Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 313673 / KG ZA 11-830
Vonnis in kort geding van 23 november 2011
[eiser],
handelend onder de naam [naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. W.B. Brusse te Almelo,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DHL EXPRESS (NETHERLANDS) B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën, Dictoraat-Generaal Belastingdienst),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. C.B. Vreede te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser], DHL Express en de Staat worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 26 oktober 2011 en 31 oktober 2011, met 9 producties,
- producties 1 tot en met 17 van DHL Express,
- producties 1 tot en met 18 van de Staat,
- de bij faxbericht van 9 november 2011 aangekondigde eiswijziging,
- de mondelinge behandeling op 9 november 2011,
- de pleitnota van [eiser],
- de pleitnota van DHL Express,
- de pleitnota van de Staat.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] drijft een webshop in onder meer elektronica-artikelen. In dat verband heeft [eiser] diverse artikelen van verschillende in de Volksrepubliek China gevestigde verkopers ingekocht.
2.2. DHL Express is een logistieke dienstverlener die zich bezighoudt met het (doen) vervoeren van goederen over de weg binnen Nederland.
2.3. Op 29 augustus 2011, 31 augustus 2011 en 4 september 2011 zijn drie zendingen met door [eiser] bestelde goederen in het DHL sorteercentrum in Amsterdam aangekomen. Deze zendingen zijn geregistreerd onder de nummers [zending 1], [zending 2] en [zending 3].
2.4. Tijdens fysieke controles bij het entrepot van DHL in Apeldoorn op 31 augustus 2011 en 6 september 2011 heeft de Douane bovengenoemde zendingen geïnspecteerd. Daarbij heeft de Douane in zending [zending 2] goederen aangetroffen die mogelijk een inbreuk maken op de intellectuele eigendomsrechten van Nintendo, en in zending [zending 1] op de intellectuele eigendomsrechten van Apple, Intel en Microsoft. In zending [zending 3] heeft de Douane goederen gevonden die eveneens mogelijk inbreuk maken op het modelrecht van Apple. De Douane heeft de desbetreffende goederen tegengehouden en proces-verbaal van haar bevindingen opgemaakt.
2.5. De afdeling IER van de Douane heeft Nintendo, Microsoft, Intel en Apple bij faxberichten van respectievelijk 5 september 2011 en 7 september 2011 over de potentiële inbreuken geïnformeerd en hen verzocht om binnen 10 werkdagen te laten weten of zij tegen de mogelijke inbreuken wensen te ageren. Daarop hebben Nintendo en Intel aan de Douane bericht wegens het geringe aantal goederen niet te zullen optreden. Microsoft en Apple hebben de Douane verzocht om een termijnverlenging, die de Douane heeft verleend.
2.6. Bij brief van 12 september 2011 heeft de advocaat van [eiser] aan de Douane bericht dat [eiser], ondanks verzoeken daartoe, noch van DHL Express noch van de Douane is geïnformeerd over de status van de drie zendingen. De advocaat heeft de Douane aansprakelijk gesteld en haar gesommeerd om schriftelijk te berichten waarom de drie zendingen van [eiser] vast staan en wanneer de goederen worden vrijgegeven.
2.7. In een brief van diezelfde datum heeft de advocaat van Apple aan [eiser] bericht dat de in een zending aan [eiser] aangetroffen tablet pc’s inbreuk maken op het modellenrecht van Apple. [eiser] is verzocht om vrijwillig afstand te doen ter vernietiging van de inbreukmakende producten, de kosten van de merkhouder te vergoeden en een afstands- en onthoudingsverklaring te ondertekenen.
2.8. Bij e-mail van 13 september 2011 heeft de Douane aan de advocaat van [eiser] bericht dat in een zending aan [eiser] tablet pc’s zijn aangetroffen die vermoedelijk inbreuk maken op de rechten van Apple. Voorts heeft de Douane medegedeeld de goederen niet vrij te geven aangezien de modelrechthouder heeft aangegeven dat de tablet pc’s inbreuk maken op haar modelrechten.
2.9. Op diezelfde dag heeft Apple bij e-mail aan de Douane ter zake zending [zending 3] laten weten dat alleen de tablet pc’s met een zilverkleurige achterkant inbreuk maken op haar rechten en dat de tablet pc’s met een witte achterkant mogen worden vrijgegeven.
2.10. Op 14 september 2011 heeft de Douane een aantal tegengehouden goederen uit zending [zending 3] weer vrijgegeven, die [eiser] dezelfde dag bij het DHL sorteercentrum in Apeldoorn heeft opgehaald.
2.11. Bij brief van 15 september 2011 heeft de Douane aan [eiser] bericht dat zending [zending 2] schooltassen bevat met een te hoog cadmiumgehalte en dat het invoeren van deze goederen ingevolge artikel 9.3.3 van de Wet milieubeheer in relatie tot artikel 67 lid 1 van de RAECH-verordening verboden is. Voorts is [eiser] verzocht om een keuze te maken tussen terugzending van de goederen naar de plek van verzending, verzending van de goederen naar een land buiten de EEG, verwijdering van de cadmiumhoudende delen of vernietiging van de goederen. [eiser] heeft niet op deze brief gereageerd.
2.12. Bij brief van 20 september heeft de advocaat van [eiser] aan de Douane verzocht om de tegengehouden tablet pc’s en laptops vrij te geven.
2.13. Op diezelfde datum heeft de advocaat van [eiser] een aansprakelijkheidsstelling aan DHL Express gezonden met het verzoek om de door de Douane vrijgegeven goederen bij [eiser] te bezorgen.
2.14. Op 27 september 2011 is een vierde zending met door [eiser] bestelde goederen in het DHL sorteercentrum in Amsterdam aangekomen. Deze zending is geregistreerd onder nummer [zending 4]. De zending is op dezelfde datum aan de afzender in Hong Kong geretourneerd.
2.15. Bij faxbericht van 29 september 2011 heeft Apple aan de Douane medegedeeld dat zij wegens proceseconomische redenen niet verder wenst op te treden tegen [eiser] en verzocht om de goederen uit zending [zending 1] vrij te geven.
2.16. Bij brief van 4 oktober 2011 heeft de advocaat van Microsoft aan [eiser] bericht dat zending [zending 1] zeven laptops bevat waarop zonder toestemming van Microsoft kopieën van haar computerprogramma’s zijn geïnstalleerd en dat [eiser] door verhandeling van deze goederen inbreuk maakt op de exclusieve intellectuele eigendomsrechten van Microsoft. De advocaat heeft [eiser] namens Microsoft verzocht om ter zake van deze laptops een afstands- en onthoudingsverklaring te ondertekenen.
2.17. Microsoft heeft vervolgens in een telefoongesprek aan [eiser] laten weten dat de laptops kunnen worden vrijgegeven indien de daarop geïnstalleerde Microsoft software wordt verwijderd. Microsoft heeft de Douane in een e-mail van 5 oktober 2011 van deze afspraak op de hoogte gesteld. De software is tot op heden nog niet van de laptops verwijderd.
2.18. Op 10 oktober 2011 heeft Apple aan de Douane bericht dat zij om proces-economische redenen heeft besloten niet tegen de goederen uit zending [zending 3] op te treden.
2.19. De Douane heeft op respectievelijk 3 oktober 2011, 5 oktober 2011 en 7 november 2011 goederen uit de zendingen met nummers [zending 1], [zending 3] en [zending 2] in beslag genomen wegens overtreding van artikel 337 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht (Sr). De in beslaggenomen goederen zijn door middel van een “ontvangstbewijs van in beslaggenomen goederen” aan DHL in Apeldoorn bevestigd.
3.1. [eiser] vordert, na eiswijziging, samengevat:
I. hoofdelijke veroordeling van DHL Express en de Staat tot het verstrekken van een volledige schriftelijke opgave van alle goederen die zich hebben bevonden in de vier zendingen,
II. hoofdelijke veroordeling van DHL Express en de Staat tot bezorging van alle goederen van de vier zendingen bij [eiser], voor zover deze goederen niet rechtsgeldig zijn tegengehouden door de Staat, op straffe van een dwangsom,
III. veroordeling van de Staat tot opheffing van alle eventueel gelegde (strafrechtelijke) beslagen op de goederen van de vier zendingen, op straffe van een dwangsom,
met hoofdelijke veroordeling van DHL Express en de Staat in de proceskosten.
3.2. [eiser] heeft aan zijn vorderingen tegen DHL Express ten grondslag gelegd dat DHL Express onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Hij verwijt DHL Express dat zij hem niet (juist) heeft geïnformeerd omtrent de reden van de vertraging van de zendingen, de plaats waar de goederen uit de zendingen zich bevinden en het tijdstip waarop de goederen bij [eiser] zullen worden afgeleverd. Volgens [eiser] mag van DHL Express als deskundig en zorgvuldig handelend vervoerder verwacht worden dat zij de zendingen goed administreert en de geadresseerde op de hoogte stelt van de status van de zendingen en de te volgen procedures.
3.3. [eiser] heeft zijn vorderingen tegen de Staat gebaseerd op een onrechtmatige overheidsdaad. [eiser] verwijt de Douane dat zij gericht heeft gecontroleerd en uitsluitend de zendingen aan hem heeft tegengehouden. Voorts heeft [eiser] gesteld dat de Douane hem, als belanghebbende, op grond van het Handboek Douane had moeten informeren waarom zij goederen uit de zendingen aan [eiser] heeft tegengehouden. In dat verband had de Douane proces-verbaal van bevindingen moeten opmaken en deze aan [eiser] moeten versturen. Ook had de Douane [eiser] op de hoogte moeten stellen van de toepasselijke termijnen en de eventuele verlenging daarvan. Tot slot had de Douane, nadat de houders van de intellectuele eigendomsrechten de Douane hadden laten weten niet tegen [eiser] te zullen optreden, de goederen moeten vrijgeven. Dit alles heeft de Douane niet gedaan, aldus [eiser]
3.4. DHL Express heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde. DHL Express heeft daartoe primair aangevoerd dat zij geheel buiten deze kwestie staat. Niet zij maar DHL international B.V. is namelijk betrokken bij de verwerking internationaal goederenvervoer. Reeds daarom moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. DHL Express heeft zich – voor het geval wel betrokkenheid van DHL Express bij het vervoer van de zendingen wordt aangenomen – verder op het standpunt gesteld dat, kort gezegd, de leveranciers van [eiser] een vervoersovereenkomst hebben gesloten met DHL Express (Hong Kong) Ltd. (hierna: DHL Hong Kong), dat op deze overeenkomst het recht van Hong Kong van toepassing is, dat een vordering uitsluitend tegen DHL Hong Kong kan worden ingesteld, dat het vorderingsrecht is blijven rusten bij de afzender(s) van de zendingen, dat sprake is van overmacht omdat de (nog niet afgeleverde) goederen van zendingen [zending 1], [zending 3] en [zending 2] in beslag zijn genomen en DHL Express ook de goederen uit zending [zending 4] feitelijk niet meer onder zich heeft. Tot slot heeft DHL Express het spoedeisend belang van [eiser] betwist.
3.5. De Staat heeft eveneens verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde. De Staat heeft aangevoerd dat [eiser], gelet op artikel 552a Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot opheffing van de beslagen. Voorts heeft de Staat zich op het standpunt gesteld dat de Douane in overeenstemming met de op haar rustende (controle)verplichtingen heeft gehandeld. Op de Douane rust geen verplichting om de geadresseerde van de goederen informatie te verstrekken over tegengehouden zendingen en de goederen zijn ook overigens op rechtmatige wijze door de Douane gestopt. Van onrechtmatig handelen is dan ook geen sprake, aldus de Staat.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. [eiser] heeft gesteld dat hij in liquiditeitsproblemen is geraakt doordat hij de tegengehouden goederen niet aan zijn klanten heeft kunnen leveren. Voorts heeft [eiser] gesteld dat het niet (op tijd) kunnen leveren van de goederen schadelijk is voor de reputatie van zijn webshop. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
4.2. DHL Express en de Staat hebben diverse stukken overgelegd waaruit blijkt welke goederen zich in de zendingen met nummers [zending 1], [zending 2] en [zending 3] bevonden, op welke goederen beslag is gelegd en welke goederen inmiddels zijn vrijgegeven en bezorgd. Voorts heeft DHL Express stukken in het geding gebracht waaruit volgt welke goederen zich in de zending met nummer [zending 4] bevonden en dat deze zending is geretourneerd aan de afzender in Hong Kong. Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eiser] opgemerkt dat dit de stukken zijn waar [eiser] om heeft verzocht. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat met deze informatie reeds aan het gevorderde onder I is voldaan. Mocht de overgelegde informatie toch niet volledig zijn, dan had het – mede gelet op het feit dat alle stukken vóór de mondelinge behandeling aan de advocaat van [eiser] zijn toegestuurd en [eiser] ook tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling de mogelijkheid heeft gehad om de stukken te bekijken – op de weg van [eiser] gelegen zich daarop te beroepen. Nu hij dat niet heeft gedaan, heeft [eiser] zijn belang bij de vordering onder I onvoldoende onderbouwd, zodat deze vordering reeds om die reden moet worden afgewezen.
4.3. Verder acht de voorzieningenrechter in dit verband van belang dat DHL Express en de Staat gemotiveerd hebben aangevoerd dat in het vervoersrecht respectievelijk de douanewetgeving geen informatieplicht jegens de geadresseerde van een zending is opgenomen. [eiser] heeft dit niet bestreden, maar gesteld dat DHL Express en de Staat hem desalniettemin over de status van de zendingen hadden behoren te informeren. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt. Uit hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is kan onder omstandigheden mogelijk worden afgeleid dat de Douane en/of een vervoerder de geadresseerde moet(en) informeren over de status van een zending. In de onderhavige kwestie blijkt uit alle overgelegde stukken en ingenomen stellingen dat dit ook is gebeurd. Op regelmatige basis heeft [eiser] namelijk contact gehad met DHL Express en de Douane en daarbij zijn de status van de zendingen en redenen van de vertraging aan de orde gekomen. Verder is [eiser] ook schriftelijk op de hoogte gesteld van de reden van de inbeslagname van een aantal voor hem bestemde goederen (de brief van [naam] van 12 september 2011, de brief van de Douane van 15 september 2011 ter zake een te hoog cadmiumgehalte in de rugzakken en de brieven van Microsoft van 26 september en 4 oktober 2011). Tijdens deze contacten is [eiser] mogelijk niet altijd volledig (juist) geïnformeerd, maar dat enkele feit maakt nog niet dat DHL Express en/of de Douane onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld. Dat zou mogelijk anders zijn als DHL Express en/of de Douane opzettelijk aan [eiser] onjuiste en/of onvolledige informatie hebben verstrekt, maar hiervan is niet gebleken. Waarom - ondanks dit alles - door DHL Express en/of de Douane onrechtmatig is gehandeld, is door [eiser] niet nader gemotiveerd onderbouwd, zodat ook het vorenstaande ertoe leidt dat de vordering onder I moet worden afgewezen. Dat de gehele gang van zaken [eiser] niet beviel en hem de wanhoop nabij was, maakt dit oordeel niet anders.
4.4. De verwijzing van [eiser] naar het Douane handboek, en meer specifiek artikel 6.14.4. hieruit, is door de voorzieningenrechter niet in de beoordeling betrokken. Redengevend hiervoor is dat dit handboek niet is overgelegd en door de Staat gemotiveerd is bestwist dat in dat handboek de door [eiser] gestelde informatieplicht is te lezen.
4.5. De vordering onder II ziet op bezorging van de (niet tegengehouden) goederen uit de vier zendingen bij [eiser]. Niet in geschil is dat er geen sprake is van een vervoersovereenkomst tussen [eiser] enerzijds en DHL Express of de Staat anderzijds. Waarom - ondanks dit vaststaande feit - DHL Express en/of de Staat gehouden zijn om de goederen bij [eiser] te bezorgen, is door [eiser] niet nader toegelicht.
4.6. Daar komt nog bij dat als onweersproken gesteld vaststaat dat alle goederen uit zendingen [zending 1], [zending 2] en [zending 3], met uitzondering van de laptops met software van Microsoft – die zullen worden vrijgegeven zodra [eiser] deze software heeft verwijderd – en de strafrechtelijk in beslag genomen rugzakken en tablet pc’s, inmiddels bij [eiser] zijn bezorgd of door hem zijn opgehaald. Met andere woorden: er zijn geen (niet tegengehouden) goederen die op dit moment nog bezorgd kunnen worden. Mocht dit anders zijn, dan had het op de weg van [eiser] gelegen om - mede aan de hand van de door DHL Express en de Staat overgelegde stukken en ingenomen stellingen - gemotiveerd te onderbouwen welke (niet tegengehouden) goederen nog niet zijn bezorgd/opgehaald. Deze onderbouwing heeft [eiser] echter niet gegeven.
4.7. Verder staat vast dat DHL Express zending [zending 4] feitelijk niet meer onder zich heeft, nu deze naar de afzender(s) in Hong Kong is teruggestuurd. Van deze zending kan dus niets (meer) worden bezorgd. Met het oog hierop en in het licht van hetgeen onder 4.5. en 4.6. is overwogen zal ook de vordering onder II worden afgewezen en kan in het midden blijven of DHL Express dan wel DHL international B.V. bij het internationale goederenvervoer betrokken is.
Opheffing strafrechtelijk beslag
4.8. Ten aanzien van de vordering tot opheffing van de beslagen heeft de Staat terecht aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk is, omdat daartoe voor hem de klaagschrift-procedure als bedoeld in artikel 552a Sv openstaat. Het is onverenigbaar met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken dat de voorzieningenrechter vooruitlopend op de behandeling door de raadkamer in strafzaken oordeelt over de rechtmatigheid van een beslag. Voor toewijzing van een vordering tot opheffing van een strafrechtelijk beslag, zoals hier aan de orde, kan daarom slechts sprake zijn in zeer uitzonderlijke of buitengewoon spoedeisende omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is in deze zaak echter onvoldoende gebleken. [eiser] is dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering onder III.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van DHL Express en de Staat worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DHL worden begroot op:
- griffierecht € 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.376,00
4.10. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.376,00
4.11. De door de Staat gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal
worden toegewezen met inachtneming van de hierna bepaalde termijn.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot opheffing van de op 3 oktober 2011, 5 oktober 2011 en 7 november 2011 gelegde beslagen,
5.2. wijst de overige vorderingen af,
5.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.376,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en aan de zijde van DHL tot op heden begroot op € 1.376,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.?