ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6181

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
315672/FT-RK 11.1407
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in faillissementsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige voorziening, ingediend door verzoekster in het kader van een faillissementsprocedure. Verzoekster trachtte te voorkomen dat conservatoire beslagen, die op 24 december 2009 waren gelegd op verzoek van [A] onder de ING Bank N.V. en ABN-AMRO Bank N.V., executoriaal zouden worden. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 28 van de Faillissementswet (Fw) een eiser bevoegd is om schorsing te verzoeken indien een rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig is. Echter, artikel 30 Fw bepaalt dat indien vóór de faillietverklaring de stukken van het geding al aan de rechter zijn overgelegd, artikel 28 niet van toepassing is. Dit betekent dat de beoogde saniet niet kan worden vervangen door een eventuele bewindvoerder, omdat de stukken al onder de rechter zijn.

De rechtbank concludeerde dat de strekking van het verzoek tot voorlopige voorziening gelijk is aan de mogelijkheid tot voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling, die sinds 1 januari 2008 niet meer bestaat. Hierdoor kan de gevraagde voorziening niet meer omvatten dan de schuldsaneringsregeling zelf. De rechtbank stelde vast dat er geen spoedeisendheid was in het verzoek, aangezien de stukken van de bodemprocedure al aan de rechter waren voorgelegd en er geen executoriale titel of ten uitvoerlegging was aangetoond. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek tot voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek afgewezen, met de mededeling dat op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling bij afzonderlijk vonnis zal worden beslist. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. R.J. Verschoof.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer: 315672/FT-RK 11.1407
nummer verklaring: UTR0311102867
uitspraakdatum: 22 november 2011
afwijzing verzoek voorlopige voorziening
enkelvoudige kamer
in de zaak van
[verzoekster],
geboren op [1922] te [geboorteplaats],
wonende [adres], [woonplaats],
hierna: verzoekster,
is door verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing tot de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het geven van een of meer voorlopige voorzieningen bij voorraad.
De gevraagde voorziening houdt – zo begrijpt de rechtbank – het volgende in:
voorkomen dat de op 24 december 2009 op verzoek van [A] onder de ING Bank N.V. en ABN-AMRO Bank N.V. gelegde conservatoire beslagen executoriaal worden.
Verzoekster heeft aangevoerd dat de gevraagde voorziening bij voorraad noodzakelijk is aangezien in de bodemprocedure tussen [A] en verzoekster uitspraak op 23 november 2011 is bepaald en in geval van een (gedeeltelijk) toewijzend vonnis de gelegde beslagen executoriaal worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 28 van de Faillissementswet (hierna: Fw) is bepaald dat indien een rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig is, de eiser bevoegd is schorsing te verzoeken, teneinde de curator in het geding te roepen. Echter wordt in artikel 30 Fw bepaald dat indien vóór de faillietverklaring de stukken van het geding tot het geven van een beslissing aan de rechter zijn overgelegd onder andere artikel 28 niet toepasselijk is.
Op grond van artikel 313 Fw zijn bedoelde artikelen van overeenkomstige toepassing op de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Met ingang van 1 januari 2008 is de mogelijkheid van een voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling komen te vervallen. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat de strekking van verzoeken tot voorlopige voorziening gelijk zijn aan die van de voorlopige toepassing. Een voorlopige voorziening kan derhalve niet meer omvatten dan de gevolgen van de (voorlopige) toepassing van een schuldsaneringsregeling.
In casu zijn de stukken van de bodemprocedure voorgelegd aan de rechter tot het geven van een beslissing. Gelet op het bovenstaande kan een voorlopige voorziening bedoelde procedure niet schorsen. Dit heeft tot gevolg dat – mocht op 23 november 2011 een vonnis worden uitgesproken waarbij verzoekster wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag aan [A] en dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard – niet tegen kan worden gegaan dat de gelegde conservatoire beslagen executoriaal worden.
Gelet op het bovenstaande en de overgelegde stukken is niet gebleken van het bestaan van een executoriale titel dan wel ten uitvoerlegging daarvan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gevraagde voorziening niet spoedeisend is.
Op grond van het bovenstaande dient dan ook de gevraagde voorziening te worden geweigerd.
Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegegeven door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op
22 november 2011.