ECLI:NL:RBUTR:2011:BT6287

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600682-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huiselijk geweld met vrijspraak voor poging tot doodslag

Op 29 september 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van huiselijk geweld tegen zijn levensgezel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. De aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van 6 tot en met 8 juli 2011 dagelijks werd mishandeld door de verdachte. Dit omvatte duwen, slaan en het dichtknijpen van haar keel, wat leidde tot letsel en pijn. De verdachte heeft gedeeltelijk erkend dat er geweld heeft plaatsgevonden, maar heeft ook verklaard dat zij beiden geweld tegen elkaar hebben gebruikt.

De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de aangeefster en het bewijs, waaronder foto's van haar verwondingen, geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat de verdachte heeft geprobeerd de aangeefster van het leven te beroven of haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en heeft hem daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals het advies van Reclassering Nederland, en heeft besloten om een gevangenisstraf van 7 maanden op te leggen, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De voorwaardelijke straf is bedoeld om de verdachte te begeleiden en te voorkomen dat hij opnieuw in de fout gaat. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een leefstijltraining.

De vordering van de benadeelde partij voor schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank van oordeel was dat nader onderzoek naar de schade een onevenredige belasting van de strafzaak zou opleveren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600682-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
gedetineerd voor deze zaak te HvB Wolvenplein te Utrecht,
raadsvrouw mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [benadeelde], zijn levensgezel, heeft mishandeld;
Feit 2 primair: heeft gepoogd [benadeelde] van het leven te beroven;
Feit 2 subsidiair: heeft gepoogd [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2 meer subsidiair: [benadeelde] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het feit 1 betreft. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 2 tenlastegelegde en wijst daarbij op de aangifte, die niet zonder meer betrouwbaar kan worden geacht en dus niet als wettig en overtuigend bewijs kan worden gebruikt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangeefster [benadeelde] heeft bij de politie verklaard dat zij zelf ook geweld richting verdachte heeft gebruikt. Ook heeft aangeefster verklaard dat zij lijdt aan een borderline syndroom en een post traumatische stress-stoornis. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden met behoedzaamheid moet worden omgegaan met de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd. De rechtbank hanteert alleen die onderdelen van haar verklaringen voor het bewijs die voldoende worden ondersteund door ander bewijs, zoals foto’s en medische verklaringen.
Het bewijs ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Aangeefster, [benadeelde], heeft verklaard dat zij in de periode van 6 juli 2011 tot en met 8 juli 2011 te Utrecht elke dag is mishandeld door verdachte, met wie zij op dat moment een relatie had. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar op 6 juli 2011 heeft geduwd en op de rug heeft geslagen. Aangeefster voelde veel pijn. Op 7 juli 2011 heeft verdachte haar geduwd, bij de keel gepakt en de keel dichtgeknepen. Zij voelde pijn. Hij heeft haar meerdere malen met de vuist geslagen over haar hele bovenlijf. Ook trapte hij haar tegen haar rechterbeen.
Verdachte heeft verklaard dat het wel zou kunnen dat hij aangeefster bij haar keel heeft gegrepen en dat zij vaker geweld hebben gebruikt tegen elkaar.
Op het politiebureau zijn op 8 juli 2011 foto’s gemaakt van aangeefster. Op deze foto’s is te zien dat aangeefster vele blauwe plekken had over haar hele lichaam.
In de medische verklaring betreffende aangeefster is opgenomen dat aangeefster op 11 juli 2011 diverse hematomen op de boven- en onderarmen en benen en een gekneusde rib
heeft.
Het bewijs ten aanzien van feit 2 meer subsidiair
De rechtbank acht het onder feit 2 meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Aangeefster, [benadeelde], heeft verklaard dat zij in de nacht van 4 op 5 februari 2011 te Utrecht is mishandeld door verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar meermalen heeft opgetild en door de kamer heeft gegooid. Hierdoor heeft aangeefster letsel bekomen en pijn ondervonden. Aangeefster lijdt aan trombose.
Op het politiebureau zijn op 7 februari 2011 foto’s gemaakt van aangeefster. Op deze foto’s is te zien dat aangeefster vele blauwe plekken had over haar hele lichaam.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair en feit 2 subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [benadeelde] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op de foto’s, gemaakt door de politie, is te zien dat aangeefster blauwe plekken heeft over haar hele lichaam. De rechtbank is echter van oordeel dat deze blauwe plekken geen steunbewijs bieden voor het gooien van een fles of het dichtknijpen van de keel van aangeefster. De rechtbank acht deze onderdelen uit de tenlastelegging dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
Nu overblijft in de bewezenverklaring dat verdachte [benadeelde] meermalen heeft opgetild en door de kamer heeft gegooid, is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen, mede gelet op het letsel van aangeefster, geen poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling opleveren. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op meer tijdstippen in de periode van 6 juli 2011 tot en met 8 juli 2011 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [benadeelde], meermalen tegen het lichaam en het hoofd heeft geduwd en getrapt en geslagen en gestompt en bij haar keel heeft gegrepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
Meer subsidiair
in de nacht van 04 op 05 februari 2011 te Utrecht, opzettelijk heeft mishandeld
[benadeelde] door die [benadeelde], die lijdt aan trombose, meermalen op te tillen en door de kamer te gooien, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en pijn heeft
ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
Feit 2 meer subsidiair: Mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling en een leefstijltraining.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het reclasseringsrapport betreffende verdachte, waarin is geadviseerd reclasseringstoezicht op te leggen, en een groot gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn (ex-)vriendin. Huiselijk geweld is een ernstige vorm van geweld, waardoor het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in de huiselijke omgeving, een omgeving waar iemand zich juist veilig zou moeten voelen, wordt aangetast. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 11 juli 2011;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 13 september 2011.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij al eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten. De rechtbank houdt er rekening mee dat het met name om delicten gaat die tijdens de relatie met aangeefster hebben plaats gevonden.
Reclassering Nederland heeft geadviseerd om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht kan worden opgelegd. Voorts heeft Reclassering Nederland geadviseerd dat verdachte een leefstijltraining dient te volgen en mee moet werken aan een behandeling bij een forensisch psychiatrische instelling. Verdachte heeft aangegeven mee te willen werken met voornoemd reclasseringstoezicht.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal daarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk opleggen. De voorwaardelijke straf is ervoor bedoeld dat verdachte niet nogmaals een strafbaar feit pleegt en maakt begeleiding door de reclassering mogelijk. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal zij een lagere straf opleggen dan is geëist.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straffen die aan verdachte zijn opgelegd onder de parketnummers 16/600805-09, 16/504091-11 en 21/002380-08 ten uitvoer zullen worden gelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straffen te verlengen en subsidiair verzocht de ten uitvoer te leggen straffen om te zetten in een werkstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 16/600805-09
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Ten aanzien van parketnummer 16/504091-11
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Ten aanzien van parketnummer 21/002380-08
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat er sprake is van andersoortige feiten. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging derhalve afwijzen.
8 De vordering benadeelde partij
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van € 1.250,-- geheel toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering benadeelde partij niet gespecificeerd is. Voorts heeft de vordering benadeelde partij betrekking op kosten voor fysiotherapie ten behoeve van nekklachten, maar deze klachten zijn niet genoemd in de medische verklaring. In de medische verklaring wordt enkel gesproken over blauwe plekken en een gekneusde rib. De vordering dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsvrouw.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.250,-- voor feit 1. Het bedrag behelst de kosten voor fysiotherapie ten behoeve van nekklachten.
De rechtbank is van oordeel dat niet zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat door het bewezen verklaarde feit schade is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek een onevenredige belasting van de strafzaak oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn levensgezel,
meermalen gepleegd;
feit 2 meer subsidiair: mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 7 dagen na invrijheidstelling meldt bij [naam], op het adres [adres] te [woonplaats]. Hierna dient verdachte zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens [naam], ook als dat inhoudt:
- dat verdachte deel moet nemen aan een leefstijltraining;
- dat verdachte mee moet werken aan een (ambulante) behandeling bij een forensische psychiatrische instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 5 augustus 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600805-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 29 april 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/504091-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 21/002380-08 af;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat ieder de eigen kosten draagt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 september 2011.