mr. J.J.D. Doleweerd, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 8 februari 2011 te Amersfoort onder bedreiging met geweld € 1040,- van [slachtoffer] heeft gestolen en/of op 8 februari 2011 te Amersfoort onder bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van € 1040,-.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een geldbedrag van € 1040,-. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte en de deels bekennende verklaring van verdachte. Voor het vaststellen van het gestolen bedrag gaat de officier van justitie af op de verklaring van aangever. Verdachte was ten tijde van het plegen van het delict zwaar onder invloed. Dat verdachte niet weet om welk bedrag het exact gaat blijkt volgens de officier van justitie ook uit zijn verschillende verklaringen hieromtrent. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van afpersing en vordert hiervoor een partiële vrijspraak.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring kan komen van diefstal met geweld van een bedrag van € 285,- en wijst daarbij op de aanvullende verklaring van verdachte afgenomen op 28 februari 2011.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak afpersing
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, nu uit zowel de aangifte als uit de verklaringen van verdachte blijkt dat [slachtoffer] het geld niet heeft afgegeven maar dat verdachte het geld heeft weggenomen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het eerste alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Aangever [slachtoffer] verklaart dat hij op 8 februari 2011 na sluitingstijd samen met zijn vrouw [slachtoffer2] in de snackbar genaamd [snackbar] te Amersfoort werkte , toen een man met een sjaal voor zijn gezicht naar hem toe kwam rennen. De man droeg in zijn rechterhand een groot mes. Aangever verklaart dat de man vlak voor hem stopte en het mes op ongeveer tien centimeter afstand op zijn buik richtte. Aangever hoorde de man zeggen: “waar is het geld, waar is het geld” en “waar is het geld, anders steek ik je neer”. Aangever wees de man waar de geldlade stond en zag dat de man geldbiljetten uit de geldlade en uit de emmer met geld van de speelautomaten pakte. Vervolgens rende de man het pand uit. Volgens aangever heeft de overvaller in totaal een bedrag van € 1040,- weggenomen.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de snackbar [snackbar] te Amersfoort op
8 februari 2011 heeft overvallen. Verdachte verklaart voorts dat hij een keukenmes van huis had meegenomen welke hij op de buik van het slachtoffer heeft gericht. Daarbij heeft verdachte gezegd: “geef het geld anders steek ik je neer”.
De verdediging stelt dat verdachte een lager bedrag heeft weggenomen dan door aangever wordt aangegeven. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een bedrag van € 1040,- onder bedreiging van geweld heeft weggenomen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 08 februari 2011 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van euro 1.040,-, geheel toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- een mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en
- op korte afstand dat mes op de buik van die [slachtoffer] gericht heeft gehouden
en
-tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: “Waar is het geld, anders steek je neer".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen acht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van het voorarrest en de volgende bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat wenselijk acht;
- dat verdachte zal verblijven in en zal meewerken aan een klinische behandeling in een voor de verdachte meest geschikte behandelsetting in een intramurale inrichting, te bepalen door het NIFP/IFZ dat hiertoe een intramurale inrichting zal aanwijzen waar feitelijke invulling aan een dergelijke behandeling zal kunnen worden gegeven voor de duur van 12 maanden, of zoveel korter als de leiding van de te bepalen inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
- dat verdachte, indien de reclassering dat in overleg met de betreffende kliniek nodig acht, aansluitend aan een klinische behandeling een poliklinische behandeling zal volgen, nader door de kliniek en de reclassering te bepalen;
- dat verdachte zich bij de reclassering zal melden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het hulpverleningscomponent van de eis. De verdediging verzoekt de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de straf te verminderen, zodat er eerder met de behandeling van verdachte kan worden gestart.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op cafetaria [snackbar]. Verdachte heeft verklaard dat hij zich gesteld zag voor een opeenstapeling van problemen. Ook heeft hij verklaard de gewapende overval te hebben gepleegd om in de gevangenis te komen, zodat hij meer rust zou krijgen. Verdachte is met een groot keukenmes na sluitingstijd voornoemde cafetaria binnengelopen en heeft dit mes gericht op [slachtoffer]. Onder het dreigement [slachtoffer] neer te steken wanneer hij niet zou zeggen waar het geld was heeft verdachte geld uit de geldlade en de emmer met geld van de speelautomaten meegenomen. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Uit de aangifte van het slachtoffer volgt dat hij bang was dat verdachte hem neer zou steken als hij niet zou doen wat verdachte zei. Hierbij heeft verdachte kennelijk op dat moment niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, te proberen op deze manier snel aan geld te komen en een oplossing te vinden voor zijn eigen problemen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het reclasseringsadvies, waarin wordt geconcludeerd dat het recidiverisico gemiddeld tot in hoge mate aanwezig is zolang verdachte drugsgebruik niet kan weerstaan. Verdachte is echter gemotiveerd iets aan zijn problematiek te doen. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod en opname in een zorginstelling. Ter terechtzitting d.d. 5 oktober 2011 heeft getuige-deskundige mevrouw H.S. Wiebe het reclasseringsrapport toegelicht. Daarbij heeft zij opgemerkt contact te hebben gehad met de rapporterende deskundige, de heer H.E.M. van Beek, psychiater. De heer Van Beek liet telefonisch weten een klinische opname te onderschrijven.
De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met het psychologische en het psychiatrische rapport, waarin wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van cannabisafhankelijkheid en in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, schizoïde en autistische trekken.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de milieurapportage opgesteld door D.A. de Ruiter.
De psychiater adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over, maakt deze tot de hare en houdt hiermee eveneens rekening bij de strafoplegging. Ook heeft de rechtbank bij de strafoplegging betrokken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, dat hij zichzelf bij de politie heeft gemeld en ter terechtzitting volledige openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte vindt zelf dat hij hulp nodig heeft en is bereid om hieraan te werken.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging eveneens rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke delicten worden gegeven.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte zo snel mogelijk een klinische behandeling ondergaat.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk passend is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
7 Het beslag
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave van de in beslag genomen kleding aan verdachte. Het keukenmes waarmee de overval is gepleegd dient volgens de officier van justitie verbeurd te worden verklaard.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer ten aanzien van het beslag.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen kleding behoort verdachte toe. Derhalve zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten als rechthebbende van deze kleding. Nu het bewezenverklaarde met behulp van het keukenmes is begaan, zal de rechtbank het in beslag genomen keukenmes verbeurd verklaren.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat wenselijk acht;
* dat verdachte zal verblijven in en zal meewerken aan een klinische behandeling in een voor de verdachte meest geschikte behandelsetting in een intramurale inrichting, te bepalen door het NIFP/IFZ dat hiertoe een intramurale inrichting zal aanwijzen waar feitelijke invulling aan een dergelijke behandeling zal kunnen worden gegeven voor de duur van 12 maanden, of zoveel korter als de leiding van de te bepalen inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte, indien de reclassering dat in overleg met de betreffende kliniek nodig acht, aansluitend aan een klinische behandeling een poliklinische behandeling zal volgen, nader door de kliniek en de reclassering te bepalen;
* dat verdachte zich binnen vijf werkdagen volgend op de dag nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden meldt bij Reclassering Centrum Maliebaan aan de Tolsteegsingel 2a, 3582 AC te Utrecht. Hierna dient verdachte zich gedurende door Reclassering Centrum Maliebaan bepaalde perioden te blijven melden zo frequent als zij dat nodig acht.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte als rechthebbende van de onder hem inbeslaggenomen kleding, te weten:
* 1 shirt (314165);
* 1 paar zwarte schoenen van het merk Bugatti (320324);
* 1 blauwe jas van het merk Levi’s (321164);
-verklaart verbeurd het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een mes (319930), aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 4.4 bewezenverklaarde is begaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. P. Bender en mr. R.S.B. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck-Dezentje, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 oktober 2011.
Mr. N.E.M. Kranenbroek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.