ECLI:NL:RBUTR:2011:BT7451
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Derdenverklaring in verband met executoriaal derdenbeslag en de verplichtingen van de bank
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, betreft het een derdenverklaring in het kader van executoriaal derdenbeslag. De eiser, Compfort Beheer B.V., heeft op 25 augustus 2009 conservatoir derdenbeslag gelegd op de tegoeden van de gedaagde, de Coöperatieve Rabobank Rijn en Veenvstromen UA, ten laste van de heer [X] en de vennootschap onder firma Adfiza Vinkeveen V.o.F. De eiser vorderde dat de Rabobank een verklaring zou afleggen over de vorderingen en zaken die door het beslag betroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Rabobank op 19 juli 2010 een verklaring heeft afgelegd, maar dat deze niet voldeed aan de wettelijke verplichtingen om duidelijkheid te verschaffen over de rechten en verplichtingen ten opzichte van de beslagdebiteur.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de verklaring van de Rabobank summier was en niet voldeed aan de eisen van de wet. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Rabobank niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie van de deurwaarder. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van de eiser tot het afleggen van een gerechtelijke verklaring toewijsbaar was, maar dat de Rabobank na de betekening van de executoriale titel alsnog een verklaring heeft afgelegd, die echter niet betrekking had op de vermogenspositie per 25 augustus 2009.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de eiser afgewezen, maar de Rabobank werd wel veroordeeld in de proceskosten van de eiser, omdat haar opstelling had geleid tot de noodzaak van deze procedure. De kosten aan de zijde van de eiser zijn begroot op EUR 1.430,89. Het vonnis is uitgesproken op 3 augustus 2011 door mr. J. Sap.