ECLI:NL:RBUTR:2011:BT6284

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600683-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een politieagent en mishandeling van de levensgezel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 29 september 2011, is de verdachte veroordeeld voor poging tot zware mishandeling van een politieagent en mishandeling van zijn levensgezel. De zaak kwam aan het licht na een melding van huiselijk geweld op 8 juli 2011 in IJsselstein, waar de verdachte een glas kapot sloeg en dit vervolgens naar het achterhoofd van de politieagent gooide. De agent, brigadier [verbalisant 1], liep hierdoor een snede van 5 centimeter op, met een geschatte genezingsduur van één week. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de kans op zwaar letsel aanvaardde, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel, [aangever 2], heeft mishandeld door haar meerdere keren te slaan en te schoppen terwijl zij op de grond lag. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was. In plaats daarvan werd een werkstraf van 200 uren opgelegd, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en woning, en het feit dat hij niet recentelijk in aanraking was gekomen met de politie. De beslissing om een werkstraf op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, was bedoeld om de verdachte te helpen en te voorkomen dat hij opnieuw in de problemen zou komen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 605,-- aan de benadeelde partij, [verbalisant 1], ter compensatie van de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600683-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. Primair: heeft geprobeerd [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
1. Subsidiair: [verbalisant 1] heeft mishandeld;
2. zijn levensgezel, [aangever 2], heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 primair en het hem onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er ten aanzien van feit 1 sprake is van een voltooid delict. Verdachte heeft het glas gegooid en er is geen zwaar letsel ontstaan. Er is hier sprake van een mishandeling en geen sprake van een poging tot zware mishandeling, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Aangever [verbalisant 1], brigadier van politie, is op 8 juli 2011 te IJsselstein een woning binnen gegaan naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld. Verdachte bevond zich in deze woning. Op het moment dat de agenten verdachte wilden meenemen, sloeg verdachte een glas kapot en hield het kapotte glas in de richting van aangever. Aangever liep van verdachte weg. Vervolgens voelde aangever een doffe klap tegen zijn achterhoofd.
Verdachte heeft verklaard dat hij een glas kapot heeft geslagen en dat hij dit glas tegen het achterhoofd van een politieagent heeft gegooid.
In de medische verklaring betreffende [verbalisant 1] is opgenomen dat die [verbalisant 1] een snede in zijn achterhoofd heeft van 5 centimeter en dat de geschatte genezingsduur één week bedraagt.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen willens en wetens de kans heeft aanvaard dat hij aan [verbalisant 1] zwaar letsel zou toebrengen. Door een glas eerst kapot te slaan en vervolgens het kapotte glas met kracht in de richting van het achterhoofd van die [verbalisant 1] te gooien, ontstaat een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar letsel. Feit van algemene bekendheid is dat het hoofd en de nek kwetsbare delen van het lichaam zijn. Het is dan ook buiten de wil van verdachte gelegen dat het letsel dat hij veroorzaakt heeft niet ernstiger is dan in casu het geval is.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende wettige bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2011 ;
- de aangifte, gedaan door [aangever 2] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 08 juli 2011 te IJsselstein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] (brigadier van politie Utrecht) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een kapot drinkglas met kracht tegen het achterhoofd van die [verbalisant 1] heeft gegooid, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 08 juli 2011 te IJsselstein opzettelijk mishandelend [aangever 2],
- meermalen heeft geslagen tegen haar hoofd en benen,
- meermalen heeft geschopt tegen haar lichaam terwijl die [aangever 2] op de grond lag,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. Primair: Poging tot zware mishandeling.
2. Mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling bij De Waag en een alcoholverbod.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een vaste baan heeft en dat het goed met hem gaat. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte bereid is mee te werken met begeleiding door de reclassering en een behandeling. De verdediging is van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf is, gelet op de persoon van de verdachte, op zijn plaats, aldus de raadsman.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een politieagent en aan mishandeling van zijn levensgezel. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. Dergelijke feiten versterken heersende gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Daarnaast kan een geweldsdelict bij de slachtoffers gedurende lange tijd angstgevoelens veroorzaken. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Voorts rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij geen respect heeft getoond voor het gezag van de politieagent.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 augustus 2011;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 13 september 2011.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte niet recentelijk in aanraking is gekomen met politie en justitie. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte een baan heeft en een woning. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting. Verdachte is bereid mee te werken met reclasseringstoezicht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. De rechtbank acht, rekening houdend met de persoon van verdachte, het niet in het belang van verdachte, noch in het belang van de maatschappij dat hij de gevangenis in gaat, maar is gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat het noodzakelijk is een werkstraf voor de duur van 200 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden op te leggen. De voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering en een behandeling bij De Waag mogelijk.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gehele vordering kan worden toegewezen en vordert daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering benadeelde partij. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat hij dacht dat het gevorderde eigen risico in een civiele procedure kan worden gevraagd, indien letsel is ontstaan tijdens diensttijd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [verbalisant 1] vordert een schadevergoeding van € 605,-- voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen. Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
feit 2: mishandeling; .
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 7 dagen meldt bij Reclassering Nederland. Hierna dient verdachte zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 605,--, waarvan € 130,-- ter zake van materiële schade en € 475,-- ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 8 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1], € 605,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het moment waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 september 2011.