ECLI:NL:RBUTR:2011:BU5327
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Burenrechtelijke geschil over de hoogte van een boom nabij de perceelsgrens
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 19 oktober 2011, betreft het een burenrechtelijk geschil tussen twee partijen over een boom die zich nabij de perceelsgrens bevindt. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.W.J. Pasker, vordert de verwijdering van een goudiep in de tuin van de gedaagde, die wordt vertegenwoordigd door mr. F.B.A. Verbeek. De eiser stelt dat de boom te dicht op de erfgrens staat en te hoog is, waardoor deze overlast veroorzaakt. De gedaagde heeft geweigerd om de boom te verwijderen en beroept zich op verjaring, stellende dat de boom al langer dan 20 jaar hoger reikt dan de schutting.
De kantonrechter verwijst naar eerdere correspondentie tussen partijen en naar een deskundigenrapport van een boomtechnisch adviseur. De rechter oordeelt dat de vordering van de eiser tot verwijdering van de boom niet toewijsbaar is, omdat de wet bepaalt dat een nabuur zich niet kan verzetten tegen de aanwezigheid van bomen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur. Echter, de vordering om de boom in te korten tot de hoogte van de schutting wordt wel toegewezen. De kantonrechter legt een dwangsom op van € 250 per dag, met een maximum van € 5.000, indien de gedaagde niet aan de veroordeling voldoet. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 648,93.
De uitspraak benadrukt de juridische kaders van burenrecht en de verantwoordelijkheden van eigenaren met betrekking tot bomen nabij perceelsgrenzen. De kantonrechter heeft de gedaagde in het ongelijk gesteld en de eiser in het gelijk, met de mogelijkheid voor de eiser om de inkorting zelf te bewerkstelligen indien nodig.