ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6167

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 11/1171
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en inkomensbepaling bij 65-jarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 7 oktober 2011 uitspraak gedaan over de huurtoeslag van eiseres, die in 2009 65 jaar werd. Eiseres stelde dat zij recht had op huurtoeslag vanaf de datum waarop zij 65 jaar werd, maar de rechtbank oordeelde dat het toetsingsmoment voor de huurtoeslag op 1 januari van het berekeningsjaar ligt. Aangezien eiseres op die datum nog geen 65 jaar was, werd zij als eenpersoonshuishouden van een huurder jonger dan 65 jaar aangemerkt. Dit betekende dat de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag terecht op nihil had vastgesteld.

De rechtbank onderzocht ook de inschrijving van eiseres in de gemeentelijke basisadministratie (gba). Eiseres was pas vanaf 22 december 2009 ingeschreven op het adres waarvoor zij huurtoeslag had aangevraagd. Hierdoor kon zij pas vanaf 1 januari 2010 huurtoeslag aanvragen. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht had op huurtoeslag voor het jaar 2009, omdat zij niet aan de voorwaarden voldeed.

Eiseres voerde verder aan dat zij in een telefoongesprek met de Belastingdienst verkeerde informatie had gekregen over de berekening van het toetsingsinkomen. De rechtbank verwierp deze stelling, omdat eiseres niet kon aantonen dat zij op basis van die informatie een rechtens te beschermen vertrouwen had. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving duidelijk was en dat de rechter niet kon afwijken van de wet.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de Belastingdienst om de huurtoeslag op nihil vast te stellen en de betaalde voorschotten terug te vorderen. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om een betalingsregeling aan te vragen bij de Belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 11/1171
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank van 7 oktober 2011
in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: A.A. Broekman,
en
Belastingdienst/Toeslagen,
verweerder,
gemachtigde: D. Burghardt.
Procesverloop
Bij beschikking van 18 februari 2011 heeft verweerder de definitieve huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 vastgesteld op nihil en is een bedrag van € 530 aan betaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij uitspraak op bezwaar van 22 maart 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2011. Namens eiseres is ter zitting verschenen haar gemachtigde, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, voornoemd.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht.
Beslissing
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank de volgende motivering gegeven.
Overwegingen
1. Aan eiseres is een bedrag van € 530 aan voorschotten huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 betaald. Op 18 februari 2011 is de definitieve huurtoeslag vastgesteld op nihil en zijn de betaalde voorschotten teruggevorderd op grond van de hoogte van het inkomen van eiseres over 2009.
2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht van de huurder. Ter bepaling van de draagkracht wordt op grond van artikel 7, eerste lid, in verbinding met artikel 8, eerste lid, en artikel 2, eerste lid onder p, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) (tekst 2009) het inkomensgegeven zoals dat volgt uit de aanslag inkomstenbelasting van het betreffende berekeningsjaar in aanmerking genomen.
3. Aan eiseres zijn voorschotten huurtoeslag toegekend. Het kenmerk van een voorschot is dat dit berekend wordt op basis van de gegevens zoals die bekend zijn op het moment van de vaststelling van het voorschot. Wanneer alle gegevens definitief vastgesteld zijn, kan de aanspraak op huurtoeslag definitief vastgesteld worden. Verweerder heeft zich bij de vaststelling van het voorschot gebaseerd op het door eiseres in de aanvraag opgegeven inkomen van € 13.802,32. Het inkomen van eiseres is met de aanslag inkomstenbelasting 2009 van 4 november 2010 vastgesteld op € 22.986. Daarmee was het inkomen van eiseres definitief bekend en kon verweerder de huurtoeslag definitief vaststellen. Het recht op en de hoogte van de huurtoeslag zijn, op basis van de inkomensgegevens uit de aanslag inkomstenbelasting 2009, vastgesteld op nihil. Op grond van artikel 24, tweede en derde lid, van de Awir kunnen voorschotten verrekend worden met de tegemoetkoming en kan deze verrekening leiden tot een terug te vorderen bedrag. Aan eiseres is een bedrag van € 530 aan voorschotten huurtoeslag betaald. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het recht op huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 op goede gronden heeft vastgesteld op nihil en de onverschuldigd betaalde voorschotten terecht heeft teruggevorderd.
4. Eiseres voert in beroep aan dat door haar zaakwaarnemer in een telefoongesprek met mevrouw[A] van Belastingdienst/Toeslagen is besproken hoe het toetsingsinkomen berekend moest worden en dat in dat gesprek is gesteld dat het verzamelinkomen over heel 2009 buiten de berekening van het recht op huurtoeslag staat. Deze stelling, die de rechtbank opvat als een beroep op het vertrouwensbeginsel, slaagt niet. De door de zaakwaarnemer overgelegde telefoonnotitie is een eenzijdige weergave van het gesprek. Daarmee heeft eiseres niets concreets gesteld over de precieze inhoud van de gesprekken met de medewerkster van de belastingdienst en de gedane uitlatingen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij aan de gedane verwachtingen objectief een rechtens te beschermen vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat, in tegenstelling tot de wettelijke bepalingen, het totale verzamelinkomen over heel 2009 geen invloed zou hebben op het recht op en de hoogte van de huurtoeslag. Het voorgaande laat echter onverlet dat eiseres inkomen definitief is vastgesteld in de aanslag inkomstenbelasting 2009 en zij reeds om die reden geen recht op huurtoeslag heeft. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt derhalve niet.
5. Voor zover eiseres stelt dat de informatie in het aanvraagformulier voor de huurtoeslag vermeldt dat het laagste gewijzigde inkomen moet worden opgegeven kan de rechtbank haar daarin niet volgen. In het door eiseres ingevulde aanvraagformulier van 12 oktober 2009 staat onder punt 7a vermeld dat het toetsingsinkomen over heel 2009 geschat moet worden. Eiseres had daar, rekening houdende met de inkomensdaling, een nieuwe berekening moeten maken. Dat zij het inkomen van voor 1 september 2009 daarbij niet heeft betrokken, komt voor haar rekening en risico.
6. Eiseres voert in beroep aan dat het onredelijk is dat ter bepaling van het recht op huurtoeslag uitgegaan moet worden van het inkomen over geheel 2009. Eiseres betoogt dat dat nooit de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest. De rechtbank kan daarover niet oordelen. Ingevolge artikel 11 van de Wet algemene bepalingen is de rechter gehouden volgens de wet recht te spreken en mag hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt derhalve niet.
7. Voor zover eiseres betoogt dat de rechtbank uit coulance zou moeten oordelen dat verweerder het recht op huurtoeslag niet moet baseren op het toetsingsinkomen over het gehele berekeningsjaar maar over het herrekende inkomen vanaf 3 september 2009, biedt de wet daartoe geen mogelijkheid. De rechtbank kan het verzoek van eiseres derhalve niet honoreren.
8. Eiseres voert in beroep tevens aan dat zij met ingang van 3 september 2009, de datum waarop zij 65 jaar is geworden, recht heeft op huurtoeslag. Anders dan eiseres veronderstelt, is, ingevolge artikel 2 van de Wet op de huurtoeslag, het toetsingsmoment 1 januari van het berekeningsjaar. Op 1 januari 2009 was eiseres nog geen 65 jaar zodat zij op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van de Wet op de huurtoeslag aangemerkt moet worden als een eenpersoonshuishouden van een huurder die jonger is dan 65 jaar. Op grond hiervan heeft verweerder het recht op huurtoeslag terecht bepaald naar de situatie van een eenpersoonshuishouden van een huurder die jonger is dan 65 jaar.
Daarnaast blijkt uit het verweerschrift dat eiseres op 3 september 2009 niet in de gemeentelijke basisadministratie (gba) stond ingeschreven op het adres waarvoor zij huurtoeslag heeft aangevraagd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres daarvoor geen verklaring kunnen geven. Uit de gegevens van de gba blijkt dat eiseres eerst met ingang van 22 december 2009 ingeschreven staat op het adres [adres] te [woonplaats]. Op basis van die inschrijving kon eiseres pas met ingang van 1 januari 2010 huurtoeslag voor dat adres aanvragen. In de periode daarvoor kon zij op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de huurtoeslag voor dat adres dus geen huurtoeslag aanvragen omdat zij daar niet ingeschreven stond. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt derhalve niet.
9. Eiseres betoogt dat zij het teruggevorderde bedrag niet terug kan betalen. Ingevolge artikel 26 van de Awir is eiseres de terugvordering in zijn geheel verschuldigd. Deze bepaling is van dwingend recht. De rechtbank kan niet anders beslissen dan dat eiseres de onverschuldigd ontvangen bedragen terug moet betalen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat bij Belastingdienst/Toeslagen een standaardbetalingsregeling van 24 termijnen mogelijk is om te voorkomen dat iemand in de financiële problemen raakt. Daarnaast is er de mogelijkheid van een betalingsregeling op maat. Eiseres kan daarvoor een verzoek richten aan de Belastingdienst Utrecht-Gooi/Kantoor Utrecht, [adres], [woonplaats].
10. Niet in geschil is dat bij een eenpersoonshuishouden van een belanghebbende jonger dan 65 jaar met een inkomen van € 22.986 in 2009 geen recht is op huurtoeslag. Verweerder heeft de huurtoeslag over het berekeningsjaar 2009 derhalve terecht op nihil gesteld en de betaalde voorschotten terecht teruggevorderd. Het beroep van eiseres is ongegrond.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beslissing op de hieronder vermelde wijze.
Aldus opgemaakt door de griffier.
De griffier: De rechter:
mr. J.P. Wismeijer mr. M.N. Noorman
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.