feit 3
Op 10 mei 2011 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan ter zake van bedreiging. Aangever heeft verklaard dat hij op 4 mei 2011 van zijn broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hoorde wat er met [slachtoffer 1] op die dag gebeurd was en dat [verdachte] (fonetisch, de rechtbank begrijpt: [verdachte]) mogelijk de dader zou zijn en op de [adres] te Utrecht zou wonen. Omdat aangever graag met verdachte wilde spreken is hij op 4 mei 2011 omstreeks 16:00 uur met zijn broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar de vermoedelijke woning van deze mogelijke verdachte [adres] te Utrecht gegaan. Aangever heeft aangebeld en heeft gevraagd naar [verdachte]. Even later zag aangever een jongen naar buiten komen die voldeed aan het signalement dat [slachtoffer 1] van zijn aanvaller had gegeven.
[slachtoffer 2] hoorde van [slachtoffer 1] dat hij de jongen herkende als de verdachte van wat hem was overkomen.
Deze jongen (hierna ook: [verdachte]), droeg, aldus aangever, een schoudertasje dat op heuphoogte hing met daarin een mes van ongeveer 30 cm, voorzien van zwart tape om het handvat. Aangever zag dat [verdachte] op hem af kwam lopen en zag aan de lichaamshouding en de ogen van verdachte dat hij agressief was. Aangever hoorde de jongen zeggen: ‘Wat moeten jullie nou, opkankeren.’ Aangever gaf te kennen dat hij met de jongen en zijn vader wilde spreken over wat er was gebeurd met zijn broertje [slachtoffer 1]. Aangever hoorde hem vervolgens zeggen: ‘Als jullie nu niet opkankeren dan zal je hetzelfde meemaken als hem’. Aangever zag dat de jongen op dat moment naar [slachtoffer 1] keek.
Aangever zag dat de afstand tussen hem en de jongen ongeveer 1,5 meter was. Aangever zag dat hij zijn rechterhand naar de voorzijde van zijn tas bewoog en daar liet rusten. Aangever voelde zich daardoor bedreigd. Hij was bang dat de jongen het mes zou pakken.
Aangever pakte zijn telefoon en zei dat hij de politie ging bellen. Aangever hoorde en zag dat de jongen hem aankeek en zei: ‘Als hier politie aan de deur komt dan zweer ik dat ik jullie allemaal dood zal schieten’. Hij voelde zich hierdoor bedreigd. Op enig moment, nadat hem iets door een jongen van tien jaar is ingefluisterd, is de jongen weggerend. Vervolgens is een man die zich voorstelde als de vader van [verdachte] naar buiten gekomen en is met hem een gesprek gevoerd. Door de vader werden excuses gemaakt en hij wilde de kwestie met geld oplossen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij samen met zijn broers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar de [adres] te Utrecht is gegaan. Toen [slachtoffer 2] vroeg of [verdachte] thuis was zag hij een jongen in de deuropening van [adres] staan die hij herkende als de jongen die hem eerder die nacht had mishandeld. Getuige hoorde dat zijn broer [slachtoffer 2] aan [verdachte] vroeg wat er allemaal gebeurd was. Getuige hoorde dat [verdachte] toen zei: ‘opkankeren’ en hoorde aan de stem van verdachte dat hij agressief was. Getuige hoorde dat [slachtoffer 2] aan [verdachte] vroeg of hij rustig wilde doen en niet zo agressief. Getuige hoorde dat [verdachte] scheldend tegen [slachtoffer 2] zei dat zij moesten opkankeren. Hij zag dat [verdachte] hem recht en agressief in de ogen aankeek en hij voelde zich bedreigd. Getuige zag dat [slachtoffer 2] zijn mobiele telefoon pakte en hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij de politie ging bellen. Getuige hoorde verdachte vervolgens zeggen: ‘Als er politie voor de deur komt dan schiet ik jullie allemaal kapot.’ Getuige zag dat [verdachte] een mes bij zich had met zwart tape om het handvat en dat dit mes voor een deel uit het schoudertasje van [verdachte] stak. Op enig moment fluisterde een jongen [verdachte] iets in het oor waarop [verdachte] het op een rennen zette. Kort daarop kwam de vader van [verdachte] naar buiten die voorstelde om alles onderling te regelen.
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 4 mei 2011 samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar [adres] in Utrecht is gegaan. Getuige heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte] een schoudertasje op heuphoogte had hangen en dat daar een handvat van een mes uitstak met zwart tape. Getuige hoorde zijn broer [slachtoffer 2] aan [verdachte] vragen waarom hij [slachtoffer 1] had aangevallen en had geprobeerd het tasje van [slachtoffer 1] af te pakken. Getuige hoorde dat [verdachte] meerdere keren zei dat zij moesten opdonderen en opkankeren en zag dat [verdachte] agressief overkwam. Getuige zag vervolgens dat [verdachte] zijn hand op het handvat van het mes legde en dat hij zijn wenkbrauwen naar beneden gericht had.
Getuige hoorde zijn broer tegen [verdachte] zeggen dat hij de politie ging bellen. Hierop hoorde getuige verdachte zeggen: ‘Als de politie bij mij aan de deur komt, dan schiet ik jullie van A tot Z dood.’ Hij zag [verdachte] wegrennen en later kwam de vader van [verdachte] naar buiten die de zaak met geld wilde regelen.