Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 293977 / HA ZA 10-2117
Vonnis in verzet van 3 augustus 2011
1. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam, hierna: Allianz,
2. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage, hierna: Aegon,
3. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam, hierna: Delta Lloyd,
4. de naamloze vennootschap ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht, hierna: ASR,
5. de naamloze vennootschap HAMPDEN INSURANCE N.V.,
gevestigd te Rotterdam, hierna: Hampden,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
gedaagden in het verzet,
hierna gezamenlijk ook te noemen: Allianz c.s.,
advocaat mr. W.J. Hengeveld te Rotterdam,
de naamloze vennootschap
DB SCHENKER RAIL NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Utrecht, hierna: DB Schenker,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. A.D.J. van Ruyven te Utrecht
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 18 augustus 2010 tussen Allianz c.s. en DB Schenker bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 289119 HA ZA 10-1449
- de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie) van 5 september 2010
- het tussenvonnis in verzet van 20 oktober 2010
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de akte wijziging eis van Allianz c.s.
- het proces-verbaal van comparitie van 4 februari 2011
- de brief van mr. Van Ruyven van 4 februari 2011 naar aanleiding waarvan de rechtbank aan partijen heeft laten weten dat de woorden “van antwoord” in de derde regel van beneden op blad 2 van het proces-verbaal een vergissing zijn en als niet geschreven moeten worden beschouwd
- de conclusie na comparitie van DB Schenker
- de antwoordconclusie na comparitie van Allianz c.s.
- de akte uitlaten producties van DB Schenker.
1.2. Hierna is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 26 oktober 2001 vond in Delfzijl een aanrijding plaats tussen een vrachtwagen met oplegger (SB-RR-95) en een trein van DB Schenker. De vrachtwagen werd bestuurd door de heer [A] (hierna: [A]), destijds als chauffeur in dienst bij [X] Tankers B.V. (hierna: [X]).
2.2. Ten gevolge van deze aanrijding, is [A] gewond geraakt en heeft hij letselschade opgelopen. Ook is schade ontstaan aan de vrachtwagen en oplegger. Ten tijde
van de aanrijding vervoerde de vrachtwagen het product aardgascondensaat. Door de aanrijding is de vrachtwagen gekanteld en is deze stof vrijgekomen. De bodem is hierdoor verontreinigd geweest.
2.3. Na de aanrijding heeft [A] DB Schenker aansprakelijk gesteld voor zijn
schade. DB Schenker erkende geen aansprakelijkheid, wat er toe heeft geleid dat [A] op 4 augustus 2003 DB Schenker heeft gedagvaard. In deze procedure oordeelde de rechtbank Utrecht op 29 december 2004 dat DB Schenker toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld. In het vonnis van de rechtbank wordt de vordering van [A] tot vergoeding van zijn materiële en immateriële schade toegewezen. DB Schenker heeft na dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Op 3 mei 2007 is arrest gewezen. Het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft DB Schenker geen beroep in cassatie ingesteld. Uit het arrest van het gerechtshof Amsterdam blijkt dat DB Schenker aansprakelijk is voor de schade die uit de aanrijding is voortgevloeid. DB Schenker heeft zonder veiligheidsmaatregelen te treffen kolenwagons geplaatst die het zicht van [A] op de aankomende trein belemmerden. Hierdoor heeft de aanrijding kunnen plaatsvinden.
2.4. De trekker en oplegger waarmee [A] reed waren het eigendom van [X]. [X] had voor de trekker een cascoverzekering bij Allianz. De oplegger was verzekerd door een pool van verzekeraars, namelijk door Aegon (27,5%), Allianz (25%), Delta Lloyd (25%), ASR (12.5%) en Hampden (10%). Ook had [X] ten tijde van het ongeval een aansprakelijkheidsverzekering bij Allianz.
2.5. Onder deze respectievelijke verzekeringen hebben de verschillende risicodragers uitkeringen gedaan. Door het doen van deze betalingen, zijn deze verzekeraars ingevolge artikel 7:962 BW in de rechten van hun verzekerde [X] gesubrogeerd en gerechtigd DB Schenker aan te spreken.
2.6. De advocaat van Allianz c.s. heeft op 23 oktober 2006 een aangetekende brief aan DB Schenker gestuurd. De tekst van deze brief luidt als volgt:
“
Rotterdam, 23 oktober 1006
Inzake: [A] / Railion
Onze ref: 72103256/12983291
In bovenaangeduide zaak behartig ik de belangen van [X] Trucking B.V, dan wel haar rechtsopvolger, alsmede de belangen van verzekeraars van voormelde vennootschap waaronder verzekeraars voor (werkgevers)aansprakelijkheid en de casco-verzekeraars van de truck van [X] Internationale Tanktransporten B V., thans [X] Liquid Logistics. Uit dien hoofde bericht ik u als volgt
Op 26 oktober 2001 heeft op een spoorwegovergang op een industrieterrein te Delfzijl een ongeval plaatsgevonden waarbij twee werknemers van Railion betrokken waren. Als gevolg van onzorgvuldigheid van Railion en/of haar werknemers is een treinstel op de spoorwegovergang in botsing gekomen met een vrachtwagen van [X] Trucking B.V. Deze vrachtwagen is gekanteld en ernstig beschadigd.
Cliënten houden Railion aansprakelijk voor de door cliënten geleden, dan wel te lijden schade nu de bij het ongeval betrokken werknemers van Railion onzorgvuldig hebben gehandeld. De schade wordt thans begroot op € 64.709,50. De toekomstige schade vermeld ik p m. Teneinde te voorkomen dat de vordering van cliënten verjaart, deel ik u hierbij mede dat cliënten zich ondubbelzinnig alle rechten voorbehouden Deze brief dient u te beschouwen als middel ter stuiting van de verjaring als omschreven in artikel 3:317 BW.
Een copie van deze brief zend ik aan uw advocaat, mr Van Ruyven.
“
3. Het geschil
in conventie
3.1. Allianz c.s. heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis DB Schenker zal veroordelen tot betaling van de vorderingen die Allianz c.s. ten gevolge van de aanrijding van 26 oktober 2001 op DB Schenker hebben, vermeerderd met rente en (buiten) gerechtelijke kosten.
3.2. Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Allianz c.s. toegewezen met dien verstande dat de buitengerechtelijke kosten zijn gematigd tot € 4.000,-.
3.3. Allianz c.s. heeft haar eis in de verzetprocedure gewijzigd. Zij vordert thans veroordeling van DB Schenker tot betaling
(i) Vrachtwagen
- aan Allianz in verband met de schade aan de vrachtwagen een bedrag ad € 34.714,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2001 tot aan de dag van betaling aan Allianz;
- aan Allianz voor bergings- en repatriëringskosten een bedrag ad € 2.450,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2002 tot aan de dag van betaling aan Allianz;
- aan Allianz voor expertisekosten (ITEB N. en V.) een bedrag ad € 490,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2001 tot aan de dag van betaling aan Allianz;
(ii) Oplegger
- aan Allianz c.s. in verband met de schade aan oplegger en de bergings- en repatriëringkosten een bedrag ad € 61.577,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van betaling aan Allianz c.s.;
- aan Allianz c.s. voor bergings- en repatrieringskosten een bedrag ad € 580,83 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2002 tot de dag van betaling aan Allianz c.s.;
- aan Allianz c.s. voor expertisekosten (Holland Survey) een bedrag ad € 1.749,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van betaling aan Allianz c.s.;
waarbij voor alle schadeposten, die gezamenlijk € 63.907,45 bedragen de volgende verdeling geldt:
- 25% aan Allianz, hetgeen neerkomt op € 15.976,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van betaling aan Allianz;
- 27,5% aan Aegon, hetgeen neerkomt op € 17.574,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van betaling aan Aegon;
- 25% aan Delta Lloyd, hetgeen neerkomt op € 15.976, 86 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van betaling aan Delta Lloyd;
- 12,5% aan ASR, hetgeen neerkomt op € 7.988,43 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van betaling aan ASR;
- 10% aan Hampden, hetgeen neerkomt op € 6.390,75 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van betaling aan Hampden;
(iii) Bodemverontreiniging
- aan Allianz in verband met de bodemverontreiniging een bedrag ad € 13.696,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2005 en een bedrag ad € 19.425,06 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007 tot aan de dag van betaling aan Allianz;
- aan Allianz in verband met de expertisekosten van GAB Robins een bedrag ad € 916,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2005 en het bedrag ad € 2.885,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007 tot aan de dag van betaling aan Allianz;
(iv) Overige kosten
- aan Allianz in verband met de buitengerechtelijke kosten in verband met de kosten voor de advocaat, een bedrag ad € 25.295,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van betaling aan Allianz;
alsmede tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten
belope van € 131,-- zonder betekening, dan wel €199,-- in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4. DB Schenker vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Allianz c.s. alsnog worden afgewezen.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6. DB Schenker vordert samengevat - Allianz c.s te bevelen de opdracht tot stuiting van de verjaring van hun vorderingen in conventie over te leggen en een verklaring voor recht dat de stuitingshandeling nietig is, danwel vernietigd is.
3.7. Allianz c.s. voert verweer.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Inzet van deze procedure is de vraag of de vorderingen van Allianz c.s. zijn verjaard. Volgens DB Schenker is dat het geval. Volgens Allianz c.s. zijn de vorderingen met de brief van 23 oktober 2006 rechtsgeldig gestuit.
4.2. Volgens vaste rechtspraak gaat het bij stuiting op de voet van artikel 3:317 BW om een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, mee rekening moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal opdat hij zich tegen een alsnog ingestelde vordering van de schuldeiser behoorlijk kan verweren.
4.3. DB Schenker heeft allereerst betwist dat de brief van 23 oktober 2006 in opdracht van de verzekeraars is geschreven. Allianz c.s. hebben gemotiveerd gesteld dat zij wel opdracht hebben gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is niet van belang of de verzekeraars in 2006 opdracht hebben gegeven. Voor zover de advocaat van Allianz c.s. zonder opdracht de verjaring van de vorderingen van zijn cliënten zou hebben gestuit dan geldt dat zijn cliënten deze rechtshandeling achteraf op grond van het bepaalde in artikel 3:69 BW kunnen bekrachtigen.
4.4. DB Schenker heeft voorts betwist dat de schuldeisers in de brief van 23 oktober 2006 voldoende zijn gedefinieerd. De rechtbank oordeelt hierover anders. De schuldeiseres zijn in de brief wel voldoende gedefinieerd omdat uit de tekst van de brief op niet voor misverstand vatbare wijze blijkt dat niet alleen [X] zelf, maar ook haar verzekeraars DB Schenker aansprakelijk houden voor de door hen geleden en nog te lijden schade als gevolg van de aanrijding van 26 oktober 2001. DB Schenker heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat haar rechten in het gedrang zijn gekomen doordat de namen van de verzekeraars niet in de brief zijn vermeld. Voorts geldt dat de letterlijke tekst van de brief niet doorslaggevend is. Ook moet acht worden geslagen op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de mededeling mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De hoedanigheid van partijen en hun deskundigheid is daarbij van belang. Nu een afschrift van de brief van 23 oktober 2006 ook is gestuurd naar de advocaat van DB Schenker had deze naar de namen van de verschillende verzekeraars kunnen informeren. Dat is niet gebeurd.
4.5. Subsidiair heeft DB Schenker aangevoerd dat stuiting alleen heeft plaatsgevonden van de vorderingen welke gerelateerd zijn aan de trekker en niet voor de vorderingen die gerelateerd zijn aan de oplegger. Volgens DB Schenker moet naar normaal spraakgebruik onder het woord “truck” alleen de vrachtwagen of trekker worden begrepen en niet de oplegger of aanhangwagen. In dit geval gelden de trekker en de oplegger volgens DB Schenker ook niet als één geheel omdat voor beide afzonderlijke verzekeringen zijn gesloten. Ook dit betoog wordt door de rechtbank verworpen. Uit de tekst van de stuitingsbrief blijkt voldoende duidelijk dat alle verzekeraars van [X] hun rechten veilig willen stellen. Bovendien wordt in het normale spraakgebruik niet steeds onderscheid gemaakt tussen de trekker van een vrachtwagen en de oplegger. Het geheel wordt ook wel aangeduid met de woorden vrachtwagen of truck.
4.6. Aan DB Schenker kan worden toegegeven dat de vermelding van het bedrag van € 64.709,50 de stuitingsbrief er niet duidelijker op maakt. Dit bedrag is namelijk het bedrag waarop eerder bij brief van 17 oktober 2005 alleen Allianz als aansprakelijkheids-verzekeraar van [X] en cascoverzekeraar van de trekker en een deel van de oplegger aanspraak had gemaakt. In een stuitingsbrief hoeft echter niet nauwkeurig de vordering waarvoor de schuldeiser zich het recht op nakoming voorbehoudt met de correcte juridische grondslag daarvoor te worden omschreven. Voldoende is dat voor de schuldenaar duidelijk moet zijn welk recht op nakoming wordt voorbehouden en waartegen hij zich eventueel zal moeten verweren. DB Schenker had op grond van de brief van 23 oktober 2006 in redelijkheid kunnen en moeten begrijpen dat alle verzekeraars van [X] hun volledige vorderingen gerelateerd aan de aanrijding op 26 oktober 2001 wilden veilig stellen.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat Allianz c.s. de verjaring van hun vorderingen op DB Schenker met de brief van 23 oktober 2006 rechtsgeldig hebben gestuit.
4.8. DB Schenker heeft aanvankelijk ook de omvang van de schade, de wettelijke rente en de expertisekosten betwist. Nadat Allianz c.s. deze onderdelen van haar vordering had toegelicht heeft DB Schenker haar verweer niet langer gehandhaafd. Zij heeft wel de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten betwist. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen alsnog worden afgewezen. Allianz c.s. heeft tegenover de betwisting onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat zij in redelijkheid kosten voor haar advocaat heeft gemaakt waarvoor nog geen vergoeding in de proceskosten is begrepen. Allianz c.s. heeft wel expertisekosten gemaakt maar daarvan wordt afzonderlijk vergoeding gevorderd en toegewezen. DB Schenker heeft ook gevraagd de btw af te wijzen voor zover deze in gevorderde schadeposten is begrepen omdat volgens DB Schenker de btw door [X] kan worden verrekend. Nu DB Schenker niet heeft gespecificeerd om welke bedragen het gaat is haar verweer op dit punt, mede gelet op de duidelijke toelichting van Allianz c.s. in de antwoordconclusie na comparitie onder 5.3 en volgende, onvoldoende onderbouwd.
4.9. Het voorgaande brengt mee dat de gewijzigde vordering in conventie grotendeels kan worden toegewezen. DB Schenker zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van Allianz c.s. in de de verstek- en verzetprocedure. De kosten bedragen € 87,93 voor dagvaarding, € 4.550,- voor griffierecht en € 6.000,- ( 3 punten x tarief 2000,-) voor salaris advocaat.
in reconventie
4.10. Uit hetgeen onder 4.3 is overwogen volgt dat DB Schenker geen belang heeft bij meer informatie over de opdracht van Allianz c.s. aan hun advocaat. Ook volgt uit de beoordeling in conventie dat de in reconventie gevorderde verklaring voor recht niet kan worden toegewezen.
4.11. DB Schenker zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. De kosten bedragen € 1.000,- voor salaris advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 18 augustus 2010 onder zaaknummer 289119 HA ZA 10-1449 gewezen verstekvonnis,
ten aanzien van de vrachtwagen
5.2. veroordeelt DB Schenker om aan Allianz te betalen een bedrag van € 34.714,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2001, een bedrag van € 2.450,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2002 en een bedrag van € 490,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2001, telkens tot de dag van betaling,
ten aanzien van de oplegger
5.3. veroordeelt DB Schenker om aan Allianz te betalen een bedrag van € 15.976,86, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt DB Schenker om aan Aegon te betalen een bedrag van € 17.574,55, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot de dag van volledige betaling,
5.5. veroordeelt DB Schenker om aan Delta Lloyd te betalen een bedrag van € 15.976, 86, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot de dag van volledige betaling;
5.6. veroordeelt DB Schenker om aan ASR te betalen een bedrag van € 7.988,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot de dag van volledige betaling,
5.7. veroordeelt DB Schenker om aan Hampden te betalen een bedrag van € 6.390,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002 tot aan de dag van volledige betaling,
ten aanzien van de bodemverontreiniging
5.8. veroordeelt DB Schenker om aan Allianz te betalen een bedrag van € 13.696,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2005 en een bedrag van
€ 19.425,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007, telkens tot de dag van volledige betaling,
5.9. veroordeelt DB Schenker om aan Allianz te betalen een bedrag van € 916,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2005, en een bedrag van € 2.885,16, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007, telkens tot de dag van volledige betaling,
ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten
5.10. wijst de vordering af;
5.11. veroordeelt DB Schenker in de proceskosten tot op heden aan de kant van Allianz c.s. begroot op € 6.637,93 voor de kosten van de verstekprocedure en € 4.000,- voor de kosten van de verzetprocedure, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.12. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.13. wijst de vordering af,
5.14. veroordeelt DB Schenker in de proceskosten tot op heden aan de kant van Allianz c.s. begroot op € 1.000,- , vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en reconventie verder
5.15. veroordeelt DB Schenker in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na voornoemde aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
5.16. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2011.(