ECLI:NL:RBUTR:2011:BU1966

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/ 600537-11 en 16/ 511892-09 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken en poging tot diefstal met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 september 2011 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee woninginbraken en een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig is aan de feiten. De zaak kwam aan het licht na de aangifte van de benadeelden, waarbij de verdachte in het bezit werd aangetroffen van gestolen goederen. De verklaringen van medeverdachten en getuigen werden als betrouwbaar beoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte betrokken was bij de gepleegde delicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/ 600537-11 en 16/ 511892-09 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein,
raadsman mr. J.P.H.C. Swarts, advocaat te Soest.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- feit 1: een woninginbraak heeft gepleegd;
- feit 2: primair een woninginbraak heeft gepleegd dan wel, subsidiair, een horloge en een paspoort heeft geheeld die bij die woninginbraak zijn weggenomen;
- feit 3: een poging tot scooterdiefstal heeft gepleegd, gevolgd met geweld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 primair en 3 heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiften, de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 1; het aantreffen van gestolen goederen – het horloge en het paspoort – in de jaszak van verdachte niet lang nadat de inbraak is gepleegd ten aanzien van feit 2; de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de vondst van de sleutelbos van verdachte op de binnenplaats van het appartementencomplex waar is geprobeerd de scooter weg te nemen ten aanzien van feit 3.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het eerste tenlastegelegde feit op het standpunt gesteld dat dat feit bewezen kan worden, met uitzondering van de braakhandelingen. Verdachte is alleen ingeklommen.
Bij het tweede feit dient verdachte van de primair tenlastegelegde woninginbraak te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent dit feit en omdat hij geen grijze capuchon droeg tijdens zijn aanhouding, ontbreekt ook de overtuiging. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is de raadsman van mening dat enkel schuldheling bewezen zou kunnen worden.
Ook het derde feit wordt door verdachte ontkend. De raadsman heeft erop gewezen dat tegenover de belastende verklaring van [medeverdachte] het alibi van verdachte staat, dat door meerdere getuigen wordt bevestigd. Bovendien is verdachte niet herkend bij de fotoconfrontatie. De verklaring van [medeverdachte] is niet geloofwaardig, en de sleutels van verdachte, die op de plaats delict zijn aangetroffen, moeten daar door [medeverdachte] zijn achtergelaten. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht deze inbraak wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 22 augustus 2011;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 28 mei 2011.
Ten aanzien van feit 2:
Op 28 mei 2011 doet [benadeelde 1] aangifte van inbraak in zijn woning gelegen aan de [adres] te Utrecht. De inbraak is diezelfde dag gepleegd tussen 07.30 uur en 07.48 uur.
Bij de inbraak zijn een bromfiets, een horloge van het merk Fossil en het paspoort van aangever weggenomen. Aangever heeft geconstateerd dat de slotschoot van de voordeur is opengebroken en geheel is vernield. Het houtwerk van het kozijn en een tussendeur zijn daarbij beschadigd.
Om 08.47 uur wordt verdachte aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de inbraak in de woning aan de [adres] (feit 1). Verdachte blijkt dan in het bezit van een horloge van het merk Fossil en een paspoort op naam van [benadeelde 1]. Het bij verdachte aangetroffen horloge past volledig in de door aangever [benadeelde 1] gegeven omschrijving van het horloge dat die ochtend uit zijn woning is weggenomen.
Verklaring verdachte:
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het Fossil-horloge en het paspoort heeft gekregen van twee, hem onbekende jongens die hij op 28 mei 2011 rond 7 uur ’s ochtends is tegengekomen in de buurt van de kruising van de Vleutenseweg met de Amsterdamsestraatweg. Hij zou dit paspoort en horloge van de beide jongens hebben gekregen omdat zij hun weed, dat verdachte kort daarvoor van hen had afgepakt, terug wilden hebben. Verdachte kan de jongens van wie hij het Fossil-horloge en het paspoort had ontvangen desgevraagd niet omschrijven. Verdachte heeft voorts verklaard na dit voorval de inbraak in de woning aan de [adres] (feit 1) te hebben gepleegd.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de verklaring van verdachte:
Uit de aangifte van [benadeelde 1] volgt dat de inbraak in zijn woning is gepleegd tussen 07.30 uur en 07.48 uur. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij reeds rond 07.00 uur in het bezit van het Fossil-horloge en het paspoort is gekomen daarom niet aannemelijk.
Voorts heeft verdachte op verschillende momenten wisselende verklaringen afgelegd over de wijze waarop hij in het bezit is gekomen van het Fossil-horloge en het paspoort op naam van [benadeelde 1]. Bovendien komt verdachtes verklaring ter terechtzitting, dat twee onbekende jongens deze weggenomen spullen aan verdachte gegeven zouden hebben in ruil voor de weed, die verdachte kort daarvoor van hen had afgepakt, de rechtbank zeer onaannemelijk voor.
Vast staat dat verdachte kort nadat de inbraak in de woning aan de [adres] is gepleegd, in het bezit was van goederen die bij die inbraak zijn weggenomen, te weten een horloge van het merk Fossil en een paspoort. De rechtbank is, gelet op dit korte tijdsverloop van oordeel dat verdachte ook de inbraak in de woning aan de [adres] heeft gepleegd. De rechtbank acht het feit, zoals tenlastegelegd onder 2 primair, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
In de nacht van 22 mei 2011 horen verschillende bewoners van een appartementencomplex aan de [adres] geluiden vanaf de afgesloten binnenplaats van hun appartementencomplex.
Getuige [getuige 2] verklaart over dit moment dat hij een hard geluid hoort, alsof er iets wordt afgebroken. Op de binnenplaats ziet hij twee jongens. Het gaat om een blanke jongen en om een getinte jongen. De blanke jongen sprint er vandoor. Voordat hij door het hek wegsprint, ziet getuige [getuige 2] dat zijn vrouw, getuige [getuige 1], een vreemde beweging maakt alsof ze opzij wordt geduwd.
Getuige [getuige 1] verklaart dat zij omstreeks 02.00 uur een krakend geluid hoort vanaf de binnenplaats. [getuige 1] loopt naar de poort en ziet twee jongens die over het hek van het binnenterrein proberen te klimmen. [getuige 1] wil voorkomen dat de jongens via de poort het terrein kunnen verlaten. Als zij bij de poort staat, komt één van de jongens hard in haar richting gelopen. Deze jongen duwt met zijn vuisten hard tegen de linkerschouder van getuige. [getuige 1] verklaart dat zij door deze duw uit balans raakt waardoor de jongen de weg om te vluchten vrij maakt.
Getuige [getuige 3] woont ook in het appartementencomplex. Hij komt rond 02.00 thuis uit de stad. Als hij zijn fiets op de afgesloten parkeerplaats neerzet, hoort hij het geluid van een startende scooter. [getuige 3] verklaart dat hij opeens drie jongens ziet rennen.
Eén van de jongens kan door getuige [getuige 4] worden ingehaald, waarna de politie ter plaatse komt. Het ging volgens [getuige 4] om een Marokkaanse jongen. Deze jongen, die [medeverdachte] is genaamd, wordt aangehouden.
Op het afgesloten binnenterrein van het appartementencomplex wordt een zwarte Piaggio Zip aangetroffen, die van aangever [aangever] blijkt te zijn. De voorkap aan de linkerzijde is opengebroken; de bedrading hangt uit de scooter.
Voorts wordt op de afgesloten binnenplaats een sleutelbos gevonden. Volgens [medeverdachte] is deze sleutelbos van [verdachte], ‘de jongen die er die nacht ook bij was’. De moeder van verdachte heeft de sleutelbos desgevraagd herkend als de sleutelbos van verdachte. Bij controle heeft de politie geconstateerd dat de sleutels uit de aangetroffen bos pasten op de deuren van de woning van verdachte.
[medeverdachte] verklaart over het tenlastegelegde dat hij met [verdachte] en [getuige 5] lopend op weg naar huis was, nadat zij samen in de stad zijn geweest. [medeverdachte] ziet dat ‘die bolle, dat is [verdachte], de kap van een scooter had losgemaakt en draden aan het verbinden was’. [verdachte] en [getuige 5] zijn op enig moment weggerend. [medeverdachte] verklaart vervolgens dat hij achter ze aan is gerend. Bij een hek met een ijzeren deur staan een man en een vrouw. [verdachte] geeft de vrouw een klap in het gezicht waarna hij er vandoor gaat.
Het is de politie bekend dat [medeverdachte] veelvuldig omgaat en op straat wordt gezien met [getuige 5] en [verdachte]. [verdachte] is woonachtig op de [adres] in Utrecht. In de nacht van de poging diefstal, 22 mei 2011, is [medeverdachte] om 00.30 uur nog door de politie gezien in het gezelschap van [getuige 5] en [verdachte].
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte]:
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte] niet betrouwbaar zijn.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
[medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] een vrouw een klap in het gezicht gaf. Deze verklaring komt overeen met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en en [getuige 2], die verklaren dat de blanke jongen [getuige 1] geduwd heeft.
[medeverdachte] heeft voorts verklaard dat [getuige 5] en [verdachte] wegrennen en dat hij achter hen aan is gerend. Later is [getuige 5] weg en loopt hij alleen nog met [verdachte] op de binnenplaats. Dit deel van zijn verklaring vindt bevestiging in de waarneming van getuige [getuige 3] die eerst drie jongens ziet en later nog maar twee.
Ten slotte bevestigt de vondst van de sleutelbos van verdachte op de binnenplaats van het appartementencomplex de aanwezigheid van verdachte op die binnenplaats en past die aanwezigheid binnen de door [medeverdachte] en de door de onafhankelijke getuigen daarover afgelegde verklaringen. In dit kader overweegt de rechtbank nog dat verdachte anderhalf uur voorafgaand aan het tenlastegelegde nog is gezien in het gezelschap van [medeverdachte] en [getuige 5]. Voorts heeft verdachte desgevraagd ter zitting niet aan kunnen geven waarom [medeverdachte] hem onterecht zou willen belasten.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verklaringen van [medeverdachte] betrouwbaar zijn. Dat [getuige 1] verdachte bij een fotoconfrontatie niet heeft herkend, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders, zeker nu die confrontatie bijna drie maanden na het gebeuren heeft plaatsgevonden.
Verklaringen verdachte:
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn sleutels via [medeverdachte] op die binnenplaats terecht moeten zijn gekomen. Verdachte weet niet waarom [medeverdachte] zoiets zou doen. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wanneer hij merkte dat hij zijn sleutels was verloren.
De rechtbank acht de lezing van verdachte over de wijze waarop zijn sleutels op de binnenplaats van het appartementencomplex terecht zijn gekomen niet aannemelijk. Hierbij wordt door de rechtbank betekenis toegekend aan de verklaring die [medeverdachte] hierover heeft afgelegd en die, naar het oordeel van de rechtbank, betrouwbaar moet worden geacht.
Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat [medeverdachte] pas over de sleutelbos heeft verklaard nadat deze hem door de politie was getoond. Dit maakt het opzettelijk achterlaten van de sleutels om verdachte te belasten niet aannemelijk.
[vriend]
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat er verklaringen zijn afgelegd door de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] die de verklaringen van verdachte, inhoudende dat hij tussen 00.00 en 02.00 uur door [getuige 5] en [getuige 6] is afgezet bij zijn vriend [vriend], bevestigen.
[getuige 5] heeft verklaard dat hij zich tussen 23.00 uur en 24.00 uur heeft laten ophalen door [getuige 6]. Zij hebben verdachte afgezet bij een vriend van verdachte die Kai zou heten. [getuige 6] heeft verklaard dat [getuige 5] en zij tussen 00.30 en 01.00 uur bij [getuige 5] thuis aankwamen.
Aan de verklaringen van [getuige 5] en [getuige 6] wordt door de rechtbank geen betekenis toegekend nu de verklaringen van deze getuigen worden weersproken door de bevindingen van de wijkagent die [medeverdachte] om 00.30 uur nog in het gezelschap heeft gezien van verdachte en [getuige 5].
Evenmin wordt betekenis toegekend aan de schriftelijke verklaring van 17 augustus 2011 van [vriend]. Deze verklaring is pas op een laat moment, ter terechtzitting, door de raadsman overgelegd. [vriend] had zich ook tot de politie kunnen wenden om deze verklaring af te leggen. De politie heeft verschillende malen geprobeerd om [vriend] te horen, terwijl van die mogelijkheid geen gebruik is gemaakt door [vriend].
Op basis van de eerder aangehaalde aangifte van [aangever], de verklaringen van de onafhankelijke getuigen, de vondst van de sleutelbos en de belastende verklaringen van [medeverdachte] acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op of omstreeks 28 mei 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning,
gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een laptop met laptoptas,
toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te
nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming, te weten door via een raam aan de voorzijde de woning in te klimmen;
2.
Primair
op of omstreeks 28 mei 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een bromfiets en een horloge (merk Fossil) en een paspoort toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, te weten door de slotschoot en het kozijn van de voordeur open te breken en de tussendeur te vernielen;
3.
op of omstreeks 22 mei 2011 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om ongeveer 01:57 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd, op een afgesloten parkeerterrein aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een scooter
(merk Piaggio, type C25), toebehorende aan [slachtoffer 2],
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming,
immers
- zijn verdachte en zijn mededaders de afgesloten binnenplaats van
een wooncomplex en de afgesloten parkeergarage ingegaan
en
- hebben verdachte en zijn mededaders de voorkap van voornoemde
scooter verbroken en een of meer dra(a)d(en) losgetrokken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
en welke poging diefstal werd gevolgd
van geweld tegen [getuige 1],
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld hierin
bestond dat verdachte, die [getuige 1] (met kracht) tegen de (linker)schouder heeft
geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 3: poging tot diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed heeft verschaft door middel van braak en verbreking en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte net meerderjarig is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de verdere ontwikkeling van verdachte daarom geen goed doen. Daarnaast kan verdachte op 8 september 2011 met het tweede jaar van zijn opleiding beginnen. Het recidiverisico is laag.
Volgens de raadsman kan daarom worden volstaan met een voorwaardelijke straf die gelijk is aan de tijd die verdachte nu in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Ook neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat verdachte niet geschroomd heeft om geweld te gebruiken, toen hij werd gestoord tijdens het plegen van feit 3.
Verdachte is, ondanks zijn jonge leeftijd, reeds eerder veroordeeld voor het plegen van delicten, waaronder vermogensdelicten. Ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten liep verdachte in een proeftijd van een eerdere veroordeling.
De onderhavige delicten rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur. Daar staat de jonge leeftijd van verdachte – hij is net meerderjarig – tegenover. In het voordeel van verdachte wordt voorts meegewogen dat verdachte het, bij een eerdere veroordeling opgelegde MST-traject, met goed gevolg heeft afgerond.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 3 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf maakt bovendien een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk opdat de kans op recidive kan worden verminderd. In het reclasseringsadvies van 14 juli 2011 wordt weliswaar geen reclasseringsbegeleiding geadviseerd, maar uit dat advies blijkt wel dat rapporteur de indruk heeft dat sprake is van problemen en heeft verdachte daarom geadviseerd contact op te nemen met De Waag of een soortgelijke instantie. De rechtbank constateert dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd een strafblad heeft en zich kennelijk bezighoudt met woninginbraken. Verdachte heeft ter zitting aangegeven open te staan voor hulp. Dit maakt dat de rechtbank toch een reclasseringscontact oplegt als bijzondere voorwaarde, zodat de reclassering meer zicht kan krijgen op mogelijk aanwezige problematiek en tevens een eventuele behandeling bij De Waag of soortgelijke instantie kan monitoren.
7 De benadeelde partij
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 380,80 en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] kan volledig worden toegewezen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] stelt de raadsman dat deze vordering moet worden afgewezen nu verdachte het feit waardoor de schade is veroorzaakt, ontkent te hebben gepleegd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 755,80 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 380,80, de kosten voor reparatie van de laptop, een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van diefstal met braak. Het deel van de vordering dat strekt tot vergoeding van de kosten voor de reparatie van het raam is derhalve geen rechtstreeks gevolg van dit bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 95,00 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 week jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Utrecht van 24 juni 2009 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f, 45, 57, 77k, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
feit 3: poging tot dieftal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed heeft verschaft door middel van braak en verbreking en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien deze aanwijzingen een ambulante behandeling inhouden;
* dat verdachte zich meldt bij de reclassering zo vaak als die instelling dat nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 24 juni 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/ 511892-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 1 week jeugddetentie;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Benadeelde partijen
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 380,80, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 380,80 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 95,00, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 95,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. I. Bruna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2011.