ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6266

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 10/1961 en SBR 10/1966
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor antennemast en belanghebbendheid van omwonenden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 24 november 2011, gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, waarbij aan Vodafone Libertel B.V. een vrijstelling en lichte bouwvergunning is verleend voor het plaatsen van een antennemast. De eisers, bestaande uit omwonenden van de geplande antennemast, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak van 14 september 2011 vastgesteld dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2011 zijn de eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, verschenen, evenals de gemachtigde van de gemeente en de vergunninghoudster. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het gebrek in het besluit was hersteld. De rechtbank oordeelt dat de omwonenden die binnen een straal van 300 meter van de antennemast wonen, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt volgens artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat de belangen van andere eisers, die verder weg wonen, niet rechtstreeks bij het besluit betrokken zijn.

De rechtbank heeft het beroep van de niet-ontvankelijke eisers verworpen en het beroep van de overige eisers gegrond verklaard. Het bestreden besluit is vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit blijven in stand, omdat de rechtbank oordeelt dat de vergunning in redelijkheid verleend kon worden. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de eisers. De uitspraak benadrukt het belang van de afstand tot de antennemast voor de beoordeling van de belanghebbendheid van omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummers: SBR 10/1961 en SBR 10/1966
einduitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser sub 1],
[eiser sub 2], en
384 andere bewoners van [woonplaats 1] en [woonplaats 2],
eisers,
gemachtigde: mr. F.A. Weijzen, advocaat te Utrecht,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. H. Maaijen, werkzaam bij de gemeente Amersfoort.
Inleiding
1.1 Bij besluit van 13 januari 2009 heeft verweerder aan Vodafone Libertel B.V. (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en een lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast ten behoeve van mobiele telefonie aan de [adres] te [woonplaats 1] (hierna: het perceel).
1.2 Bij besluit van 11 mei 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het door eisers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld.
1.3 De beroepen SBR 10/1961 en SBR 10/1966 zijn gevoegd behandeld ter zitting van
23 augustus 2011. Ter zitting zijn verschenen [eiser sub 1], [A], [B],
[C] en [D]. Eisers zijn bijgestaan door gemachtigde mr. M.M. Dezfouli, advocaat te Utrecht. Namens verweerder is gemachtigde voornoemd verschenen. Verder is namens vergunninghoudster mr. M.C. Steeman ter zitting verschenen.
1.4 Bij tussenuitspraak van 14 september 2011 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het gebrek in het besluit van 11 mei 2010 te herstellen, dan wel een ander besluit hiervoor in de plaats te stellen. Met de brief van 10 oktober 2011 en de bijgevoegde overzichtskaart heeft verweerder van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Eisers zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld te reageren. Zij hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.5 Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de rechter bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
2.1 Bij tussenuitspraak van 14 september 2011 heeft de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit van 11 mei 2010 onzorgvuldig is voorbereid, zodat het besluit in zoverre een gebrek vertoont. De rechtbank heeft verweerder hierop in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen.
2.2 In onderhavige einduitspraak staat de rechtbank voor de vraag of verweerder met de brief van 10 oktober 2011 en de bijgevoegde overzichtskaart het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld. Bij de beantwoording van deze vraag blijft de rechtbank bij en bouwt zij voort op haar overwegingen in de tussenuitspraak van
14 september 2011, welke thans voor de rechtbank het uitgangspunt vormt van haar beoordeling.
2.3 Gezien hetgeen reeds is overwogen in de tussenuitspraak, behoeft nog slechts de ontvankelijkheid van eisers door de rechtbank te worden behandeld. De rechtbank overweegt dat de omwonenden die op een afstand van maximaal 300 meter van de geplande antennemast wonen belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank acht de afstand van de woningen van de overige eisers tot de te realiseren antennemast zodanig groot dat, ondanks de aanzienlijke hoogte en de ruimtelijke uitstraling van de antennemast, niet kan worden geoordeeld dat de belangen van deze eisers rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken. Ook overigens zijn geen omstandigheden gesteld of is aannemelijk geworden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat ondanks de ruime afstand tot de antennemast een objectief en persoonlijk belang van deze eisers woonachtig buiten de bovengenoemde 300 meter grens is gemoeid met het bestreden besluit. Om die reden kunnen deze eisers niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. Het enkele feit dat kinderen van deze eisers naar een nabij de antennemast gelegen peuterspeelzaal, school of sportvereniging gaan, onderscheidt hen onvoldoende van anderen, zodat dit geen belanghebbendheid met zich brengt. Deze eisers kunnen dan ook niet in hun beroep worden ontvangen.
2.4 Gelet op het hiervoor overwogene rest de vraag welke bezwaarmakers binnen een straal van 300 meter van de antennemast wonen. Verweerder heeft in de brief van 10 oktober 2011 aansluiting gezocht bij de lijsten die aan het bezwaarschrift van 23 februari 2009 zijn gekoppeld. Op grond hiervan heeft verweerder alle bewoners die bezwaar hebben gemaakt en die in de volgende straten wonen als belanghebbende aangemerkt: Engweg, Molenaarlaan, Houtsnijderpad, Ambachtlaan, Steenhouwerstraat, Zadelmakerstraat, Zevenhuizerstraat, Ketellapperpad, Tingieterstraat, Koetsierpad, Schrijnwerkerlaan, Pottenbakkerlaan, Koperslagerlaan, Kantklosserpad, Graveurstraat en Glazenierstraat. Gelet op de grote hoeveelheid bezwaarmakers en gelet op het feit dat de door verweerder genoemde straten geheel, danwel vrijwel geheel, binnen de straal van 300 meter vallen kan naar het oordeel van de rechtbank met een benadering per straat worden volstaan. De rechtbank verklaart derhalve het beroep van de eisers die in één van de andere straten woonachtig zijn (Bastion, Kattenbroek, Zandkamp, Zeldertseweg, De Klapmuts, Waterviolier, De Koop, De Gouden Ploeg, Kloosterlaan, Nepper, Lakenkoperstraat, Beukelaan, Tolick, Molenweg, Breelandhof, Nervistraat, De Oude Munt) en de aan de Maaskant in [woonplaats 2] woonachtige eisers niet-ontvankelijk, omdat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt.
2.5 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de brief van 10 oktober 2011 alsnog de vereiste duidelijkheid verschaft over de afstand tussen de woningen van eisers en de te plaatsen antennemast. Aangezien pas na het bestreden besluit een zorgvuldig onderzoek ten aanzien van de ontvankelijkheid van eisers heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep van de eisers die ontvankelijk zijn, zal daarom gegrond worden verklaard. De slotsom is evenwel, gelet op de tussenuitspraak van 14 september 2011, dat op grond van hetgeen eisers hebben aangevoerd niet tot het oordeel kan worden gekomen dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid de thans bestreden vrijstelling te verlenen. Nu met deze vrijstelling de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan is opgeheven, bestond hierin niet langer grond tot weigering van de bouwvergunning. Dit betekent dat de inhoud van het door de rechtbank te vernietigen bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit geheel in stand laten.
2.6 De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in zaak SBR 10/1961 vastgesteld op € 874,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 437,-) als kosten van verleende rechtsbijstand. Op grond van het Bpb komen in de zaak SBR 10/1966 de verletkosten van [eiser sub 1] voor vergoeding in aanmerking. De verletkosten voor het bijwonen van de zitting worden door de rechtbank vastgesteld op € 80,-, zijnde het bedrag dat is ingevuld op het formulier proceskosten. Verder zal verweerder het door eisers betaalde griffierecht moeten vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep van eisers die in één van de volgende straten woonachtig zijn niet-ontvankelijk: Bastion, Kattenbroek, Zandkamp, Zeldertseweg, De Klapmuts, Waterviolier, De Koop, De Gouden Ploeg, Kloosterlaan, Nepper, Lakenkoperstraat, Beukelaan, Tolick, Molenweg, Breelandhof, Nervistraat, De Oude Munt, alle te [woonplaats 1] en de Maaskant te [woonplaats 2];
3.2 verklaart de beroepen van de overige eisers gegrond;
3.3 vernietigt het bestreden besluit van 11 mei 2010;
3.4 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
3.5 bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,- aan hen vergoedt in de zaken SBR 10/1961 en SBR 10/1966;
3.6 veroordeelt verweerder in de zaak SBR 10/1961 in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 874,-, te betalen aan eisers;
3.7 veroordeelt verweerder in de zaak SBR 10/1966 in de proceskosten van [eiser sub 1] ten bedrage van € 80,-, te betalen aan [eiser sub 1].
Aldus vastgesteld door mr. T. Pavicevic, als rechter, en in het openbaar uitgesproken op
24 november 2011.
De griffier: De rechter:
mr. J.C. van Vuren mr. T. Pavicevic
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze einduitspraak en tegen de tussenuitspraak van 1 juli 2011 kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.