ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6169
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurtoeslag en medebewoners: recht op huurtoeslag bij tijdelijk verhuurde woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 16 november 2011 uitspraak gedaan over de huurtoeslag van eiser, die een vakantiewoning in Duitsland bewoonde en zijn huurwoning in Nederland tijdelijk had verhuurd aan een huurster. De huurster was ingeschreven op het adres van de huurwoning in de gemeentelijke basisadministratie. De rechtbank oordeelde dat het inkomen van de huurster terecht werd meegerekend bij de bepaling van het recht op en de hoogte van de huurtoeslag. De huurster had namelijk Box III-inkomen, wat betekende dat er geen recht op huurtoeslag was. Daarnaast had eiser in het betreffende jaar de woning niet als hoofdverblijf, wat ook een reden was voor het ontbreken van recht op huurtoeslag.
Het proces begon met een beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen op 17 mei 2010, waarin de definitieve huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2008 op nihil werd vastgesteld en een bedrag van € 1.676 aan betaalde voorschotten werd teruggevorderd. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser stelde in beroep dat het inkomen van de huurster niet bij zijn inkomen moest worden geteld, maar de rechtbank oordeelde dat de huurster als medebewoonster moest worden aangemerkt, omdat zij op hetzelfde adres stond ingeschreven.
De rechtbank concludeerde dat eiser geen recht had op huurtoeslag, omdat de medebewoonster inkomen uit sparen en beleggen had, wat in strijd was met de wetgeving. Bovendien verbleven eiser en zijn echtgenote in 2008 in hun vakantiewoning in Duitsland, waardoor de huurwoning in Nederland niet als hoofdverblijf kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M.N. Noorman, in aanwezigheid van griffier J.P. Wismeijer.