ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6460

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604085-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Wassing
  • P. Bender
  • Y.A.T. Kruijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno en de verantwoordelijkheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 23 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben van kinderporno. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking van de woning van de verdachte op 16 juni 2009, waarbij twee computers in beslag werden genomen. Op deze computers werden in totaal 39 afbeeldingen aangetroffen die als kinderpornografisch werden gekwalificeerd. De afbeeldingen waren gedateerd van 12 januari 2008 tot en met 12 juni 2009. Uit onderzoek naar de internethistorie bleek dat de verdachte op verschillende tijdstippen had gezocht naar termen die verband hielden met kinderpornografie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de afbeeldingen op zijn computers. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had op het bezit van de afbeeldingen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzet had op het bezit van de kinderpornografische afbeeldingen, maar sprak hem vrij van de beschuldiging dat hij een gewoonte had gemaakt van het in bezit hebben van dergelijke afbeeldingen.

De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van kinderporno op de slachtoffers. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een werkstraf van 80 uur geëist. De rechtbank kwam echter tot de conclusie dat een werkstraf van 80 uur passend was, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank legde de verdachte een proeftijd van twee jaar op, waarbij de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604085-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1952] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. P.R. de Korte, advocaat te Veenendaal
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 november 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 12 januari 2008 tot en met 16 juni 2009 te Veenendaal op zijn computers 39 afbeeldingen met daarop kinderporno in zijn bezit heeft gehad en van dit bezit een gewoonte heeft gemaakt.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bevindingen van de politie. De officier van justitie acht het, gezien de verschillende plaatsen op de computers waar de bestanden door de politie zijn aangetroffen, niet aannemelijk dat verdachte niet wist dat afbeeldingen op zijn computers stonden.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en voert daartoe aan dat verdachte geen opzet had op het bezit van kinderporno. Verdachte wist niet dat de betreffende afbeeldingen op zijn computer stonden.
Een deel van de afbeeldingen dateert van begin 2008. Verdachte heeft in die periode zijn desktop tweedehands gekocht. Het is dan ook niet uit te sluiten dat die afbeeldingen door een ander op die computer zijn gezet.
Een deel van de afbeeldingen dateert van de periode waarin ook de anonieme melding is gedaan. Het is niet uit te sluiten dat een ander dan verdachte de afbeeldingen op de computers heeft gezet. Verdachte heeft problemen gehad met zijn IP-adres. Daarbij komt dat ook anderen zijn computer gebruikten.
De afbeeldingen zijn voor een groot deel aangetroffen in ‘Lost files’, ‘Recovered folders’ en ‘Recyclers’. Deze afbeeldingen waren voor verdachte zelf niet zichtbaar op de computer.
Alles aldus de verdediging.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Op 16 juni 2009 is de woning van verdachte te Veenendaal doorzocht. Daarbij zijn onder andere een desktop van het merk HP en een laptop van het merk Acer in beslag genomen. Op beide computers zijn in totaal 39 afbeeldingen aangetroffen, welke waren gedateerd van 12 januari 2008 tot en met 12 juni 2009, waaronder de afbeeldingen die zijn vermeld in de tenlastelegging. Uit onderzoek naar de internethistorie is gebleken dat via de zoekmachine van Google op 26 april 2009 is gezocht op de term ‘incesttoon’, op 7 juni 2009 op ‘little boys’, op 8 juni 2009 op ‘incesttoon’ en op 10 juni 2009 op ‘jong boys’. De op de computers aangetroffen afbeeldingen zijn door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden zedenrechercheur, beschreven. Uit die beschrijvingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat deze afbeeldingen een kinderpornografisch karakter hebben, zoals in de bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van het opzet
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op het bezit van de kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De verdediging heeft ten eerste bepleit dat verdachte niet wist dat de betreffende afbeeldingen op zijn computers stonden. Daar de afbeeldingen op de computers niet alleen zijn aangetroffen in ‘Lost files’ (‘verloren’ bestanden die alleen met speciale software op de computer terug zijn te vinden) en ‘Temporary files’ (tijdelijke bestanden die de computer automatisch opslaat wanneer een bepaalde website wordt bezocht), maar ook in ‘Recyclers’ (verwijderde bestanden die naar het oordeel van de rechtbank gemakkelijk zijn terug te vinden in de ‘prullenbak’) en ‘Mijn documenten’ (daar waar de gebruiker zelf bestanden opslaat die naar het oordeel van de rechtbank gemakkelijk zijn terug te vinden) acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte niet wist van de bestanden op zijn computers.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door onderzoek van de politie naar de internethistorie.
De verdediging heeft tevens bepleit dat de bestanden daterend uit begin 2008 door de vorige eigenaar van de computer kunnen zijn gedownload. De rechtbank acht dit niet aannemelijk, temeer vanwege het feit dat op de computer van verdachte tevens afbeeldingen zijn aangetroffen die dateren uit de periode dat verdachte de computer reeds in zijn bezit had.
De verdediging heeft tot slot aangevoerd dat de bestanden daterend van juni 2009 door een ander dan verdachte op de computers kunnen zijn gezet. De rechtbank acht het echter niet aannemelijk dat er sprake is van een complot tegen verdachte. Voorts heeft de verdediging op geen enkele wijze onderbouwd dat er sprake zou zijn van een probleem met het IP-adres van verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wel degelijk wist van de kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer en dat hij aldus opzet had op het bezit van voornoemde afbeeldingen.
Ten aanzien van de gewoonte
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat het feitelijk niet mogelijk is om een gewoonte te maken van het in bezit hebben van de afbeeldingen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 12 januari 2008 tot en met 16 juni 2009 te Veenendaal gegevensdragers (te weten een laptop (Acer) en desktop (HP)) bevattende 39 afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer ovj.01 en ovj.02 en ovj.10 en ovj. 12 op pagina 25, 26, 28 van het proces-verbaal) en
- het houden van een stijve penis naast het gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl op dat gezicht een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (onder meer ovj.21, pagina 33 van het proces-verbaal) en
- het anaal penetreren met de penis door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer nummer ovj.07 en ovj.24 en ovj.26, pagina 27, 34 van het proces-verbaal) en
- het anaal penetreren met een voorwerp van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer nummer ovj.23, pagina 33 van het proces-verbaal).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno. Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal afbeeldingen dat verdachte in bezit had, de leeftijd van de kinderen op de afbeeldingen en de aard van de handelingen waartoe de kinderen zijn gedwongen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 oktober 2011, waaruit blijkt dat verdachte in 2000 is veroordeeld voor ontucht met minderjarige jongens beneden de leeftijd van 16 jaren.
De officier van justitie heeft een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een werkstraf van 80 uur gevorderd. De eis van de officier van justitie is alleszins te begrijpen. De rechtbank is echter van oordeel dat, gezien het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en gelet op de persoon van de verdachte, de aan verdachte op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf lager dient te zijn.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat een werkstraf van 80 uur passend en noodzakelijk is. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden teneinde de ernst van het feit te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. P. Bender en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2011.