Parketnummer: 16/100067-01
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 25 november 2011
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1960],
verblijvende te Rolderbrink 171, 7812 PD Emmen,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd voor de duur van een jaar . Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
• de vordering van de officier van justitie d.d. 30 september 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met één jaar;
• het arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 26 september 2002 waarbij [verdachte] is veroordeeld voor verkrachting en waarbij hij ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is gaan lopen op 11 november 2003;
• de beslissing van het Gerechtshof Arnhem d.d. 30 maart 2010, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van twee jaren;
• het rapport van Trajectum Hanzeborg en Hoeve Boschoord d.d. 2 september 2011, opgemaakt door drs. E.A.M. Terpstra, plaatsvervangend hoofd van de inrichting, dr. R.C. Brouwers, eerste geneeskundige, drs. G. van der Meij, behandel-verantwoordelijke en drs. J.A.W.M. Weijzen, psychiater, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, zijnde verlengen van de terbeschikkingstelling met één jaar;
• de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte], over de periode van 21/2009 tot en met 14/2010 en 40/2010 tot en met 13/2011;
• het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 september 2011.
2. Het onderzoek ter zitting
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 11 november 2011 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.P. Hein, advocaat te Amsterdam. Voorts is de deskundige G. van der Meij, werkzaam als behandelverantwoordelijke bij Hoeve Boschoord, gehoord.
3. Het standpunt van de inrichting
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige G. van der Meij heeft het rapport d.d. 2 september 2011 en het advies van de inrichting toegelicht. In voormeld rapport en door de deskundige ter zitting is omtrent de terbeschikkinggestelde het navolgende gesteld.
Kernproblematiek:
De terbeschikkinggestelde is volgens de in het rapport omschreven kernproblematiek een licht verstandelijk beperkte Surinaamse man. Hij is sterk afhankelijk van zijn zelf aangebrachte routines en patronen. Zijn denken is rigide van aard. Hij is moeilijk te beïnvloeden in hetgeen hij denkt. Tevens is het voor hem moeilijk om situaties vanuit een ander perspectief te bekijken. In enigszins complexe situaties is een toenemende agitatie waarneembaar en neemt de terbeschikkinggestelde snel een defensieve houding aan. Moeilijkheden die hij tegenkomt, evenals de problemen uit het verleden, externaliseert hij sterk. De problematiek, zoals deze bij de terbeschikkinggestelde aanwezig is, lijkt primair voort te komen uit rigide persoonlijkheidstrekken en de neiging terughoudend te zijn in contact.
Behandelverloop:
Met betrekking tot het behandelverloop wordt in het rapport opgemerkt dat de terbeschikkinggestelde sinds 2005 binnen Trajectum Hoeve Boschoord verblijft en dat hij sindsdien vanuit de geslotenheid is doorgegroeid naar de huidige besloten afdeling. De terbeschikkinggestelde blijft van mening dat hij ten onrechte in Trajectum Noord is geplaatst, maar geeft ook aan er het beste van te zullen maken. De laatste tijd erkent de terbeschikkinggestelde dat hij ook in de toekomst hulp wil accepteren. Hij volgt zijn programma trouw.
De deskundige heeft ter terechtzitting aangegeven dat de terbeschikkinggestelde op 6 oktober jongstleden is uitgeplaatst naar de Rolderbrink, een 24-uurs LVG-instelling waar de terbeschikkinggestelde in het kader van een TBS-inkoopconstructie een eigen woonruimte heeft gekregen met daarbij een gezamenlijke activiteitenruimte. Binnen deze voorziening geldt dezelfde mate van toezicht en controle als op de afdeling waar de terbeschikkinggestelde hiervoor zat.
Recidiverisico:
Recidivegevaar wordt reëel op het moment dat de huidige structuur en begeleiding weg zouden vallen, waardoor de terbeschikkinggestelde vermoedelijk zal afglijden en mogelijk weer tot delictgedrag zal komen. Ten tijde van het delict bevond de terbeschikkinggestelde zich in het gebruikersmilieu: hij dealde en gebruikte zelf ook verdovende middelen.
Het zijn vooral deze context en levensstijl die als gevaarlijk worden beschouwd voor hem.
Het gebruik van middelen wordt beschouwd als een drempelverlagende factor in het overgaan tot een zedendelict. Eerdere zedendelicten hebben binnen dit milieu plaatsgevonden. Daarnaast had de terbeschikkinggestelde geen goede daginvulling en was er geen sprake van hulpverlening die de terbeschikkinggestelde ondersteunde op de vlakken waarop nu gebleken is dat hij ondersteuning nodig heeft.
Om niet in delictgedrag te vervallen heeft de terbeschikkinggestelde een gestructureerde en voorspelbare omgeving nodig, waarbij de terbeschikkinggestelde een beroep kan doen op de begeleiding bij het hanteren van eventuele moeilijkheden die hij tegen zal komen. Tijdens verlof gelden voorwaarden gericht op voorkomen van recidivegevaar.
Advies:
De komende periode zal worden getoetst of de terbeschikkinggestelde in staat is zich te handhaven in een nieuwe context binnen de Rolderbrink. Hiervoor achten wij het belangrijk dat de huidige maatregel van kracht blijft. Gezien het bovenstaande adviseren wij dan ook de termijn van de terbeschikkingstelling te doen verlengen voor de duur van één jaar om daarna de ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde te evalueren.
Ter terechtzitting heeft de deskundige in aanvulling op het rapport verklaard dat de terbeschikkinggestelde zich goed inzet bij de Rolderbrink en dat de signalen vanuit de Rolderbrink positief zijn.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting de vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar gehandhaafd.
5. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Namens de terbeschikkinggestelde is ter terechtzitting door de raadsman primair verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling omdat er geen sprake is van direct recidiverisico. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de zaak drie maanden aan te houden om te laten onderzoeken of het mogelijk is om de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen.
De rechtbank is gebleken dat aan alle wettelijke vereisten voor verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging is voldaan. De rechtbank overweegt daarbij dat zij de conclusies in het rapport ter zake van het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het herhalingsrisico overneemt en tot de hare maakt. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat uit het rapport blijkt dat de rapporteurs van oordeel zijn dat recidivegevaar reëel wordt op het moment dat de huidige structuur en begeleiding weg zouden vallen. Betrokkene zal dan vermoedelijk afglijden en mogelijk weer tot delictgedrag komen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het recidiverisico nog niet is teruggebracht tot een voor beëindiging van de terbeschikkingstelling vereist aanvaardbaar niveau.
De rechtbank overweegt voorts dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde goed is verlopen. De terbeschikkinggestelde is kort geleden uitgeplaatst naar de Rolderbrink, waar hij een eigen woonruimte heeft gekregen. Dit is een belangrijke stap in zijn resocialisatie en zijn integratie in de maatschappij. Nu betrokkene pas sinds kort bij de Rolderbrink woont, kan nog niet worden beoordeeld hoe betrokkene met de uitbreiding van vrijheden en de daarmee gepaard gaande mogelijke spanningen zal omgaan. De rechtbank zal de maatregel verlengen voor de duur van één jaar, zodat de komende periode getoetst kan worden of de terbeschikkinggestelde in staat is zich te handhaven in de nieuwe context. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, deze verlenging eist, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en met name gelet op het nog steeds actueel te achten recidiverisico.
De rechtbank verzoekt het Openbaar Ministerie bij gelegenheid van een eventuele volgende vordering tot verlenging van de maatregel zorg te dragen voor het doen opmaken door de reclassering van een maatregelrapport over de mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De kliniek wordt verzocht bij de advisering over een volgende vordering tot verlenging van de maatregel eveneens aandacht te besteden aan de (on)mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Voorts dienen tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting zowel een deskundige namens de kliniek als een medewerker van de Reclassering Nederland aanwezig te zijn om de rechtbank voor te lichten.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] voor de termijn van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M. Crouwel, voorzitter, mrs. A. Kuijer en A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Riani el Achhab en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 november 2011.