ECLI:NL:RBUTR:2011:BT8645

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711312-09 tul
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na onttrekking aan behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, geboren in 1986 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft zich meermalen onttrokken aan de behandeling die hem was opgelegd na een eerdere veroordeling in 2009. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen en rapportages van de reclassering. De betrokkene was in 2010 opgenomen in de FPA Roosenburg, maar heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden, waaronder het gebruik van softdrugs en het niet nakomen van afspraken met de reclassering. Ondanks een herkansing in 2011, waarbij hij tijdelijk vrij was van drugsgebruik, heeft hij opnieuw de afspraken niet nageleefd en is hij niet verschenen op de zittingen. De reclassering heeft aangegeven dat er momenteel geen alternatieven zijn voor behandeling en begeleiding van de betrokkene. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene geen waarde hecht aan zijn behandeling en dat er geen reden is om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gelast, waarbij de betrokkene niet in aanmerking komt voor een werkstraf, gezien zijn eerdere onttrekking aan de opgelegde voorwaarden. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/711312-09
Datum uitspraak: 6 oktober 2011
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats,
postadres [woonplaats], [adres],
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1. De stukken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van het vonnis van 19 oktober 2009, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden dat in de FPA Roosenburg te Den Dolder, te weten een forensisch psychiatrische afdeling, onderdeel van Altrecht, gedurende de termijn van één jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht;
- de veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland.
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een beschikking van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank d.d. 1 maart 2011 waaruit blijkt dat de proeftijd voor de duur van één jaar is verlengd;
- een brief van het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg en Reclassering d.d. 11 mei 2011, waaruit blijkt dat de veroordeelde voormelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 10 juni 2011, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 14 juni 2011;
2. De procesgang
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 6 september 2011 en 22 september 2011, waarbij zijn gehoord de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. E. Schooneveld, advocaat te Amsterdam, en waarbij is gebleken dat de niet verschenen veroordeelde op een bij de wet voorgeschreven wijze, onder betekening van voornoemde vordering, is opgeroepen tot bijwoning van het onderzoek. Ter zitting d.d. 22 september 2011 is tevens gehoord de deskundige J. Wassink, reclasseringswerker.
3. De beoordeling
De heer J. Wassink heeft ter zitting het advies van het Leger des Heils toegelicht en aangevuld.
Betrokkene is na zijn veroordeling opgenomen in de FPA Roosenburg. Tijdens zijn behandeling in 2010 is het misgegaan: hij is geleidelijk weer softdrugs gaan gebruiken, kwam zijn afspraken niet na, heeft een oude vriendschap weer opgepakt en was langdurig afwezig. Betrokkene is teruggemeld. Tijdens de behandeling van de vordering tenuitvoerlegging in maart 2011 zat betrokkene in detentie. Betrokkene heeft van de rechtbank een herkansing gekregen. Aansluitend aan zijn detentie is de behandeling weer van start gegaan, deze heeft ongeveer een maand geduurd, waarna het weer fout ging. Betrokkene hield zich niet aan de afspraken en is meerdere malen ongeoorloofd afwezig geweest. Sinds juni 2011 is er nauwelijks nog contact met hem. Betrokkene zat in Roosenburg op de resocialisatieafdeling en had wel degelijk een perspectief op resocialisatie, maar heeft daar niets mee gedaan. Betrokkene laat zich thans ook niet begeleiden door het ACT team, ondanks het feit dat dit een zeer laagdrempelige begeleiding biedt.
Binnen Roosenburg zijn eventuele alternatieven besproken en men is tot de conclusie gekomen dat begeleiding binnen een voorwaardelijk strafdeel zo goed als onmogelijk is, nu betrokkene niet gevoelig lijkt te zijn voor een voorwaardelijk strafdeel. Een opname in de Roorda kliniek is besproken. De psychiater is van mening dat betrokkene thans nog niet voldoende diep in de problemen zit om open te staan voor behandeling en opname in Roorda. Betrokkene ervaart daar thans onvoldoende lijdensdruk voor waardoor de vereiste motivatie ontbreekt. De reclassering ziet op dit moment geen alternatieven voor een behandeling en begeleiding van betrokkene. De behandeling die betrokkene in Roosenburg heeft gehad verliep zeer grillig en was te kort om tot enig resultaat te leiden. Tijdens de detentie van betrokkene is eigenlijk het meeste en beste resultaat behaald: hij was drugsvrij, functioneerde beter dan hij lange tijd had gedaan en hij zag in dat hij zijn leven moest veranderen. Aan het ACT team is voorgesteld dat, indien betrokkene vast komt te zitten, zij hem tijdens zijn detentie zullen bezoeken en hem aansluitend zullen begeleiden.
De reclassering adviseert de rechtbank de vordering van de officier van justitie toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat zij heeft vernomen dat betrokkene een eigen woonruimte heeft. Betrokkene heeft gemeld dat hij werk heeft en dat het goed met hem gaat. Hij wil verder met zijn zwangere vriendin. Voorts heeft betrokkene geen nieuwe politie- en justitiecontacten gehad sinds zijn veroordeling in 2009. De verdediging concludeert dat betrokkene kennelijk zijn leven op orde heeft en er zonder hulp in slaagt niet te recidiveren.
Primair verzoekt de verdediging de bijzondere voorwaarde met betrekking tot een behandeling in Roosenburg te schrappen. Subsidiair verzoekt de verdediging de vordering toe te wijzen, maar de gevangenisstraf al dan niet gedeeltelijk om te zetten in een werkstraf.
Op grond van het onderzoek ter zitting, alsmede de stukken in het dossier, acht de rechtbank termen aanwezig de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van te gelasten.
De rechtbank overweegt daartoe dat het vonnis van 19 oktober 2009, waarbij veroordeelde de hiervoor beschreven bijzondere voorwaarden kreeg opgelegd, op 3 november 2009 onherroepelijk is geworden. In 2010 is het misgegaan in die zin dat veroordeelde zich heeft onttrokken aan zijn behandeling bij de FPA Roosenburg, terug is gevallen in softdruggebruik en de gemaakte afspraken niet is nagekomen. Veroordeelde heeft vervolgens in april 2011 een tweede kans gehad. Veroordeelde was op dat moment vrij van druggebruik en had zicht op resocialisatie. Ondanks dat hem 6 maanden gevangenisstraf boven zijn hoofd hing, heeft hij zich wederom aan zijn behandeling onttrokken door de gemaakte afspraken niet na te komen en niet terug te keren naar Roosenburg. De reclassering heeft aangegeven dat zij op dit moment geen alternatieven heeft voor behandeling en/of begeleiding van betrokkene. Voorts is veroordeelde zonder tegenbericht tot tweemaal toe, hoewel is gebleken dat hij van beide zittingsdata op de hoogte was, niet ter zitting verschenen. Veroordeelde hecht er kennelijk geen waarde aan om zijn standpunt en persoonlijke situatie toe te toelichten. Het is derhalve niet aannemelijk geworden dat in de persoonlijke situatie van betrokkene de door de raadsvrouw geschetste verbetering zich heeft voorgedaan.
De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf niet geïndiceerd is nu veroordeelde niet is verschenen en een eerder opgelegde werkstraf niet heeft verricht.
4. De toegepaste artikelen
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
5. De beslissing
De rechtbank:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 6 maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M. Crouwel, voorzitter, mr. A. Kuijer en mr. M.C. Oostendorp, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G. van Engelenburg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 oktober 2011
Mr. A. Kuijer is niet in de gelegenheid deze beslissing mee te ondertekenen.