ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3577

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600543-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 7 november 2011, is de verdachte veroordeeld voor poging tot diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging. De feiten vonden plaats op 4 mei 2011 in Utrecht, waar de verdachte geprobeerd heeft een schoudertas van het slachtoffer [slachtoffer 1] te stelen, hem daarbij mishandeld heeft en ook andere slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], heeft bedreigd. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer betrouwbaar waren. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij is toegewezen. De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de rechten van anderen. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte een verleden heeft van geweldsdelicten en dat er een hoog recidiverisico is. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600543-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
thans gedetineerd: P.I. Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 8 augustus 2011 en 24 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 4 mei 2011 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] met geweld van zijn schoudertas te beroven;
2. op 4 mei 2011 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
3. op 4 mei 2011 te Utrecht [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat het dossier veel tegenstrijdigheden bevat en er geen sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de aangifte van de overval geen steun vindt in andere bewijsmiddelen en ten aanzien van feit 2 is opgemerkt dat de jegens verdachte belastend verklarende getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is. Feit 3 zou door de aangevers zijn opgezet. De verdediging heeft om die reden om algehele vrijspraak verzocht.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
feit 1 en feit 2
Op 10 mei 2011 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van poging tot tassenrollerij met geweld en van mishandeling. Daarbij heeft aangever verklaard dat hij op 4 mei 2011 tussen 02:00 en 02:18 te Utrecht op de hoek van de Vleutenseweg en de Damstraat liep en ineens voelde dat er met grote kracht aan zijn tasje werd getrokken. Voordat hij kon omkijken voelde hij een heftige pijnprikkel op zijn achterhoofd alsof er met een scherp voorwerp tegen zijn achterhoofd werd geslagen. Aangever verloor zijn evenwicht en viel tegen een hek. Hij zag dat zijn aanvaller zijn arm naar achteren haalde en met kracht in de richting van zijn gezicht bewoog. Aangever voelde heftige pijn en zag en voelde dat de aanvaller hem wel minimaal tien klappen gaf. De klappen kwamen tegen zijn rechteroor, de rechterkant van zijn kaak en zijn rechteroog. Ook zag en voelde aangever dat er een klap tegen de rechterkant van zijn borstkas aankwam, en dat de aanvaller met elk van zijn beide benen tegen de bovenbenen van aangever aan trapte. Aangever voelde heftige pijn en angst.
Aangever voelde dat de aanvaller stopte met de mishandeling en zag dat verdachte de Damstraat overstak en in de richting van de Vleutenseweg wegliep.
Aangever is vervolgens schuin de Vleutenseweg overgestoken en is het Café [café] binnengelopen. Aangever is in het café in de richting van de bar gelopen om een servet te pakken om de wonden en het bloed af te dekken. Ineens voelde aangever opnieuw een heftige pijnprikkel op zijn achterhoofd. Aangever voelde dat hij zijn evenwicht verloor en op de barkrukken viel. Aangever probeerde op te staan en zag toen dat de aanvaller dezelfde persoon was die hem buiten op de Damstraat had mishandeld. Aangever zag dat de aanvaller door meerdere personen uit het café werd weggetrokken en zag dat de aanvaller uit het café liep en vervolgens wegrende.
In de geneeskundige verklaring van de huisarts d.d. 13 mei 2011 wordt het waargenomen letsel van aangever als volgt beschreven: oude snijwond achterhoofd, kneuzingen rechter wang en bovenbenen. Uit de geneeskundige verklaring van 24 juni 2011, opgemaakt naar aanleiding van het onderzoek van 4 mei 2011, blijkt dat bij aangever sprake is van: een wondje van 1 cm op het achterhoofd, 2 lapverwondingen op het rechter jukbeen en kneuzing van het rechter bovenbeen. Op de vraag van de rechter-commissaris hoe het komt dat er twee letselverklaringen zijn, heeft aangever verklaard dat de verklaring over het onderzoek van 4 mei 2011 is opgemaakt door de arts in het ziekenhuis, en dat hij een week na het incident nog naar zijn huisarts is geweest.
Getuige [getuige 1] heeft op 25 mei 2011 verklaard dat hij op woensdag 4 mei 2011 tussen 02:00 en 03:00 uur in theehuis [café], gevestigd aan de Vleutenseweg te Utrecht, was. Getuige zag die nacht op enig moment dat een jongen steun probeerde te zoeken aan de balie. Hij zag dat die jongen een wit T-shirt aanhad en dat het stuk tussen zijn schouders rood was. Hij zag dat de jongen een servetje pakte en tegen zijn achterhoofd hield. Hij zag dat er bloed op het servetje zat. Opeens zag getuige dat er een jongen via de voordeur het theehuis in kwam rennen. Getuige herkende de jongen die binnen kwam rennen direct als zijnde [verdachte] (fonetisch, de rechtbank begrijpt: [verdachte]), zijnde verdachte. Getuige zag verdachte tussen de tafels door rennen en zag dat verdachte stopte voor de jongen met het bebloede T-shirt. Getuige zag dat verdachte met kracht met zijn tot vuist gebalde rechterhand het achterhoofd van de jongen met het bebloede T-shirt raakte en dat deze jongen over een barkruk heen viel. Getuige zag dat verdachte direct daarop door een aantal personen uit het theehuis is weggetrokken en uit het theehuis is gezet. Vervolgens is getuige gaan kijken wie de jongen met het bebloede T-shirt was. Hij zag dat die jongen zijn neef [slachtoffer 1] was.
Getuige [getuige 2], bedrijfsleider van café [café], heeft verklaard dat hij op 4 mei 2011 aan het werk was in [café] en dat hij ineens een jongen helemaal in paniek zag binnenkomen. Vervolgens zag hij dat er nog een jongen achteraan kwam. De eerste jongen was paniekerig en bang. Hij zag dat het mis was en uit de hand kon lopen. De jongens zijn buiten gezet. Daar is toen de ambulance en de politie gekomen. Op de vraag van de rechter-commissaris of hij de jongens kent heeft de getuige geantwoord dat één van die jongens later naar hem toe is gekomen en dat deze jongen zei dat hij verdacht werd en dat deze jongen [verdachte] heette.
feit 3
Op 10 mei 2011 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan ter zake van bedreiging. Aangever heeft verklaard dat hij op 4 mei 2011 van zijn broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hoorde wat er met [slachtoffer 1] op die dag gebeurd was en dat [verdachte] (fonetisch, de rechtbank begrijpt: [verdachte]) mogelijk de dader zou zijn en op de [adres] te Utrecht zou wonen. Omdat aangever graag met verdachte wilde spreken is hij op 4 mei 2011 omstreeks 16:00 uur met zijn broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar de vermoedelijke woning van deze mogelijke verdachte [adres] te Utrecht gegaan. Aangever heeft aangebeld en heeft gevraagd naar [verdachte]. Even later zag aangever een jongen naar buiten komen die voldeed aan het signalement dat [slachtoffer 1] van zijn aanvaller had gegeven.
[slachtoffer 2] hoorde van [slachtoffer 1] dat hij de jongen herkende als de verdachte van wat hem was overkomen.
Deze jongen (hierna ook: [verdachte]), droeg, aldus aangever, een schoudertasje dat op heuphoogte hing met daarin een mes van ongeveer 30 cm, voorzien van zwart tape om het handvat. Aangever zag dat [verdachte] op hem af kwam lopen en zag aan de lichaamshouding en de ogen van verdachte dat hij agressief was. Aangever hoorde de jongen zeggen: ‘Wat moeten jullie nou, opkankeren.’ Aangever gaf te kennen dat hij met de jongen en zijn vader wilde spreken over wat er was gebeurd met zijn broertje [slachtoffer 1]. Aangever hoorde hem vervolgens zeggen: ‘Als jullie nu niet opkankeren dan zal je hetzelfde meemaken als hem’. Aangever zag dat de jongen op dat moment naar [slachtoffer 1] keek.
Aangever zag dat de afstand tussen hem en de jongen ongeveer 1,5 meter was. Aangever zag dat hij zijn rechterhand naar de voorzijde van zijn tas bewoog en daar liet rusten. Aangever voelde zich daardoor bedreigd. Hij was bang dat de jongen het mes zou pakken.
Aangever pakte zijn telefoon en zei dat hij de politie ging bellen. Aangever hoorde en zag dat de jongen hem aankeek en zei: ‘Als hier politie aan de deur komt dan zweer ik dat ik jullie allemaal dood zal schieten’. Hij voelde zich hierdoor bedreigd. Op enig moment, nadat hem iets door een jongen van tien jaar is ingefluisterd, is de jongen weggerend. Vervolgens is een man die zich voorstelde als de vader van [verdachte] naar buiten gekomen en is met hem een gesprek gevoerd. Door de vader werden excuses gemaakt en hij wilde de kwestie met geld oplossen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij samen met zijn broers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar de [adres] te Utrecht is gegaan. Toen [slachtoffer 2] vroeg of [verdachte] thuis was zag hij een jongen in de deuropening van [adres] staan die hij herkende als de jongen die hem eerder die nacht had mishandeld. Getuige hoorde dat zijn broer [slachtoffer 2] aan [verdachte] vroeg wat er allemaal gebeurd was. Getuige hoorde dat [verdachte] toen zei: ‘opkankeren’ en hoorde aan de stem van verdachte dat hij agressief was. Getuige hoorde dat [slachtoffer 2] aan [verdachte] vroeg of hij rustig wilde doen en niet zo agressief. Getuige hoorde dat [verdachte] scheldend tegen [slachtoffer 2] zei dat zij moesten opkankeren. Hij zag dat [verdachte] hem recht en agressief in de ogen aankeek en hij voelde zich bedreigd. Getuige zag dat [slachtoffer 2] zijn mobiele telefoon pakte en hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij de politie ging bellen. Getuige hoorde verdachte vervolgens zeggen: ‘Als er politie voor de deur komt dan schiet ik jullie allemaal kapot.’ Getuige zag dat [verdachte] een mes bij zich had met zwart tape om het handvat en dat dit mes voor een deel uit het schoudertasje van [verdachte] stak. Op enig moment fluisterde een jongen [verdachte] iets in het oor waarop [verdachte] het op een rennen zette. Kort daarop kwam de vader van [verdachte] naar buiten die voorstelde om alles onderling te regelen.
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 4 mei 2011 samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar [adres] in Utrecht is gegaan. Getuige heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte] een schoudertasje op heuphoogte had hangen en dat daar een handvat van een mes uitstak met zwart tape. Getuige hoorde zijn broer [slachtoffer 2] aan [verdachte] vragen waarom hij [slachtoffer 1] had aangevallen en had geprobeerd het tasje van [slachtoffer 1] af te pakken. Getuige hoorde dat [verdachte] meerdere keren zei dat zij moesten opdonderen en opkankeren en zag dat [verdachte] agressief overkwam. Getuige zag vervolgens dat [verdachte] zijn hand op het handvat van het mes legde en dat hij zijn wenkbrauwen naar beneden gericht had.
Getuige hoorde zijn broer tegen [verdachte] zeggen dat hij de politie ging bellen. Hierop hoorde getuige verdachte zeggen: ‘Als de politie bij mij aan de deur komt, dan schiet ik jullie van A tot Z dood.’ Hij zag [verdachte] wegrennen en later kwam de vader van [verdachte] naar buiten die de zaak met geld wilde regelen.
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 4 mei 2011 niet op de Damstraat is geweest en dat hij ook niet in café [café] is geweest. Voorts heeft verdachte verklaard dat er op 4 mei 2011 niemand aan de deur van [adres] is geweest en dat hij, verdachte, die dag niet thuis was. In dat verband heeft verdachte betoogd dat de verkeerde persoon als dader is aangemerkt.
De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld is of de persoon die [slachtoffer 1] op
4 mei 2011 heeft proberen te beroven met geweld en hem later heeft mishandeld de verdachte is geweest.
De rechtbank beantwoordt deze vragen bevestigend en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1], de herkenning van verdachte later op de [adres] als de persoon die hem eerder die nacht heeft aangevallen en de verklaring van [getuige 1] dat degene die zijn neef [slachtoffer 1] in het café had geslagen [verdachte] was. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar, temeer nu deze bewijsmiddelen steun vinden in de verklaring van [getuige 2] voor zover deze heeft verklaard dat op 4 mei een incident in zijn café had plaatsgevonden waarbij jongens buiten zijn gezet en dat later één van die jongens, te weten [verdachte], bij hem is geweest. Deze verklaringen zijn door de getuigen in grote lijnen bevestigd tijdens hun verhoor door de rechter-commissaris. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat verdachte de dader is geweest van de mishandeling in het café.
Dat verdachte daarvoor [slachtoffer 1] heeft trachten te beroven en daarbij [slachtoffer 1] heeft geslagen en geschopt volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat [slachtoffer 1] hem in het café heeft herkend. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van [getuige 1] die heeft gezien dat [slachtoffer 1] toen hij in het café kwam aan zijn achterhoofd bloedde en onvast ter been was en de verklaring van [getuige 2] die zag dat er een jongen binnen kwam die bang en in paniek was en dat er een jongen achter aan kwam. Hieruit leidt de rechtbank af dat voorafgaand aan het incident in het café zich iets had afgespeeld tussen die twee jongens.
Dat sprake is van een opzetje tegen verdachte, zoals door de verdediging is betoogd, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaring die de verdachte daarvoor heeft gegeven, te weten dat hij in oktober 2010 iets met een zus van de broers [naam] heeft gehad en dat de familie daar niet blij mee was en dat hem om die reden thans een hak wordt gezet, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Het bevreemdt de rechtbank dat, mocht dat het geval zijn geweest, de familie [naam] door een dergelijk opzetje ruim een half jaar later pas “verhaal” komt halen. Voorts bevestigt [getuige 2] dat zich op 4 mei 2011 in zijn café [café] daadwerkelijk een incident heeft plaatsgevonden tussen twee jongens. Dat hij over verdachte uitdrukkelijk stelt dat deze niet hierbij betrokken was, overtuigt de rechtbank, gelet op wat hij overigens verklaard heeft, niet. Van een opzetje, waarbij dan ook [getuige 1] betrokken zou zijn geweest, is geen sprake.
In dat verband merkt de rechtbank nog op dat de ter terechtzitting getoonde camerabeelden, die afkomstig zijn van de camera op de hoek van de Vleutenseweg en het Wolf en Dekenplein, de verklaringen van aangever en getuigen weerleggen noch bevestigen.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank dat, gelet op de complexiteit en de gedetailleerdheid van de door aangevers geschetste gebeurtenissen het niet aannemelijk is dat deze verklaringen op elkaar zouden zijn afgestemd.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de door aangever en getuigen met betrekking tot het derde feit afgelegde verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar. De afgelegde verklaringen zijn nagenoeg eensluidend, zijn consistent en maken op de rechtbank een authentieke indruk. Met name het relaas over de vader van [verdachte] die naar buiten komt en de zaak met geld wil oplossen, doet authentiek aan. Het is niet aannemelijk dat bij een poging iemand een hak te zetten mogelijke getuigen “van de andere kant” worden opgevoerd.
De getuigenverklaringen van de broers van verdachte die bij de rechter-commissaris zijn gehoord weerleggen de verklaringen van de broers [naam] niet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alles in onderlinge samenhang bezien, naast het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde ook het derde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 04 mei 2011 te Utrecht, op de openbare weg, te weten de Damstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
- met kracht aan het (schouder)tasje van voornoemde [slachtoffer 1] heeft
getrokken en
- (met een voorwerp) op het achterhoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] tegen een hek en op de grond is gevallen en
- vervolgens (meermalen) in het gezicht en op de borstkas van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en
- meermalen tegen het (boven)been van voornoemde [slachtoffer 1] heeft
geschopt terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 04 mei 2011 te Utrecht, (in theehuis '[café]') opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het achterhoofd heeft gestompt waardoor voornoemde [slachtoffer 1] op/tegen een of meer barkruk(ken) is gevallen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
3.
op 04 mei 2011 te Utrecht, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
- "als jullie nu niet opkankeren dan zal je hetzelfde meemaken als hij",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (terwijl zijn,
verdachtes, hand rustte op een tas waarin een mes zat)
en
- "als hier politie aan de deur komt dan zweer ik dat ik jullie allemaal dood
zal schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
2. mishandeling;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Gz-psycholoog R. Bout heeft op 10 oktober 2011 gerapporteerd dat verdachte een gemiddeld begaafd man is. Diagnostisch gezien is de kern van de problematiek bij verdachte een langdurig patroon waarbij er sprake is van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen. Verdachte is niet in staat zich te conformeren aan de maatschappelijke norm dat men zich aan de wet moet houden. Verdachte is niet in staat geregeld werk te behouden of financiële verplichtingen na te komen. Wanneer verdachte in de problemen komt, is hij geneigd de schuld daarvan buiten zichzelf te leggen en er is sprake van een lacunaire gewetensfunctie en een onvermogen om vooruit te plannen. Er is naar het oordeel van deze deskundige geen sprake van een psychiatrische stoornis maar wel van een gebrekkige ontwikkeling van het geestesvermogen van verdachte, te weten een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis. Omdat verdachte niet volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek en omdat hij zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, kan de deskundige de vraag omtrent de toerekenbaarheid niet beantwoorden en geen aanbevelingen doen omtrent mogelijke interventies.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over. Zij is van oordeel dat de feiten de verdachte volledig kunnen worden toegerekend, nu ook overigens niet gebleken is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Dit betekent dat de verdachte strafbaar is.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Voorts heeft de officier van justitie de toewijzing van vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderd alsmede het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot straatroof, mishandeling en bedreiging. Dat zijn heel ernstige feiten. Verdachte heeft er bij deze feiten blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andere personen en andermans goederen. De door verdachte gepleegde feiten dragen bij aan het ontstaan van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2011, waaruit blijkt dat deze nog jeugdige verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor diefstallen (met geweld);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte is aangemerkt als veelpleger;
- een de verdachte betreffend rapport van Reclassering Nederland van 20 oktober 2011.
In het reclasseringsrapport wordt geconcludeerd dat het recidiverisico hoog is en dat er ook een hoog risico is dat verdachte zich onttrekt aan voorwaarden. Verdachte stelt zich sociaal wenselijk op, houdt zich mondjesmaat aan afspraken, maar wekt de indruk intussen zijn eigen plan uit te voeren. De desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting aan de rechtbank laten weten dat hij ook wel met zijn vader gesprekken kan voeren en dat hij niet weet wat de reclassering voor hem kan betekenen.
De rechtbank acht gelet op de houding van verdachte een deels voorwaardelijke straf niet aangewezen.
De rechtbank acht gezien hetgeen hiervoor is overwogen een straf als door de officier van justitie geëist passend en geboden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.076,00 voor de feiten 1 tot en met 3, te weten
€ 351,00 aan materiële schade en € 1.076,00 aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2: mishandeling;
feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.076,00, waarvan € 351,00 ter zake van materiële schade en € 725,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 1.076,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 november 2011.
Mrs. M.J. Veldhuijzen en N. van der Velden zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.