ECLI:NL:RBUTR:2011:BT6509

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600728-11, 09/608111-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koperdiefstal van appartementencomplex in Breukelen met poging tot diefstal

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 29 september 2011, stond de verdachte terecht voor de poging tot diefstal van koperen leidingen van een appartementencomplex in Breukelen. De aangever, vertegenwoordiger van de Vereniging van Eigenaren, verklaarde dat op 19 juni 2011 koperen kabels van het dak waren verwijderd. De verdachte bekende dat hij op 19 juli 2011 had geprobeerd koper te stelen van het dak van het appartementencomplex. Hij had meermalen op het dak geklommen en leidingen losgeknipt en verplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot diefstal, maar dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, waardoor de tweede persoon enkel als medeplichtige kon worden aangemerkt.

De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het misdrijf niet was voltooid door ingrijpen van bewoners en de politie. De verdachte toonde geen enkel begrip voor de overlast en schade die hij veroorzaakte. Tijdens de zitting op 15 september 2011 gaf de verdachte aan dat hij wilde worden opgenomen in een verslavingskliniek, wat door zowel de officier van justitie als de verdediging werd ondersteund. De rechtbank vond echter dat de gevorderde straf niet voldeed aan de ernst van het feit, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en opname in de verslavingskliniek. De rechtbank oordeelde dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de onvoorwaardelijke straf. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 september 2011.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600728-11, 09/608111-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1981] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd te Detentiecentrum Alphen aan den Rijn
raadsman mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak is tegelijk, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 16/600729-11).
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 19 juli 2011 te Breukelen samen met een ander heeft geprobeerd om een hoeveelheid koper te stelen van het dak van een appartementencomplex.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de - deels bekennende - verklaring van verdachte ter terechtzitting, de processen-verbaal van bevindingen en de verklaring van getuige [getuige]. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij het alleen heeft gedaan gezien de bewijsmiddelen niet aannemelijk.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van de poging tot diefstal, maar dat niet kan worden bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging heeft gedaan.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Aangever [aangever] heeft namens de Vereniging van Eigenaren van de percelen [nummer] van de [adres] (zijnde een appartementencomplex) te Breukelen, Gemeente Stichtse Vecht, verklaard dat hij op 19 juni 2011 zag dat op het dak van dat appartementencomplex koperen kabels, welke waren bevestigd aan de zijden en in het midden van het dak, waren verwijderd en opgerold.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 juli 2011 heeft geprobeerd om koper te stelen van het dak en de dakrand van het negen verdiepingen tellende appartementencomplex aan de [adres] te Breukelen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij meermalen op het dak van het appartementencomplex is geklommen en de koperen leidingen die aan het dak en de dakrand waren bevestigd heeft losgeknipt, stukgetrokken, opgerold en verplaatst.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om koper te stelen van het dak van voornoemd appartementencomplex.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van medeplegen. Weliswaar heeft verdachte bij zijn aanhouding aan de politie gevraagd of ze zijn maatje al hadden, heeft getuige [getuige] verklaard dat zij zag dat er een tweede man was die op de galerij van de negende verdieping van het appartementencomplex stond en is er die nacht in de nabijheid van het flatgebouw een persoon aangehouden die aan het signalement voldeed, dit is echter onvoldoende om te bewijzen dat er sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat er sprake is van medeplegen. Op basis van het dossier kan de tweede man enkel als medeplichtige worden aangemerkt.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 juli 2011 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het dak en van een dakrand van een (negen verdiepingen tellend) appartementencomplex aan de [adres] weg te nemen een hoeveelheid koper, toebehorende aan de Vereniging van Eigenaren van de percelen [nummer] van de [adres] te Breukelen, en dat weg te nemen koper, onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking:
- meermalen op het dak van dat appartementencomplex is geklommen en
- een hoeveelheid aan het dak en een dakrand van dat appartementencomplex bevestigde koperen leidingen heeft losgeknipt en stukgetrokken en opgerold en verplaatst, waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 31 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat daarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht wordt opgelegd, ook als dat inhoudt een opname in Triple-Ex en meewerking aan urinecontroles, zolang de reclassering dat nodig acht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft geprobeerd om koper te stelen van het dak van een appartementencomplex. Dat het misdrijf niet is voltooid is niet aan verdachte, maar aan bewoners en de politie te danken. Verdachte heeft geen moment stilgestaan bij de hinder, overlast en financiële schade die de bewoners hiervan ondervonden. Daarbij komt dat verdachte tevens gevaarzettend heeft gehandeld nu het de bliksemafleiders waren die hij van het dak verwijderde. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn financieel gewin. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten;
- een hem betreffend - beknopt - reclasseringsrapport, d.d. 4 augustus 2011 opgesteld door E.R. Jap-A-Joe (reclasseringswerker), inhoudende dat er bij verdachte sprake is van drugsverslaving die debet is aan het plegen van voornamelijk vermogensdelicten en dat verdachte via Reclassering Palier te Leiden is aangemeld voor opname en behandeling bij forensische verslavingskliniek Triple-Ex te Den Haag;
- een ter terechtzitting d.d. 15 september 2011 afgelegde verklaring van S. Colak (reclasseringswerker) als getuige-deskundige, inhoudende dat opname en behandeling in Triple-Ex is geïndiceerd en dat verdachte daarvoor op de wachtlijst staat.
Ter terechtzitting van 15 september 2011 heeft verdachte verklaard dat hij wil worden opgenomen en wil worden behandeld in Triple-Ex en dat hij, hoewel dat in het verleden anders was, gemotiveerd is om zich te laten behandelen. Door zowel de officier van justitie als de verdediging is aangevoerd dat verdachte zo spoedig mogelijk dient te worden opgenomen in Triple-Ex.
De rechtbank acht het gelet op het verhandelde ter terechtzitting eveneens wenselijk dat verdachte wordt opgenomen en behandeld in Triple-Ex.
De rechtbank is echter van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Mede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd en de uitgebreide justitiële documentatie - waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten -, en het feit dat verdachte driemaal eerder reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen welke alle drie negatief zijn geretourneerd, is de rechtbank van oordeel dat het persoonlijk belang van verdachte om zo snel mogelijk met een behandeling te beginnen ondergeschikt is aan het maatschappelijk belang van een adequate vergelding. Aan verdachte dient dan ook een gevangenisstraf van langere duur te worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 2 maanden voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door de reclassering en behandeling bij Triple-Ex mogelijk. De rechtbank acht het daarbij van belang dat een opname bij Triple-Ex aansluitend aan de detentie zal plaatsvinden.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 45 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 1 maart 2011 niet ten uitvoer zal worden gelegd, maar dat de proeftijd met een jaar wordt verlengd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd kan worden ten uitvoer gelegd, maar dat deze dient te worden omgezet in een taakstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de rechtbank gelasten dat voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf welke d.d. 1 maart 2011 door de rechtbank Den Haag is opgelegd zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank ziet geen reden om de proeftijd te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Palier te Leiden;
* dat verdachte zich aansluitend aan zijn detentie laat opnemen en behandelen in Triple-Ex te Den Haag;
* dat verdachte meewerkt aan urinecontroles, zolang de reclassering dat nodig acht.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijke opgelegde straf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 1 maart 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09-608111-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 45 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 september 2011.