ECLI:NL:RBUTR:2011:BU2148

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
210383
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens ongeschiktheid van een pony voor het overeengekomen doel

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding van gedaagden omdat de pony die hij had aangeschaft niet voldeed aan de verwachtingen die hij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. Eiser had de pony gekocht voor internationale dressuurwedstrijden, maar na aankoop bleek de pony ongeschikt te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de pony niet de eigenschappen bezat die eiser had mogen verwachten, en dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden. De vordering van eiser werd afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat hij schade had geleden die niet door de verzekeraar was vergoed. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende feiten en omstandigheden had gesteld om zijn vordering te onderbouwen. Bovendien was er een exoneratieclausule in het keuringsrapport opgenomen, waar eiser zich akkoord mee had verklaard, waardoor gedaagde sub 2 niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de schade. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiser niet konden worden toegewezen en dat hij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 210383 / HA ZA 11-15
Vonnis van 28 september 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.C. Franken- Schoemaker te Houten,
tegen
[gedaagden]
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van Noort te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 december 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 29 maart 2011
- de akte van [eiser] van 27 april 2011
- de antwoordakte van [gedaagde sub 1] van 11 mei 2011
- de brief met bijlage van mr. Van Noort van 24 mei 2011 namens [gedaagde sub 2]
- de antwoordakte van [gedaagde sub 2] van 25 mei 2011
- de akte van [eiser] van 8 juni 2011
- de antwoordakte van [gedaagde sub 1] van 6 juli 2011
- de akte van [gedaagde sub 2] van 6 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde sub 1] was eigenaar van een pony, genaamd [de pony].
2.2. [eiser] heeft [de pony] tijdens een wedstrijd in Frankrijk zien lopen en wilde deze pony kopen ten behoeve van de internationale dressuurwedstrijden van zijn dochter [dochter].
2.3. [eiser], zijn echtgenote, zijn dochter [dochter] en haar beide trainers, hebben tweemaal een bezoek gebracht aan de stal van [gedaagde sub 1]. Zowel [dochter] als haar trainer [betrokkene 1] hebben daar de pony bereden.
2.4. Met het oog op de koop heeft de pony vervolgens een keuring ondergaan die is uitgevoerd door dierenarts [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 2] heeft een positief aankoopadvies gegeven. In het onderzoeksrapport heeft [gedaagde sub 2] de volgende bevindingen genoteerd:
Gebruiksdoel (volgens verklaring opdrachtgever): sport
Conclusie:
Tijdens de keuringen klinisch geen bemerkingen
Röntgenologisch goede pony
Positief aan/verkoopavies
2.5. In het onderzoeksrapport is voorts, boven de handtekening van de opdrachtnemer, een exoneratieclausule opgenomen inhoudende:
1. De keuringsdierenarts en/of dierenartsenpraktijk is niet aansprakelijk voor enige schade -vermogens- en gevolgschade daaronder uitdrukkelijk begrepen- veroorzaakt door het uitvoeren van de keuring danwel door onjuistheden en onvolledigheden in het opstellen van dit keuringsrapport tenzij vaststaat dat deze schade te wijten is aan opzet of grove schuld van de keuringsdierenarts.
2. (…)
3. (…)
4. De op dit keuringsformulier afgedrukte bedingen zijn ook van toepassing indien de opdrachtgever (onleesbaar, rechtbank) niet ondertekent en niettemin het keuringsrapport in ontvangst neemt. (…)
2.6. [eiser] heeft de pony van [gedaagde sub 1] gekocht. In de schriftelijke koopovereenkomst van 18 augustus 2008 is onder meer opgenomen:
2. Verkoper verkoopt aan koper en koper koopt deze pony van verkoper. De koper betaalt aan de verkoper een koopsom ter hoogte van € 42.500 (Zegge: tweeënveertigduizendvijfhonderd euro).
(…)
6. Koper verklaart het onder 1 beschreven dier te kopen met de volgende bedoeling: internationale dressuursport.
Verkoper verklaart kennis te hebben genomen van de hierboven omschreven bedoeling van de koper en verklaart dat het onder 1 beschreven dier hiervoor geschikt is.
(…)
8. Dierenarts [gedaagde sub 2], praktiserende te [woonplaats] heeft op 18 augustus 2008 het in artikel 1 beschreven dier (onleesbaar, rechtbank) en röntgenologisch onderzocht. Deze bevindingen zijn vastgelegd in een bij deze overeenkomst gevoegd keuringsrapport voorzien van nummer: (…)
2.7. [eiser] heeft [de pony] verzekerd via Equipe Paardenverzekeringen voor een bedrag van EUR 30.000,00.
2.8. Op 29 augustus 2008 is [de pony] behandeld door een paardentandarts, [betrokkene 2] (hierna te noemen [betrokkene 2]). [betrokkene 2] heeft de volgende behandelingsverklaring opgesteld:
Ondergetekende heeft vrijdag 29-08-2008 de pony, [de pony], van Familie [eiser] behandeld.
Het gebit van de pony verkeerde in een slechte staat van onderhoud, vermoedelijk is het gebit van de pony nooit dan wel lange tijd niet behandeld.
De slechte staat van onderhoud is een directe aanleiding geweest voor de ernstig ingescheurde mondhoeken van de pony.
2.9. Dierenarts [betrokkene 3] (hierna te noemen [betrokkene 3]), verbonden aan Paardenkliniek [X], heeft [de pony] in 2008 en 2009 onderzocht. Hij heeft zijn bevindingen vastgelegd in verschillende e-mails, brieven en rapporten.
In een brief van 29 januari 2009 aan [eiser] heeft hij onder andere geschreven:
Ondergetekende, drs. [betrokkene 3], erkend paardenarts van Paardenkliniek [X] te [woonplaats], verklaart dat bovengenoemde pony [de pony] hem op 9 december 2008 is aangeboden ivm een verdenking van een peesblessure. De merrie had 4 weken eerder rechtsvoor een dik been gehad. Is daarna 14 dagen op rust gezet. Na het longeren in het eerste weekend van december rechtsvoor weer dik.
Naast deze acute klachten bleek de pony vanaf het moment van de aanschaf al meerdere klachten te hebben. Voor deze klachten was al eerder diergeneeskundige hulp gezocht (…).
Diagnose:
(…) Naar aanleiding van deze bevindingen zijn er röntgenfoto’s gemaakt van zowel rechtsvoor als van rechtsachter. Op de gemaakte röntgenfoto’s linksvoor en rechtsvoor enige activiteit zichtbaar van het bot van het pijpbeen net boven het kootgewricht; vergeleken met de röntgenfoto’s van de keuring waarop geen activiteit op het bot zichtbaar lijkt te zijn.
(…) Gezien het aantal en de aard en deels het chronische karakter van de geconstateerde aandoeningen, is de kans op volledig herstel beperkt en daardoor de prognose als internationale dressuurpony zeer matig.
2.10. Op 20 maart 2009 heeft [betrokkene 3] vervolgens het volgende op schrift gesteld:
Anamnese: Op 18 mrt aangeboden ivm kreupelheid tijdens het rijden. (…)
Bevindingen:
(…)
Op de röntgenfoto’s geen opvallende veranderingen tov eerder gemaakte foto’s van het kootgewricht. (…)
2.11. Bij e-mail van 23 april 2009 heeft [betrokkene 3] [eiser] bericht over voorlopige resultaten van een onderzoek verricht in de Verenigde Staten:
Voorlopige uitslag vanuit de VS. Er is een 2e botcyste in het kroonbeen met verbinding naar het hoefgewricht; botcyste in hoefbeen op keuringsfoto te zien. Andere cyste moet ik nog zoeken/controleren.
De definitieve uitslag van de Amerikaanse onderzoeken zijn op 29 april 2009 naar [eiser] doorgestuurd.
2.12. Op 5 mei 2009 heeft [betrokkene 3] vervolgens nog weer een verklaring ten aanzien van [de pony] op papier gezet waarin onder meer is opgenomen:
Middels een ultra-geluid scan is vastgesteld dat sprake was van een blessure in de M.T. Interosseus, met reeds littekenvorming in de pees, m.n. ter hoogte van de aanhechting van de pees aan het bot van het pijpbeen en een actieve blessure in de beide takken van de M.t. Interosseus naar de sesambeentjes toe. Naar aanleiding van de overige klachten is, aanvullend op het klinisch onderzoek, inwendig onderzoek van het bekken verricht middels een ultra-geluid scan, hierbij is een onregelmatige belijning van de onderste gewrichtsvlakken van de S.I. gewrichten van de pony geconstateerd. Deze bevindingen gaven aanleiding tot nadere diagnostiek middels scintigrafie (…).
Op 19 maart ’09 is de pony aangeboden ivm kreupelheid tijdens het draven (nog in de opbouwfase). Linksvoor acuut kreupel vanuit het kootgewricht (…).
Op 15 april is de pony wederom aangeboden ivm kreupelheid tijdens het rijden. Terugval van het probleem linksvoor werd vermoed. (…) Op de röntgenfoto’s van rechtsvoor een opheldering in het hoefbeen, welke duidt op een subchondrale botcyste. Middels CT-scan subchondrale botcyste in het hoefbeen bevestigd en tevens subchondrale botcyste in het kroonbeen en een verbinding met deze cyste met hoefgewricht is middels contrastvloeistof aangetoond.
Op basis van bovengenoemde bevindingen wordt gesteld dat de prognose als sportpony slecht is.
2.13. Voorts heeft [betrokkene 3] nog een dierenartsverklaring afgegeven op 3 november 2009. Daarin schrijft hij nog:
Op zowel de röntgenfoto’s als op de aanvullende CT-scan van de ondervoet rechtsvoor, is vastgesteld dat er zich onder meer een, met het hoefgewricht in verbinding staande, botcyste in het hoefbeen bevindt. (…)
2.14. Met betrekking tot het onderzoek en de behandeling van [de pony] is verder nog een verklaring afgelegd door keuringsdierenarts [betrokkene 4] (hierna te noemen [betrokkene 4]). In zijn verklaring van 11 november 2009 schrijft hij:
Ondergetekende [betrokkene 4], dierenarts te [woonplaats] en veterinair adviseur van Equipe Paardenverzekeringen, verklaart röntgenfoto’s van de hoefkatrol van bovenvermelde pony [de pony] te hebben beoordeeld, gemaakt tijdens het aankooponderzoek. Dit onderzoek was bedoeld om de koper, familie [eiser] te adviseren met betrekking tot de aankoop van de pony [de pony]. Tevens is de rapportage van deze keuring gebruikt als document vóór acceptatie door Equipe Paardenverzekeringen.
Tevens heb ik inzage gehad in het dossier van onderzoek en behandeling van [de pony] zoals dat door collega [betrokkene 3] is uitgevoerd.
De opnames zijn gedateerd 18 augustus 2008, en zijn van een zeer goede technische kwaliteit, zij het dat de hoefijzers niet zijn verwijderd alvorens de opnames te maken. Op de opname van de rechter hoefkatrol, in ap richting genomen, is een radioluscent defect waar te nemen, in het hoefbeen, net naast de binnentak van het hoefijzer. Op basis van deze opname is niet te zeggen of er sprake is van een echte aandoening of van een artefact. Echter er zijn geen aanvullende opnames beschikbaar, ook is het defect niet vermeld op het bij behorende keuringsrapport.
[de pony] is vanaf december 2008 veelvuldig onderzocht en behandeld door dierenarts [betrokkene 3] in verband met kreupelheden. Uiteindelijk is de kreupelheid gerelateerd aan het defect in het hoefbeen, rechtsvoor.
Op basis van het dossier en van de opnames van het aankooponderzoek ben ik van mening dat de kreupelheid te wijten is aan een hoefbeencyste, welke in beginsel reeds aanwezig was bij aankoop en vóór acceptatie door Equipe paardenverzekeringen.
2.15. Bij brief van 26 februari 2009 heeft [eiser] de koopovereenkomst met [gedaagde sub 1] buitengerechtelijk ontbonden.
2.16. Drs. [betrokkene 5] (hierna te noemen [betrokkene 5]) heeft op 18 augustus 2009, naar aanleiding van een verzoek daartoe door een door [gedaagde sub 2] ingeschakelde veterinair adviseur, omtrent de aankoopkeuring door [gedaagde sub 2] het volgende gerapporteerd:
De door dierenarts [betrokkene 3] geconstateerde afwijkingen zijn niet af te lezen op de röntgenopnamen van 18-08-2008 van dierenartsenpraktijk [Z]. Dierenarts [betrokkene 3] geeft aan dat hij de cysteachtige verschijnselen heeft vastgesteld op de door hem vervaardigde röntgenopnamen op of na 15 april 2009. Hij maakt geen melding de verschijnselen te hebben gezien op de röntgenfoto’s gemaakt door [gedaagde sub 2] te [woonplaats] op 18-08-2008.
Deze röntgenopnamen vertonen geen verschijnselen van cystevorming in hoefbeen en kroonbeen.
Verzekerde is zeker niet tekort geschoten in zijn beoordeling op 18-08-2008, ook niet doordat de ijzers niet zijn afgenomen. (…)
2.17. Op verzoek van [gedaagde sub 2] zijn de röntgenopnamen afkomstig van dierenartsenpraktijk [Z] vervolgens ook nog beoordeeld door [betrokkene 6], specialist chirurgie paard. Hij is tot de volgende conclusie gekomen:
Beoordeling/classificatie
Straalbeen: Links voor 2
Rechts voor 1-2
Kroonbeen: Geen afwijkingen
Hoefgewricht: Geen afwijkingen
Nevenbevindingen: geen
Voor een aankoopkeuring zou een positief advies op deze onderdelen gelden.
2.18. [eiser] heeft [de pony] inmiddels ingeruild voor een andere pony. Hij heeft in dat verband een verkooptaxatie laten verrichten. De waarde van [de pony] werd geschat op EUR 1.500,00.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van EUR 69.867,78, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiser] legt aan de vordering jegens [gedaagde sub 1] ten grondslag de stelling dat de pony ongeschikt is gebleken voor het overeengekomen doel. De pony bezit niet de eigenschappen die [eiser] op grond van de overeenkomst en de overige mededelingen van [gedaagde sub 1] mocht verwachten. [gedaagde sub 1] is derhalve tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. [eiser] stelt de overeenkomst op grond daarvan te hebben ontbonden. Hij vordert betaling van de koopprijs en aanvullende schadevergoeding van [gedaagde sub 1]. [eiser] heeft daarnaast gesteld dat hij de vernietiging van de overeenkomst inroept op grond van dwaling.
3.3. [eiser] legt aan de vordering jegens [gedaagde sub 2] ten grondslag de stelling dat [gedaagde sub 2] is tekort geschoten in zijn opdracht door de aankoopkeuring niet volgens de regelen der kunst uit te voeren. Ten eerste heeft [gedaagde sub 2] de ernst van de mondproblemen niet onderkend en/of heeft niet onderkend dat het gebit in slechte staat van onderhoud verkeerde. Ten tweede merkte hij niet op dat in de linkerhoef een cyste aanwezig was die tot kreupelheid zou leiden. De reden daarvan was vermoedelijk, aldus [gedaagde sub 1], dat [gedaagde sub 2] verzuimde de hoefijzers af te nemen alvorens röntgenfoto’s te nemen. Hij heeft aldus niet gehandeld als een redelijk handelende en redelijk bekwame dierenarts.
3.4. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben allebei als meest verstrekkende verweer naar voren gebracht dat er vanuit moet worden gegaan dat de verzekeringsmaatschappij waar [eiser] [de pony] had verzekerd (Equipe) de verzekerde som heeft uitgekeerd zodat [eiser] geen belang heeft bij zijn vordering.
[gedaagde sub 1] heeft dit verweer onderbouwd door te stellen dat de polis geen beperkingen of uitsluitingen bevatte en dat uit de door [eiser] zelf overgelegde stukken volgt dat de raadslieden die de belangen van [eiser] in deze kwestie in rechte behandelen, hun facturen hebben verzonden aan Equipe.
[gedaagde sub 2] heeft in dit verband nog naar voren gebracht dat [eiser] geen afwijzing van zijn claim door Equipe heeft overgelegd. Voor de schade zoals door hem in deze procedure gevorderd was [eiser] bij Equipe verzekerd en het moet er voor worden gehouden dat de schade van [eiser] gewoon door Equipe is vergoed, aldus [gedaagde sub 2].
4.2. Ter comparitie heeft [eiser] vervolgens naar voren gebracht dat er geen uitkering heeft plaatsgevonden door de verzekeraar, anders dan een kleine tegemoetkoming in de juridische kosten. [eiser] heeft daarbij aangeboden om hieromtrent nadere stukken te overleggen.
Vervolgens heeft [eiser] bij akte van 27 april 2011 nader gesteld dat Equipe niet uitkeerde omdat de pony al voor het ingaan van de verzekeringsovereenkomst kreupel was als gevolg van een cyste in het hoefbeen. Wel is volgens [eiser] afgesproken dat Equipe voor 50% zou bijdragen in de kosten van een procedure tegen gedaagden. Verder heeft Equipe, aldus [eiser], aan hem een lening verstrekt ter hoogte van EUR 25.000,00. Eind november 2009 is Equipe met [eiser] overeengekomen dat [eiser] de lening zou aflossen.
4.3. Deze stellingen van [eiser] verdragen zich echter niet goed met de overgelegde stukken. Uit de door [eiser] bij akte van 27 april 2011 overgelegde brief van Equipe van 2 juni 2009 blijkt namelijk het volgende:
In de vorm van een lening wordt 85% van de verzekerde waarde, zijn € 25.500,- z.s.m. en uiterlijk 5 juni 2009 naar uw rekening overgemaakt.
Indien vastgesteld wordt dat de aansprakelijkheid van de schade verlegd kan worden naar de dierenarts of de vorige eigenaar dan zal de risicodrager voor dit volledige bedrag gecompenseerd worden.
De risicodrager neemt de pony [de pony] over en houdt haar onder beheer, waarbij zorggedragen wordt voor een goede voeding, weidegang en stalling (...).
En uit de brief van Equipe van 21 november 2009, eveneens overgelegd bij akte van 27 april 2011, blijkt:
Naar aanleiding van uw verzoek tot aflossing van de lening aangaande de afspraken gemaakt op 2 juni 2009 is het volgende overeengekomen tussen de dhr. [ ] [eiser], verzekeringnemer, en Equipe Paardenverzekeringen, gevolmachtigd tussenpersoon van Catlin Insurance Co. Ltd.
1. Door aflossing van een bedrag van € 22.000,- euro is de overeenkomst opgemaakt d.d. 2 juni 2009 ontbonden.
2. Overname en beheer van de pony [de pony] door de verzekering is hiermee ongedaan gemaakt.
3. (…)
4.4. Gelet op de overgelegde stukken kan worden geconstateerd dat er een bedrag is betaald door Equipe aan [eiser] in verband met de pony [de pony]. Hoewel [eiser] stelt dat die betaling is geschied ten titel van lening, is daarvoor geen ondersteuning te vinden in de stukken. Uit de brief van 2 juni 2009 blijkt immers dat de risicodrager (zijnde de verzekeraar die de pony had overgenomen) eerst zal worden gecompenseerd als de aansprakelijkheid zou kunnen worden verlegd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit de tekst van de overgelegde brief niet anders worden geconcludeerd dan dat [eiser] pas gehouden was om een bedrag aan Equipe terug te betalen als hij zijn schade zou hebben kunnen verhalen op de dierenarts of verkoper. Aldus lijkt er geen sprake te zijn van een lening maar van een uitkering onder de voorwaarde om de verzekeraar te compenseren indien (ook nog) een schadevergoeding wordt betaald door de dierenarts of de verkoper.
Hieraan doet niet af de brief van 21 november 2009 waarin wordt gerept van terugbetaling. Nog daargelaten dat hieruit niet blijkt dat er ook daadwerkelijk een bedrag is terugbetaald door [eiser] aan Equipe, strookt het in die brief genoemde bedrag ook niet met het bedrag dat blijkens de brief van 2 juni 2009 is geleend. Het is derhalve onduidelijk welk bedrag, voor zover er al een bedrag is terugbetaald, door [eiser] aan de verzekeraar is betaald en of daarmee het gehele bedrag dat de verzekeraar aan [eiser] heeft voldaan is terugbetaald.
4.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [eiser] schade heeft geleden die niet door de verzekeraar is vergoed. Dat brengt mee dat er vanuit moet worden gegaan dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vordering jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
4.6. Voor zover dat anders zou zijn, heeft bovendien nog te gelden dat niet is komen vast te staan dat [de pony] ten tijde van de koop niet voldeed aan de verwachtingen die [eiser] van de pony mocht hebben.
Daarbij staat voorop dat [eiser] onvoldoende (onderbouwde) feiten en omstandigheden heeft gesteld, gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 1], om de conclusie te rechtvaardigen dat [gedaagde sub 1] heeft gehandeld in de uitoefening van beroep of bedrijf. Er kan dan ook niet vanuit worden gegaan dat er sprake is van consumentenkoop.
4.7. [eiser] heeft ter comparitie naar voren gebracht dat er op vier gebieden problemen waren met de pony die hij niet behoefde te verwachten, te weten met betrekking tot de mond, de rug en de pezen en tenslotte de kreupelheid.
[eiser] heeft evenwel de problemen met betrekking rug en pezen niet in de dagvaarding aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Hij heeft zijn stellingen ter zake ook niet nader (met stukken onderbouwd), hetgeen wel had mogen worden verwacht, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Daar zal dan ook aan voorbij worden gegaan.
4.8. Met betrekking tot de mondproblemen heeft verder te gelden dat uit het door [eiser] zelf overgelegde rapport van Agro Expertiseburo blijkt dat die problemen met kloven in de mond reeds aanwezig waren en waren opgemerkt bij de koop. In zoverre kan dan ook niet worden geconcludeerd dat het gaat om problemen die [eiser] niet behoefde te verwachten. Daar komt bij dat uit de stukken niet kan worden afgeleid, zoals [eiser] lijkt te stellen, dat de problemen niet zijn verdwenen. Uit de verklaring van de paardentandarts [betrokkene 2] lijkt veeleer te volgen dat er door hem een oorzaak is gevonden voor die problemen (slechte staat van onderhoud) en dat daar iets aan is gedaan. Met name uit de verschillende verklaringen van [betrokkene 3] blijkt namelijk dat het gebit vervolgens is behandeld. [betrokkene 3] schrijft niet dat de problemen zich daarna opnieuw hebben voorgedaan.
4.9. Tenslotte heeft met betrekking tot de gestelde kreupelheid het volgende te gelden. Uit de verklaring van [betrokkene 3] van 23 april 2009 kan worden afgeleid dat pas na onderzoek in Verenigde Staten in april 2009 is geconstateerd dat er sprake was van een botcyste in het hoefbeen van [de pony] en dat dit de oorzaak zou zijn van de kreupelheid. Deze cyste zou volgens [eiser] al aanwezig zijn ten tijde van de koop. Hij baseert deze conclusie op de overgelegde verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4], met name wat betreft hun beoordeling van de röntgenfoto’s zoals die ten tijde van de keuring door [gedaagde sub 2] zijn gemaakt. [eiser] kan hierin echter niet worden gevolgd. Weliswaar heeft [betrokkene 3] op 23 april 2009 geschreven dat de botcyste inderdaad al op de keuringsfoto is te zien maar dit strookt niet met zijn eerdere verklaring van 29 januari 2009. Toen schreef hij immers dat alleen op een later door hem zelf gemaakte foto ‘enige activiteit’ zichtbaar was en dat die niet te zien was op de keuringsfoto’s. [betrokkene 4] verklaart met betrekking tot diezelfde keuringsfoto’s dat op basis daarvan niet is te zeggen of er sprake is van ‘een echte aandoening of een artefact’. Daarbij is van belang dat niet is gesteld dat [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] een bijzondere deskundigheid bezitten op het gebied van beoordeling van röntgenfoto’s en/of dat zij op dat gebied veel ervaring hebben. Dat is anders ten aanzien van [betrokkene 5] en [betrokkene 6], specialist Chirurgie Paard. Van hen is wel (onbetwist) gesteld dat zij deskundig zijn. [betrokkene 5] en [betrokkene 6] hebben verklaard dat er op de keuringsfoto’s geen cyste is waar te nemen. Dat brengt mee dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat er reeds sprake was van een cyste ten tijde van de koop. Bovendien is, bij gebreke aan een nadere onderbouwing, niet vast te stellen dat de kreupelheid die op enig moment is ontstaan, het gevolg is van de aanwezigheid van de cyste. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben dit gemotiveerd betwist.
4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] zijn stellingen dat er sprake was van gebreken en dat [de pony] niet voldeed aan de verwachtingen die hij mocht hebben onvoldoende heeft onderbouwd zodat daaraan voorbij zal worden gegaan. Ten overvloede wordt opgemerkt dat dan voor een bewijsopdracht geen plaats meer is.
4.11. Uit het voorgaande kan verder worden afgeleid dat aldus ook niet is komen vast te staan dat zich de feiten hebben voorgedaan waarop de gestelde dwaling betrekking heeft zodat ook op die grond niet tot toewijzing van de vordering zou kunnen worden geconcludeerd.
4.12. Wat betreft de vordering jegens [gedaagde sub 2] komt daar nog het volgende bij. In het keuringsrapport, waarvan als niet betwist vaststaat dat het door [eiser] is ondertekend, is een exoneratieclausule opgenomen waarmee [eiser] zich, gelet op die ondertekening, uitdrukkelijk akkoord heeft verklaard. Volgens het bepaalde in die exoneratieclausule is [gedaagde sub 2] niet aansprakelijk voor schade door de uitgevoerde keuring dan wel door onjuistheden of onvolledigheden daarvan. Ter comparitie heeft [eiser] weliswaar nog aangevoerd dat de exoneratieclausule alleen betrekking heeft op schade die is veroorzaakt door de keuring zelf en dat het beding onredelijk bezwarend is, als dit anders is, en dat een beroep wordt gedaan op de vernietiging daarvan, maar daarin kan [eiser] niet worden gevolgd. De tekst van de clausule is duidelijk. Niet alleen is uitgesloten schade door de keuring maar ook schade ontstaan door onjuistheden of onvolledigheden in die keuring. Daarbij heeft te gelden dat zonder nadere toelichting niet valt in te zien waarom het beding onredelijk bezwarend is nu daarvan is uitgesloten schade veroorzaakt door opzet of grove schuld. Daar komt bij dat het enkele stellen dat een beroep wordt gedaan op de vernietiging daarvan zonder daadwerkelijk tot (buitengerechtelijke) vernietiging over te gaan, onvoldoende is om aan dat beding haar werking te ontnemen.
4.13. De vorderingen van [eiser] zullen, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.
4.14. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ieder der gedaagden worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- griffierecht 1.188,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2.682,00 (3,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.870,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot op heden begroot op EUR 3.870,00,
5.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op EUR 3.870,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2011.