ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2590
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van moratorium in faillissementsrechtelijke context met betrekking tot huurovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot het instellen van een moratorium op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster, geboren in 1976 en wonende te [woonplaats], heeft het verzoek ingediend met het doel om artikel 305 Fw van toepassing te verklaren. Dit verzoek is gedaan in het kader van een poging om een minnelijke schuldregeling te treffen met haar schuldeisers. De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro, de schuldeiser, heeft zich schriftelijk verzet tegen het verzoek en heeft aangevoerd dat verzoekster herhaaldelijk wanprestatie heeft geleverd in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat heeft geleid tot meerdere ontruimingsvonnissen.
De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van het moratorium, dat is vastgesteld op zes maanden. De rechtbank oordeelde dat verzoekster, mede door de woonkostentoeslag, in staat is om haar lopende vaste lasten te voldoen en dat er voldoende waarborgen zijn dat zij haar verplichtingen kan nakomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gestart schuldregelingstraject is en dat het verzoek tot moratorium noodzakelijk is om verzoekster de kans te geven om tot een minnelijke regeling te komen.
De beslissing houdt in dat de voorziening vervalt zodra het verzoek tot schuldsanering wordt ingetrokken of wanneer er een definitieve uitspraak op dat verzoek is gedaan. Tevens is bepaald dat de uitvoerder van de buitengerechtelijke schuldregeling uiterlijk twee weken voor het aflopen van de voorziening verslag moet uitbrengen aan de rechtbank. Deze uitspraak benadrukt het belang van een moratorium in het faillissementsrecht en de mogelijkheden voor schuldenaren om hun financiële situatie te stabiliseren.