ECLI:NL:RBUTR:2011:BU5594

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600864-11; 21/004175-10 (TUL) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een motorscooter door meerdere personen met herkenning op videobeelden

Op 11 november 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van een motorscooter. De diefstal vond plaats op 28 augustus 2011 in Utrecht, waar de verdachte samen met anderen een scooter van het merk Piaggio, type Gilera Runner 180, heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door getuigen en verbalisanten op videobeelden is herkend als een van de daders van de diefstal. De rechtbank heeft de aanhouding van de verdachte rechtmatig geacht, ondanks het verweer van de verdediging dat de aanhouding onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de diefstal, onder andere door de verklaringen van getuigen en de herkenning door de verbalisanten.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte had eerder met politie en justitie te maken gehad en was nog in proeftijd. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen. De rechtbank heeft ook de teruggave gelast van in beslag genomen goederen aan de getuige.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/600864-11; 21/004175-10 (TUL) [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.
Raadsman: mr. B.M.E. Drykoningen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een scooter heeft gestolen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Vastgestelde feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
[aangever] heeft aangifte gedaan van de diefstal van de motorscooter van zijn zoon [getuige 2], gepleegd op 28 augustus 2011 rond 19.11 uur op de Croeselaan te Utrecht. Het gaat om een motorscooter van het merk Piaggio, type Gilera Runner 180. Aangever heeft van de vriendin van zijn zoon gehoord dat een drietal jongens de scooter de Tesselschadestraat heeft ingetrokken en in een zandkleurige bus heeft getild. Aangever duidt de kleur van de bus ook aan als geel.
Op 28 augustus 2011 zag getuige [getuige 1] omstreeks 19.00 uur op de Croeselaan te Utrecht drie jongens aan komen lopen. Ze keken om zich heen alsof ze op de uitkijk stonden. Kort daarop kwam een geel busje aanrijden met kenteken [kenteken] met twee jongens daarin. De getuige zag dat de vijf jongens om zich heen keken. Vanaf dit moment maakte de getuige beeldopnames van wat hij ziet gebeuren. De jongens pakten vervolgens een scooter die op het trottoir stond en droegen deze de bus in. Daarna reden ze weg. De getuige heeft voornoemd kenteken doorgegeven aan de politie. Tevens heeft de getuige de door hem gemaakte beeldopnamen aan de politie verstrekt.
Op 28 augustus 2011 omstreeks 20.35, zaten verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], gekleed in uniform, in een onopvallende dienstauto. Zij zagen een Volkswagen Transporter rijden op de Rooseveltlaan te Utrecht, voorzien van kenteken [kenteken]. Verbalisant [verbalisant 1] wist dat eerder op de dag gemeld was dat dit voertuig betrokken was geweest bij de diefstal van een scooter. De verbalisanten reden daarom achter het voertuig aan. Op de Nansenlaan, nog voordat de politie een stopteken had kunnen geven, stapte de bijrijder van het voertuig uit het nog rijdende voertuig en begon te rennen. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de bijrijder gekleed was in een wit shirt en een zwarte broek. Verbalisant [verbalisant 1] is achter de bijrijder aangerend. De bijrijder is vervolgens aangehouden in de tuin van de hoekwoning op de [adres] te Utrecht. De verbalisant zag dat het ging om de hem ambtshalve bekende [verdachte], verdachte. Beide verbalisanten zien later de beelden die door getuige [getuige 1] van de diefstal zijn gemaakt en verklaren dat zij verdachte op die beelden herkennen.
Na zijn aanhouding is verdachte overgebracht naar de APU te Houten. Op maandag 29 augustus heeft hij aldaar, op de luchtplaats, bij toeval gesproken met de eigenaar van de gestolen scooter, [getuige 2].
Het draait in deze zaak om de vraag of verdachte één van de daders van de diefstal van de scooter is geweest.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], waaruit blijkt dat deze verbalisanten verdachte hebben herkend op foto’s en videobeelden van de diefstal. Daarnaast baseert de officier van justitie haar standpunt op de inhoud van het gesprek tussen verdachte en [getuige 2] op de luchtplaats van de APU te Houten.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het staat niet vast dat verdachte is weggerend omdat hij wist dat het de politie was die achter de bus aanreed, want de politie reed in een onopvallend dienstvoertuig. Indien wel wordt aangenomen dat verdachte is weggerend voor de politie, maakt dat enkele feit hem niet gelijk verdacht. Er waren verder geen feiten of omstandigheden waaruit viel af te leiden dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Dit klemt naar de mening van de raadsman des te meer, nu ten aanzien van de medeverdachte [medeverdachte] door de verbalisanten besloten werd dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren om hem aan te houden. De aanhouding van verdachte is daarmee onrechtmatig en daardoor is het gehele opsporingsonderzoek onrechtmatig.
Voorts is de herkenning van verdachte op de foto’s en videobeelden door de verbalisanten onbetrouwbaar. De beelden zijn vaag en verdachte heeft geen bijzondere kenmerken waaraan hij herkend zou kunnen worden.
De getuige [getuige 2] kan de informatie die hij volgens eigen zeggen van verdachte heeft verkregen, ook van zijn vader hebben gehoord. Bovendien blijkt uit de verklaring van de getuige dat verdachte hem niet heeft verteld dat hij de scooter heeft gestolen, maar alleen dat hij wist wie dat wel gedaan had.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
4.4.1. Verweer: De aanhouding van verdachte is onrechtmatig
De raadsman heeft betoogd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij is weggerend omdat hij bang was dat hij aangehouden zou worden, aangezien hij een terugmelding van de reclassering had ontvangen. De rechtbank overweegt dat daarmee door verdachte zelf wordt weersproken dat hij bij het wegrennen niet wist dat hij wegrende voor de politie.
De rechtbank is van oordeel dat bij de verbalisanten gerechtvaardigd een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit heeft kunnen ontstaan tegen verdachte. Verdachte springt uit een nog rijdend busje dat eerder op de avond betrokken is geweest bij de diefstal van een scooter. Verbalisant [verbalisant 1], die als eerste achter verdachte aan rent, was in uniform, zodat deze verbalisant er van uit mocht gaan dat verdachte bewust wegrende voor de politie. Door op deze manier te handelen heeft verdachte de verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit op zich geladen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank betekent dat de politie tot aanhouding van verdachte mocht overgaan.
4.4.2. De waardering van het bewijsmateriaal
De herkenning van verdachte
Verbalisant [verbalisant 1] is wijkagent in Kanaleneiland-Noord en is vanuit die hoedanigheid bekend met verdachte. De verbalisant heeft op het bureau een aantal foto’s en een filmpje van de diefstal bekeken. Hij zag op de foto S6001737 verdachte bij een Volkswagen met kenteken [kenteken] staan. De verbalisant zag dat op het filmpje de daadwerkelijke diefstal van de scooter te zien is. Ook op het filmpje ziet hij verdachte bij voornoemde Volkswagen staan.
Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft de foto’s en de video bekeken. Hij maakt deel uit van wijkteam Kanaleneiland en heeft in die hoedanigheid verdachte enkele malen gecontroleerd. De verbalisant zag op de videobeelden een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] staan. Hij herkende het voertuig als het voertuig dat hij eerder die dag staande had gehouden aan de kleur, het kenteken, de dubbele cabine en de wieldoppen. Hij zag op de beelden en foto’s dat er verschillende jongeren om het voertuig heen stonden. Op foto S6001737 herkent hij een jonge man die gekleed was in een zwarte jas met daaronder witte kleding als de hem ambtshalve bekend zijnde [verdachte]. Hij herkent hem aan zijn gezicht, met name aan de vorm van zijn neus, aan zijn postuur en aan zijn lengte.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de herkenning van verdachte door de verbalisanten onbetrouwbaar is en overweegt daartoe als volgt. De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben verdachte niet alleen herkend, maar ook verklaard dat en waarom zij verdachte kennen. De rechtbank kan slechts beoordelen of een dergelijke herkenning in redelijkheid mogelijk is. Voor dit oordeel heeft de rechtbank gelet op de mate van duidelijkheid en helderheid van de foto’s en meer in het bijzonder op de weergave van de personen die op de foto’s die zich in het dossier bevinden staan afgebeeld. Op basis daarvan acht de rechtbank het mogelijk dat iemand die deze personen reeds kent hen op deze beelden herkent. Dit maakt dat de rechtbank waarde hecht aan de inhoud van de verklaringen van voornoemde verbalisanten en dat zij deze verklaringen voor het bewijs zal gebruiken.
De verklaring van [getuige 2]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 29 augustus 2011 in het APU te Houten de jongen die in cel 29 zat, tijdens het luchten heeft gesproken. Hij heeft van die jongen gehoord dat die jongen daar zat voor een diefstal van een motorscooter Runner 180. De jongen zei dat hij wist wie de motorscooter gestolen had. Hij zei ook dat hij kon regelen dat de scooter zou worden teruggegeven als de aangifte zou worden ingetrokken. De jongen noemde allerlei details met betrekking tot de scooter. Hij vertelde ook dat de motorscooter met een geel busje was weggehaald en dat de scooter door hem in een box gestald was. Verder vertelde dat hij samen met een jongen genaamd [naam] in de gele bus heeft gezeten en dat hij daarin is aangehouden.
Uit het proces-verbaal van relaas blijkt dat verdachte op 29 augustus 2011 in het APU te Houten verbleef in cel 29. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij op de luchtplaats met een jongen heeft gesproken tegen wie hij heeft gezegd dat hij vast zat in verband met de diefstal van een motorscooter. Volgens verdachte heeft hij verder niets over de scooter gezegd tegen deze jongen.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de verklaring van [getuige 2] niet kan worden afgeleid dat verdachte de diefstal heeft gepleegd, omdat niet vast staat dat verdachte daadwerkelijk die dingen heeft gezegd die [getuige 2] stelt van hem te hebben gehoord. [getuige 2] kan die kennis ook op een andere manier hebben opgedaan volgens de raadsman, bijvoorbeeld door contact met zijn vader. Bovendien heeft [getuige 2] niet verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij de diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de verklaring van [getuige 2] het volgende. Op basis van het dossier kan niet worden uitgesloten dat [getuige 2] contact heeft gehad met zijn vader voor hij op 30 augustus 2011 voornoemde verklaring heeft afgelegd bij de politie. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om ervan uit te gaan dat de verklaring van [getuige 2] is ingegeven door wat hij van zijn vader zou kunnen hebben gehoord. De verklaring die [getuige 2] heeft afgelegd is daar naar het oordeel van de rechtbank te specifiek voor. De rechtbank wijst er daarbij in het bijzonder op dat [getuige 2] heeft gezegd dat verdachte hem vertelde dat hij kon regelen dat de scooter aan [getuige 2] zou worden teruggegeven en dat verdachte zei dat hij samen met ‘[naam]’ in een geel busje zat. Uit het dossier blijkt dat de bestuurder van de bus waaruit verdachte was gestapt [medeverdachte] heet en uit het verhoor van [getuige 2] bij de rechter-commissaris blijkt dat de scooter aan hem is teruggegeven. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 2] op grond van het voorgaande betrouwbaar en zal de verklaring voor het bewijs bezigen.
Conclusie
Op grond van hetgeen onder 4.1 en 4.4.2 is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte één van de daders van de diefstal van de scooter is geweest.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 augustus 2011 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorscooter, merk Piaggio, type Gilera Runner 180, toebehorende aan [getuige 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat gelet op de richtlijnen een gevangenisstraf van 4 maanden een te forse straf is voor diefstal van een motorscooter. De verdediging verzoekt derhalve om een lagere straf aan verdachte op te leggen dan is gevorderd door de officier van justitie.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een motorscooter. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat dit feit in vereniging is gepleegd. Verdachte en zijn mededaders hebben de scooter op klaarlichte dag in een busje getild en zijn daarmee weggereden. Verdachte heeft zich bij het plegen van deze diefstal niet bekommerd om de schade, de overlast en het ongemak die dit brutale delict veroorzaakt. De rechtbank weegt daarnaast mee dat verdachte ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad.
Uit de filmfragmenten wordt duidelijk dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] niet de enigen zijn geweest die de diefstal hebben gepleegd, maar dat er meerdere jonge mannen hebben geholpen bij het plegen van deze diefstal. Het baart de rechtbank zorgen dat het voor verdachte en zijn medeverdachte blijkbaar geen moeite kost om mensen te vinden die willen meewerken aan het plegen van een dergelijke diefstal.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 september 2011 eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor het plegen van soortgelijke feiten en liep nog in een proeftijd. Dat heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank op zijn plaats.
Bij de bepaling van de duur van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS voor diefstal van vervoermiddelen. Als uitgangspunt voor diefstal van een motorfiets wordt bij recidive een gevangenisstraf van 3 maanden onvoorwaardelijk gehanteerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken en zal aan verdachte derhalve een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
7 Het beslag
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp 1.00 STK Cd-Rom (454683) aan getuige [getuige 1], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde 1 week jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 13 april 2011 wordt afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat ook bij Hof Arnhem een vordering tot tenuitvoerlegging van voornoemde straf is ingediend en ter terechtzitting niet duidelijk is geworden of het Hof al op die vordering heeft beslist.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [getuige 1] van het volgende inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1.00 STK Cd-Rom (454683);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Riani el Achhab, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 november 2011.