ECLI:NL:RBUTR:2011:BU4901

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
777604 AV EXPL 11-152 JES/4072
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanpassing van de spreiding van arbeidsuren door werknemer bij DHL International B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 7 november 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en DHL International B.V. [eiser], werkzaam als Key/Major Account Desk Advisor, heeft verzocht om aanpassing van de spreiding van zijn arbeidsuren. De vordering was gebaseerd op de Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA). De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, DHL, niet in strijd heeft gehandeld met de eisen van goed werkgeverschap of artikel 6:258 BW door niet in te stemmen met het verzoek van [eiser]. De rechter overwoog dat DHL al tegemoet was gekomen aan de wensen van [eiser] door hem een vermindering van de arbeidsduur toe te staan en dat de spreiding van de uren essentieel is voor de bedrijfsvoering van DHL. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de werkgever zwaarder wegen dan de persoonlijke wensen van [eiser] om zijn reistijd te verkorten. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van DHL, begroot op € 400,- aan salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 777604 AV EXPL 11-152 JES/4072
kort geding vonnis d.d. 7 november 2011
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. B. van Beest,
tegen:
de besloten vennootschap
DHL International B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen DHL,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. de Jong.
1. Verloop van de procedure
[eiser] heeft DHL in kort geding doen dagvaarden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2011.
Beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
Van de zitting is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is op 1 juli 2007 in dienst getreden van DHL in de functie van Key/Major Account Desk Advisor. Het dienstverband is aangegaan voor bepaalde tijd en is per 1 juni 2008 omgezet in een contract voor onbepaalde tijd.
2.2. In februari 2010 is de afdeling, waar [eiser] werkzaam is, verhuisd van Hoofddorp naar Amersfoort. Voor [eiser] gold de situatie dat hij in verband met de reistijd naar de nieuwe locatie niet gehouden was de nieuwe standplaats te accepteren. Indien hij de overplaatsing zou accepteren gold voor hem een extra reiskostenvergoeding, een extra reistijdvergoeding en eventueel een verhuiskostenvergoeding.
[eiser] is op 12 oktober 2009 akkoord gegaan met de overplaatsing naar de nieuwe standplaats.
2.3. Bij brief van 10 februari 2011 heeft [eiser] het volgende aan DHL medegedeeld:
"Hierbij verzoek ik u er mee in te stemmen dat ik minder uren per week ga werken. Ik wil u verzoeken zo spoedig mogelijk mijn arbeidsduur terug te brengen naar 37,5 uren per week.
Ten aanzien van de spreiding van deze uren zou ik graag op maandag t/m vrijdag van 8.45 uur tot 16.45 uur willen werken. Indien u wegens gewichtige redenen niet akkoord gaat met de spreiding van de werkuren, kunt u met mij overleggen om een andere spreiding voor te stellen.
(…)"
2.4. DHL heeft hierop gereageerd bij brief van 4 mei 2011, met onder meer het volgende:
"Met betrekking tot de door u voorgestelde aanpassing arbeidsduur van 40 uur per week naar 37,5 uur per week is al eerder door uw Supervisor, de heer [X], gecommuniceerd dat een eventuele aanpassing mogelijk is naar 32 of 36 uur per week. Gezien de aard en inhoud van de werkzaamheden als Key / Major Account Desk Advisor is het voor DHL van groot belang dat u op vaste dagdelen uw vaste klanten te woord kunt staan. Wij verzoeken u dan ook uw verzoek op dit punt te heroverwegen en als u een vermindering van arbeidsuren wenst voor één van de geboden mogelijkheden te kiezen. Mocht dit zeer bezwaarlijk voor u zijn dan vernemen wij dat graag onder opgave van de redenen.
Een ander punt is de spreiding van de uren. Wij kunnen helaas niet instemmen met de door u voorgestelde spreiding aangezien dit onder andere zorgt voor onoverkomelijke problemen op het gebied van inroostering. Zoals hiervoor al aangestipt is het essentieel in onze bedrijfsvoering dat vaste klanten op vaste dagdelen te woord worden gestaan en dat willen en kunnen wij niet veranderen.
Wij hanteren voorts vaste aanvangstijden en vinden het onder andere uit oogpunt van cohesie en sociale controle belangrijk dat die voor iedereen gelijkelijk gelden. Deze aanvangstijden bevinden zich tussen 08:00 uur en 09:30 uur, waarin elke medewerker flexibel in te zetten dient te zijn.
Wel is het mogelijk dat u dus één of twee dagdelen per week minder gaat werken indien u dat wenst. In dat geval kunt u ons laten weten naar welke dagdelen uw voorkeur uitgaat. Wij hebben er overigens een sterke voorkeur voor dat het dagdelen in de middag betreft, nu het zwaartepunt van de werkzaamheden op de Key Account Desk in de ochtend ligt.
(…)"
2.5. Bij brief van 29 mei 2011 heeft [eiser] DHL opnieuw verzocht ermee in te stemmen minder uren per week te gaan werken. [eiser] verzoekt zijn arbeidsduur terug te brengen naar 37,5 uren per week (5 x 7,5 uur).
2.6. DHL heeft hierop gereageerd middels een brief van 17 juni 2011. In deze brief heeft DHL aangegeven dat zij akkoord gaat met een vermindering van de arbeidsduur per 1 juli 2011. [eiser] wordt toegestaan 37,5 uur per week te gaan werken.
Voor wat betreft de spreiding van de uren gaat DHL niet akkoord met het voorstel van [eiser]. DHL blijft bij haar standpunt dat de vermindering van de arbeidsduur, te weten 2,5 uur per week, in één dagdeel opgenomen dient te worden. Waarbij de middag qua inroostering van deze uren sterk de voorkeur geniet.
2.7. Bij brief van 26 juli 2011 reageert [eiser] middels zijn gemachtigde. Hij verzoekt alsnog het verzoek inzake spreiding van uren in te willigen, aangezien DHL geen zwaarwegende bedrijfsbelangen heeft gesteld of aannemelijk heeft gemaakt.
2.8. Op 17 augustus 2011 stuurt DHL een reactie, waarin zij nogmaals bevestigt dat [eiser] naar een werkweek van 37,5 uur per week toe kan, zodra er overeenstemming is over de werktijden. Het is voor DHL echter niet acceptabel dat er voor [eiser] werktijden (in het bijzonder aanvangstijden) gelden die afwijken van de gebruikelijke werktijden.
2.9. Bij brief van 30 augustus 2011 reageert [eiser] onder meer met de mededeling dat het verzoek gelegen is in het willen realiseren van een betere aansluiting bij het openbaar vervoer, waardoor zijn reistijd aanmerkelijk wordt verkort. Daarnaast stelt [eiser] dat er geen zwaarwegend bedrijfsbelang aanwezig is om een dergelijk verzoek te kunnen weigeren.
2.10. Bij brief van 31 augustus 2011 doet DHL een voorstel voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst, nu er naar haar gevoel bij beide partijen onvoldoende vertrouwen is voor een werkbare toekomst. DHL deelt mede dat [eiser] in afwachting van een oplossing vrijgesteld is van werkzaamheden, met behoud van loon.
2.11. [eiser] reageert middels zijn gemachtigde bij brief van 2 september 2011 en geeft aan dat hij niet wenst in te stemmen met het voorstel van DHL en dat hij zich beschikbaar houdt voor het verrichten van werkzaamheden.
2.12. Op 7 september 2011 reageert DHL. DHL stelt dat zij blijft bij haar standpunt. DHL biedt [eiser] aan om aan hem een periode van 3 maanden te geven waarin hij intern en extern naar een andere passende functie kan kijken, ondersteund door het Resource Center van DHL en SMART, een bureau gespecialiseerd in outplacement. [eiser] zal tot 1 januari 2012 worden vrijgesteld van werkzaamheden zodat hij zich volledig kan richten op het vinden van een nieuwe baan. DHL stelt dat zij graag verneemt of [eiser] met dit voorstel kan instemmen.
2.13. [eiser] reageert bij bericht van 10 oktober 2011, met de mededeling dat hij niet ingaat op het voorstel om te komen tot een beëindiging met wederzijds goedvinden en dat hij graag zijn functie weer wil uitoefenen.
2.14. [eiser] heeft per 13 oktober 2011 zijn werkzaamheden hervat.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - na vermindering van zijn eis ter zitting - veroordeling van DHL, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening:
I. om [eiser] spreiding van de uren toe te staan zoals door hem verzocht bij brieven van 10 februari 2011 en 29 mei 2011;
II in de buitengerechtelijke kosten, alsmede de proceskosten van dit geding, het salaris van de gemachtigde van [eiser] daaronder begrepen.
3.2. Ter onderbouwing van de vordering stelt [eiser] dat hij op grond van de Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA) voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de werknemer die zijn arbeidsduur wil aanpassen. Werkgever dient volgens hem aan een dergelijk verzoek te voldoen, althans dient - indien zij hiermee niet wenst in te stemmen - gemotiveerd af te wijzen. [eiser] is van mening dat DHL niet, althans onvoldoende onderbouwd heeft dat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen toewijzing van het verzoek tot spreiding van de arbeidsuren.
3.3. DHL heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de inhoud daarvan zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang is gegeven met de aard van de vordering.
4.2. Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, het aannemelijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat DHL de verzochte urenspreiding dient toe te staan.
4.3. [eiser] heeft zijn verzoek om spreiding van de uren gedaan om zo een betere aansluiting te hebben in het openbaar vervoer van en naar zijn werk, waardoor hij zijn reistijd terug kan brengen met een half uur per enkele reis.
De langere reistijd van een half uur is veroorzaakt doordat het pendelbusje tussen Amersfoort Schothorst en de locatie waar [eiser] werkzaam is, niet meer rijdt.
[eiser] beroept zich op artikel 2 lid 6 van de WAA.
4.4. De kantonrechter overweegt dat gelet op de wetsgeschiedenis van de WAA het genoemde artikel op de onderhavige situatie niet van toepassing is. De wetsgeschiedenis vermeldt hieromtrent (Kamerstukken 1998-1999, 26 358, nr. 3, p. 16):
"Het is de werkgever die de spreiding van de uren over de week vaststelt. Deze bevoegdheid is aan de werkgever gegeven omdat hij verantwoordelijk is voor de efficiency en de effectiviteit van de bedrijfsvoering. Het kan gebeuren, dat na de totstandkoming van de afspraken tussen de werkgever en de werknemer over de aanpassing van de arbeidsduur, er situaties ontstaan die nopen tot een wijziging van de afgesproken spreiding van de uren over de week. Daarvoor biedt het algemene overeenkomstenrecht en met name artikel 258 van Boek 6 BW voldoende aanknopingspunten."
Een vordering om niet de arbeidsduur maar (slechts) de spreiding van de arbeidsuren vast te stellen kan derhalve niet gegrond worden op bepalingen van de WAA.
4.5. In artikel 4:1a van de Arbeidstijdenwet is bepaald dat de werkgever, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, bij de vaststelling van het arbeidstijdpatroon van de werknemer rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer buiten de arbeid, waaronder in elk geval begrepen de zorg(taken) voor kinderen, (afhankelijke) familieleden, verwanten en naasten, alsmede maatschappelijke verantwoordelijkheden die door de werknemer worden gedragen.
Door [eiser] is gesteld dat hij op tijd thuis wenst te zijn voor het avondeten, zodat hij met zijn partner gezamenlijk kan dineren. Zijn partner dient tijdens de maaltijd namelijk medicatie in te nemen en dit kan niet later op de avond, omdat hij dan maagklachten krijgt.
Voor zover [eiser] met deze stelling zijn zorgtaak wil onderbouwen is de kantonrechter van oordeel dat deze niet voldoet. De wens om samen te dineren met een partner is niet een zorgtaak als bedoeld in artikel 4:1a Arbeidstijdenwet.
Andere omstandigheden of maatschappelijke verantwoordelijkheden waarmee de werkgever redelijkerwijs rekening dient te houden bij het vaststellen van de arbeidstijden van [eiser] zijn gesteld noch gebleken, waardoor de kantonrechter de vordering op basis van dit artikel niet toewijsbaar acht. Ook de Arbeidstijdenwet biedt derhalve geen basis voor toewijzing van de vordering.
4.6. Derhalve moet de kantonrechter beoordelen of er sprake is van zodanig onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde instandhouding van de arbeidsovereenkomst niet verwacht mag worden (art. 6:258 BW), althans of het vereiste van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) noopt tot het aanpassen van de werktijden van [eiser].
De beoordeling van de onderhavige vordering dient dus door middel van een belangenafweging plaats te vinden.
4.7. Vaststaat dat de openingstijden van de afdeling waar [eiser] werkt van 08:00 uur tot 18:00 uur zijn en dat met de grote klanten is afgesproken dat de servicedesk op deze tijdstippen bereikbaar is.
DHL stelt dat de werknemers op deze afdeling werken op basis van een maandelijks door DHL vast te stellen rooster, waarbij er binnen de mogelijkheden rekening wordt gehouden met persoonlijke voorkeuren (met name vroege of late dienst). De vroege dienst is van 08:00 tot 16:30 uur, de tussendienst van 08:30 tot 17:00 uur en de late dienst is van 09:30 tot 18:00 uur. Geen van de werknemers kan vaste tijden claimen, aldus DHL. DHL stelt dat [eiser] de enige in zijn team is met een vaste begintijd, welke bovendien afwijkt van de vaste roostertijden, te weten 08:15 uur.
4.8. [eiser] stelt dat er sprake is van flexibele werktijden binnen DHL en dat het niet valt in te zien dat het roostertechnisch niet mogelijk is een half uur later te beginnen. [eiser] stelt dat er voor hem back-ups zijn, indien hij niet aanwezig is. [eiser] stelt dat er meerdere werknemers zijn die op andere tijden beginnen dan de door DHL genoemde vaste tijden. [eiser] betwist dat het zwaartepunt van het werk in de ochtend ligt en stelt dat er de laatste tijd voor 09:00 uur 's ochtends niet meer dan vier gesprekken binnenkomen en dat hij van zijn klanten vóór 10:00 uur meestal niets verneemt.
4.9. De kantonrechter overweegt het volgende. De stellingen van [eiser] en DHL over de invulling van het rooster en uitzonderingen daarop voor andere werknemers zijn feitelijk niet te beoordelen bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing. Er zijn door geen van beide partijen roosters overgelegd. Ook zijn er geen gegevens in de procedure gebracht over de werkdruk in de diverse tijdsblokken.
[eiser] heeft echter het bestaan van de roosterblokken op zich niet weersproken. [eiser] heeft gesteld dat er wel uitzonderingen worden gemaakt op de tijdsblokken-indeling, namelijk dat er werknemers zijn die op andere tijden beginnen, maar hij heeft deze uitzonderingen niet aannemelijk gemaakt.
Voor nader feitenonderzoek is in deze kortgedingprocedure geen plaats, waardoor aan de stellingen van [eiser] en DHL over de invulling van het rooster voorbij wordt gegaan.
4.10. De kantonrechter overweegt verder dat DHL reeds aan de wensen van [eiser] is tegemoetgekomen door hem vanaf 1 februari 2011 meestal om 08:15 uur te laten beginnen, omdat [eiser] (destijds) heeft aangegeven dat zijn reistijd dan het meest ideaal is. DHL heeft [eiser] bovendien toegestaan zijn arbeidstijd met 2,5 uur per week te verminderen en stelt [eiser] in de gelegenheid deze 2,5 uur in één keer op te nemen.
DHL heeft belang bij een volledige bezetting van de servicedesk, en zij is, gezien de urenbeperking en het vaste aanvangstijdstip van [eiser], slechts beperkt in staat om [eiser] flexibel in te zetten. Daartegenover staat de wens van [eiser] zijn reistijd te verkorten en op tijd thuis te zijn om te kunnen dineren met zijn partner. Enige fysieke noodzaak in verband met een kwetsbare gezondheid van [eiser] zelf is door hem niet aannemelijk gemaakt.
De kantonrechter is - gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat het door [eiser] ter onderbouwing van zijn vordering gestelde over de gebruikelijke invulling van de werkroosters onvoldoende aannemelijk is gemaakt - niet van oordeel dat DHL in strijd met art. 6:258 BW dan wel in strijd met de eisen van goed werkgeverschap heeft gehandeld door niet in te stemmen met het verzoek van [eiser]. De vordering dient te worden afgewezen.
4.11. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van DHL. Deze kosten worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van DHL, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 november 2011.