ECLI:NL:RBUTR:2011:BT8527

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
256355 / HA ZA 08-2111
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vernietiging kredietovereenkomst en aansprakelijkheid tussen partijen in het kader van colportage

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 oktober 2011 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis van 8 december 2010. De zaak betreft een kredietovereenkomst die door eiser is vernietigd op basis van de Colportagewet. De rechtbank oordeelt dat Defam, als kredietverstrekker, niet heeft voldaan aan haar zorgplicht en daarom aansprakelijk is voor 2/3 van de restschuld en de door eiser betaalde rente, na verrekening van het door eiser genoten voordeel. Aefect, als tussenpersoon, wordt aansprakelijk gehouden voor de volledige restschuld en rente, omdat zij heeft gefaciliteerd dat eiser een kredietovereenkomst aanging die veel hoger was dan de aanschafprijs van de stofzuiger die hij wilde kopen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kredietovereenkomst vernietigd is en dat Defam onrechtmatig heeft gehandeld. Eiser heeft recht op schadevergoeding, waarbij de rechtbank de schade heeft berekend op basis van de betaalde rente en de restschuld. De rechtbank heeft ook overwogen dat Aefect als financieel adviseur een zorgplicht had en deze heeft geschonden door eiser niet adequaat te informeren over de risico's van de financiële producten die hij heeft aangeschaft.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen en de proceskosten aan de zijde van eiser begroot op EUR 1.400,87. De rechtbank heeft de vorderingen van Defam tot vergoeding van contractuele rente afgewezen, omdat de kredietovereenkomst is vernietigd. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 256355 / HA ZA 08-2111
Vonnis van 12 oktober 2011
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.G.F. Smallenbroek,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AEFECT ADVIESCOMBINATIE B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. A.H.J. Emmen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEFAM B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W. de Jong,
3. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. W. de Jong.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en Aefect c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen ieder voor zich worden aangeduid met Aefect, Defam en ABNAMRO. Defam en ABNAMRO zullen voorts worden aangeduid met Defam c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2010,
- akte uitlating aan de zijde van [eiser] c.s.
- akte tevens akte overlegging productie aan de zijde van Defam c.s.,
- antwoordakte aan de zijde van Aefect,
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. Defam Credit B.V. is op 30 november 2009 door een juridische fusie opgegaan in Defam Financieringen B.V. Vervolgens is de naam van Defam Financieringen gewijzigd in Defam B.V. Per 1 juli 2010 is Fortis Bank Nederland N.V. door een juridische fusie opgegaan in ABN AMRO Bank N.V.
2. De verdere beoordeling in conventie en reconventie
TEN AANZIEN VAN DEFAM
De kredietovereenkomst
2.1. In het tussenvonnis van 10 november 2010 is overwogen dat het beroep van [eiser] c.s. op de Colportagewet slaagt voor zover het de kredietovereenkomst betreft.
Hetgeen Defam in dat verband nog bij akte heeft aangevoerd, vormt geen aanleiding om terug te komen op dit oordeel.
Voor het onderhavige beroep op de Colportagewet is een gebrek in de prestatie aan de zijde van Defam niet noodzakelijk, zodat ook geen sprake kan zijn van te laat klagen daarover. Evenmin is het beroep van [eiser] c.s. op de Colportagewet in redelijkheid onaanvaardbaar. Nu de Colportagewet dient ter bescherming van consumenten en [eiser] c.s. aan die bescherming ook behoefte heeft – hij wilde een stofzuiger kopen, maar heeft voor de financiering daarvan een substantiële lening afgesloten –, is daarvan geen sprake.
Ten slotte is er geen aanleiding terug te komen op de voormelde overweging op basis van het subsidiaire beroep van Defam op de rechtszekerheid en het verbod van terugwerkende kracht. Nog daargelaten dat Defam zich kennelijk indertijd niet heeft bekreund om de vraag of de Colportagewet in deze van toepassing zou zijn, is relevant dat de richtlijn op grond waarvan het Hof van Justitie van de EG op 13 december 2001 (NJ 2002, 294) een uitspraak heeft gedaan, al bestond ten tijde van de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst evenals de omzetting daarvan in de nationale wetgeving, zodat ook Defam als professionele partij zich had kunnen realiseren dat die omzetting niet accuraat was. De wetgever heeft in dit verband een overgangsregeling ook niet nodig geoordeeld met de motivering dat het feit dat een verjaringstermijn nog niet is gaan lopen als die mogelijkheid niet is gecommuniceerd met de consument, in overeenstemming is met de uitspraak van het Hof van Justitie.
2.2. Dat betekent dat voor wat betreft de kredietovereenkomst door [eiser] c.s. het geleende bedrag ad € 9.841,13 moet worden terugbetaald. Door Defam moet de van [eiser] c.s. ontvangen rente worden terugbetaald. Blijkens het door Defam overgelegde overzicht (productie 16 bij conclusie van antwoord) is door [eiser] c.s. € 5.650,92 aan rente betaald. De rechtbank leest in het standpunt van [eiser] c.s. bij akte een beroep op verrekening. Per saldo is [eiser] c.s. aan Defam in verband met de kredietovereenkomst in hoofdsom verschuldigd € 4.190,21. Voor een verwijzing naar de schadestaat procedure is geen aanleiding.
De aandelenleaseovereenkomst
2.3. Met Defam is de rechtbank van oordeel dat de vernietiging van de kredietovereenkomst niet leidt tot vernietigbaarheid van de aandelenleaseovereenkomst. De aandelenleaseovereenkomst bouwt niet voort op de kredietovereenkomst. Dit volgt alleen al uit het feit dat de aandelenleaseovereenkomst feitelijk is gesloten voordat de kredietovereenkomst tot stand is gekomen. Dat er sprake is van samenhang, is onvoldoende om te oordelen dat ook de aandelenleaseovereenkomst vernietigbaar is gezien de vernietiging van de kredietovereenkomst op grond van de Colportagewet.
2.4. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 8 december 2010 – voor het geval de aandelenleaseovereenkomst niet vernietigd zou zijn – overwogen dat Defam haar zorgplicht heeft geschonden en aansprakelijk is voor de door [eiser] c.s. geleden schade. In dat verband heeft de rechtbank overwogen dat de door [eiser] c.s. betaalde rente is afgetrokken van zijn belastbaar inkomen, waarmee hij een voordeel heeft genoten van
€ 2.608,29. [eiser] c.s. heeft voorts bij akte na het tussenvonnis erkend dat door hem
€ 1.907,39 is ontvangen aan bruto dividend en niet aangegeven wat door hem netto is ontvangen, zodat de rechtbank uit zal gaan van het bruto bedrag. Per saldo is de schade van [eiser] c.s. derhalve € 2.366,35 (6.882,03 – 2.608,29 – 1.907,39).
2.5. Ten aanzien van de door [eiser] c.s. betaalde rente heeft de rechtbank in het tussenvonnis overwogen dat de aandelenleaseovereenkomst naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware last op [eiser] c.s. legde. Defam heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een inkomen van NLG 4.200,00 netto per maand in plaats van het door [eiser] c.s. in zijn aanvraag opgegeven bedrag van NLG 4.500,00. Ook als de rechtbank Defam daarin – alsnog – zou volgen, leidt dat niet tot een andere beslissing. De uitkomst van de berekening is dan dat het besteedbaar netto maandinkomen € 1.062,83 bedraagt, lager dan het – voor een ander oordeel – benodigde bedrag van € 1.162,88. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om terug te komen op haar oordeel dat de aflossing van de kredietovereenkomst dient te worden meegenomen in de berekening. Evenmin is er voldoende aanleiding om terug te komen op het oordeel dat op basis van de voorhanden zijnde gegevens een berekening kan worden gemaakt.
2.6. Bij het arrest van het Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, d.d. 8 maart 2011 (LJN BP 8466), heeft dit hof in het kader van een aandelenleaseovereenkomst met een soortgelijk karakter als de onderhavige overeenkomst overwogen dat uitgangspunt is dat steeds 2/3e deel van de restschuld voor rekening van de aanbieder blijft en – voor zover sprake is van een onaanvaardbaar zware last – ook 2/3e gedeelte van de betaalde rente voor rekening van de aanbieder blijft. De rechtbank ziet in dit arrest aanleiding om terug te komen op haar voorshands gegeven oordeel dat 60 % van de restschuld en rente voor rekening moet zijn van Defam. De rechtbank zal 2/3e gedeelte van restschuld en rente voor rekening laten van Defam en 1/3e gedeelte voor rekening van [eiser] c.s.. Wat betreft de restschuld gaat het dan om € 4.820,34 en voor wat betreft de rente om € 1.577,57 die voor rekening van Defam dient te zijn.
TEN AANZIEN VAN AEFECT
Algemeen
2.7. Voor wat betreft de aansprakelijkheid van Aefect heeft de rechtbank bij tussenvonnis overwogen dat Aefect dient te worden beschouwd als een financieel adviseur en geoordeeld dat Aefect als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur [eiser] c.s. beter had moeten informeren en adviseren dan zij heeft gedaan. Nu [eiser] c.s. bij akte de grondslag van zijn vordering niet heeft aangepast in de zin dat deze (mede) is gebaseerd op toerekenbare tekortkoming, zal de rechtbank bezien in hoeverre het handelen van Aefect – als de contractuele verhouding van adviseur en cliënt wordt weggedacht – een onrechtmatige daad oplevert.
2.8. In de Colportagewet – en de richtlijn waarop deze is gebaseerd – wordt een consument beschermd tegen verkoop aan huis, omdat bekend is dat bij colportage de kans erg groot is dat mensen producten kopen die zij bij nader inzien toch niet willen hebben, althans niet voor de overeengekomen prijs. Aefect heeft Kinij in de gelegenheid gesteld om huis aan huis stofzuigers te verkopen en vervolgens daarbij twee financiële producten, een kredietovereenkomst en een aandelenleaseovereenkomst, te verkopen ter financiering van die stofzuiger. De consument betaalt de stofzuiger feitelijk niet, maar leent een bedrag dat een factor 10 is van de prijs van de stofzuiger, welke prijs overigens voor een stofzuiger in algemene zin niet gering is. Als daarbij wordt betrokken dat één van de financiële producten een aandelenleaseovereenkomst betreft, waarin de precieze inhoud en risico’s niet direct zijn te overzien, had Aefect als tussenpersoon bij de totstandkoming van die overeenkomst ten opzichte van [eiser] c.s. als consument enige zorgplicht om te voorkomen dat [eiser] c.s. die overeenkomsten zou aangaan zonder dat hem de portee ervan duidelijk was. In de brief van Aefect van 14 november 2000 aan [eiser] c.s. wordt geen enkel risico benoemd en slechts gesteld dat de aandelenleaseovereenkomst een ‘fiscaal uiterst vriendelijke vorm van sparen’ zou zijn, ‘waarbij zeer hoge rendementen kunnen worden gehaald’. Geen enkel risico wordt benoemd. Integendeel. Met het gebruik van het woord ‘sparen’ wordt niet alleen gesuggereerd dat hetgeen wordt betaald ter beschikking blijft van de consument, maar over de mogelijkheid dat de consument substantieel zou moeten bijbetalen in verband met een restschuld, wordt helemaal niets gezegd. Onder deze omstandigheden heeft Aefect onrechtmatig gehandeld ten opzichte van [eiser] c.s. en is zij aansprakelijk voor de door [eiser] c.s. geleden schade.
De kredietovereenkomst
2.9. Met betrekking tot de verplichting van [eiser] c.s. tot terugbetaling van het geleende bedrag heeft [eiser] c.s. zich slechts op het standpunt gesteld dat Aefect haar zorgplicht heeft geschonden en dus gehouden is tot vergoeding van schade nader op te maken bij staat. [eiser] c.s. heeft niet na het tussenvonnis van 10 november 2010 ingevuld welke schade [eiser] c.s. zou (kunnen) hebben geleden in verband met de kredietovereenkomst. Nu het hier gaat om een verplichting tot terugbetaling van een verleend krediet, dat ook ten behoeve van [eiser] c.s. is besteed om de stofzuiger, de premie voor een levensverzekering en de rente van de aandelenleaseovereenkomst te betalen, heeft [eiser] c.s. onvoldoende gesteld om te oordelen dat mogelijk schade is geleden ten gevolge van het aangaan van de kredietovereenkomst, mede nu het gedeelte van het krediet dat is gebruikt om de rente van de aandelenleaseovereenkomst te betalen, zal worden betrokken bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] c.s. in het kader van de aandelenleaseovereenkomst. De vordering tot verwijzing naar de schadestaat procedure zal derhalve op dit onderdeel worden afgewezen.
De aandelenleaseovereenkomst
2.10. Onder verwijzing naar hetgeen onder 2.8 is overwogen, dient Aefect in de relatie tot [eiser] c.s. de schade volledig te dragen. Het beroep op eigen schuld van [eiser] c.s. wordt verworpen. Het verzoek om verwijzing naar de schadestaat procedure zal worden afgewezen, nu de schade thans kan worden begroot, zoals na te melden.
RESUMEREND
2.11. Uit het vorengaande volgt dat voor wat betreft de gevorderde hoofdsommen het volgende zal worden toegewezen:
• Op grond van de kredietovereenkomst dient [eiser] c.s. per saldo aan Defam te betalen € 4.190,21.
• Op grond van de aandelenleaseovereenkomst dient [eiser] c.s. te betalen aan Defam € 2.410,17 (restschuld) en dient Defam aan [eiser] c.s. te voldoen
€ 1.577,57 (rente).
• Met betrekking tot de aandelenleaseovereenkomst dient Aefect aan [eiser] c.s. te voldoen € 2.410,17, nadat [eiser] c.s. dit bedrag heeft voldaan aan Defam en
€ 788,50, zijnde het gedeelte van de door [eiser] c.s. betaalde rente – na aftrek van het door hem genoten voordeel – dat niet door Defam wordt vergoed. Daarnaast is Aefect hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van € 1.577,57 dat Defam aan rente moet voldoen aan [eiser] c.s.
Voorts zullen de verklaring voor recht dat de kredietovereenkomst is vernietigd door [eiser] c.s. met een beroep op de Colportagewet en de verklaring voor recht dat Defam heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht bij het aangaan van de aandelenleaseovereen-komst met [eiser] c.s. worden uitgesproken.
De verklaring voor recht dat Aefect onrechtmatig heeft gehandeld zal eveneens worden toegewezen.
RENTE EN KOSTEN
2.12. De vordering van Defam tot vergoeding van de contractuele rente over het aan [eiser] c.s. op grond van de kredietovereenkomst verstrekte bedrag wordt afgewezen, nu die overeenkomst is vernietigd en er dus ook geen rente is overeengekomen.
De vordering van Defam tot vergoeding van de contractuele rente van 9,8 % per jaar over het door [eiser] c.s. te betalen gedeelte van de restschuld zal worden toegewezen vanaf 1 november 2005 zoals gevorderd.
Ten aanzien van de schade aan de zijde van [eiser] c.s. voor wat betreft de rente over de rentetermijnen overweegt de rechtbank dat de opeisbaarheid en het verzuim terzake van de rentetermijnen is ingetreden telkens op het moment van betaling (artikel 6:83 sub b BW), zodat de rente zal worden toegewezen vanaf de betaaldata. Nu van de door [eiser] c.s. betaalde rente in verband met verrekening van verkregen voordeel afgerond 34% van de totaal betaalde rente de schade betreft, zal ook steeds vanaf de betaaldata rente zijn verschuldigd over 34% van de rentetermijn die indertijd is voldaan. Aefect is hiervoor geheel aansprakelijk en Defam gedeeltelijk, zoals na te melden.
2.13. Nu Defam als grotendeels in het ongelijk gestelde partij – mede – in de proceskosten zal worden veroordeeld, is er voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten geen grondslag, ook al nu de gestelde contractuele grondslag met de vernietiging van de kredietovereenkomst is vervallen.
2.14. Aefect c.s. zal als de in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- griffierecht 186,00
- salaris advocaat 1.130,00 (2,5 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.400,87
2.15. Aangezien elk van partijen in reconventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. verklaart voor recht dat de kredietovereenkomst tussen Defam en [eiser] c.s. vernietigd is met het beroep van [eiser] c.s. op de Colportagewet,
3.2. verklaart voor recht dat Defam onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] c.s. bij het aangaan van de aandelenleaseovereenkomst,
3.3. verklaart voor recht dat Aefect onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] c.s.,
3.4. veroordeelt Aefect en Defam hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van EUR 1.577,57 (éénduizendvijfhonderdzevenenzeventig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over 23% van de betaalde rentetermijnen vanaf de betaaldata tot de dag van volledige betaling,
3.5. veroordeelt Aefect om aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van EUR 788,50 (zevenhonderd achtentachtig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over 11% van de betaalde rentetermijnen vanaf de betaaldata tot de dag van volledige betaling,
3.6. veroordeelt Aefect om aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van EUR 2.410,17 (tweeduizend vierhonderd en tien euro en zeventien eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 9,8% per jaar vanaf 1 november 2005 tot uiterlijk twee weken na betekening van dit vonnis door Defam aan [eiser] c.s., nadat en voor zover [eiser] c.s. dit bedrag en de rente heeft voldaan aan Defam,
3.7. veroordeelt Aefect en Defam hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] c.s. tot op heden begroot op EUR 1.400,87,
3.8. verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de dicta onder 3.4 tot en met 3.7 betreft,
3.9. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.10. veroordeelt [eiser] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Defam te betalen een bedrag van EUR 6.600,38 (zesduizendzeshonderd euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 9,8% per jaar over het bedrag van EUR 2410,17 vanaf 1 november 2005 tot de dag van volledige betaling,
3.11. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.12. compenseert de kosten van deze reconventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.13. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens, mr. C.A.M. van Straalen-Coumou en mr. G.A. Bos en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011.?