ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2406

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710895-10 [P] en 16-711655-07 (Tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van sigaretten en overtreding van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren

Op 12 september 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een aanzienlijk aantal sloffen sigaretten bij een groothandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander op 11 mei 2010 sloffen sigaretten heeft gestolen bij de Makro te Vianen. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting zijn betrokkenheid bij de diefstal erkend, maar de rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat hij ook verantwoordelijk was voor de overtreding van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, waarvoor hij ook was aangeklaagd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging voor dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de nodige verzorging aan de honden had onthouden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit tweede feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met een proeftijd van twee jaar, en heeft bepaald dat deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland tijdens de proeftijd. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710895-10 [P] en 16/711655-07 (Tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1984] te [geboorteplaats]
blijkens eigen opgaaf ter terechtzitting met als postadres: [woonplaats], [adres]
raadsman mr. J.R.A. Röschlau , advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. meerdere malen samen met een ander sloffen sigaretten heeft gestolen bij de Makro te Nieuwegein en/of Vianen;
2. samen met een ander artikel 37 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren heeft overtreden.
3 De voorvragen
3.1 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De rechtbank overweegt ambtshalve als volgt. Aan verdachte is als tweede feit ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 mei 2007 tot en met 17 mei 2010 artikel 37 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren heeft overtreden. Ingevolge artikel 70, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vervalt het recht tot strafvordering bij een overtreding na drie jaren. De verjaring wordt ingevolge artikel 72, eerst lid, Sr gestuit door een daad van vervolging. De rechtbank stelt vast dat als daad van vervolging de betekening van de inleidende dagvaarding op 3 mei 2011 dient te worden aangemerkt. Dit betekent dat de officier van justitie voor wat betreft de periode van 1 mei 2007 tot en met 2 mei 2008 in haar strafvervolging niet kan worden ontvangen.
De verdediging stelt dat onduidelijk is of verdachte bij zijn eerste verhoor door de politie zou zijn gewezen op zijn recht op bijstand door een advocaat. De raadsman heeft daarbij niet aangegeven welke consequenties hij hieraan zou willen verbinden. Voorzover de verdediging heeft willen betogen dat dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie overweegt de rechtbank als volgt. De verdediging doelt op een verhoor van verdachte op 17 mei 2010. Zo verdachte al tijdens dit verhoor onvoldoende op zijn rechten zou zijn gewezen, dan is verdachte daardoor in de onderhavige zaak niet in zijn belangen geschaad. Immers, bedoeld verhoor vond plaats in het kader van een verdenking wegens betrokkenheid bij een drietal roofovervallen en verdachte is tijdens het verhoor van 17 mei 2010 in het geheel niet over de thans ten laste gelegde feiten gehoord.
In de onderhavige zaak is verdachte op 11 mei 2010 aangehouden en blijkens het proces-verbaal van aanhouding is verdachte toen gewezen op zijn recht tot consultatie van een raadsman. Hij verklaarde toen geen raadsman te willen consulteren.
Het verweer wordt daarom verworpen.
3.2 De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennis-neming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de op de tenlastelegging vermelde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit heeft de verdediging geen verweer gevoerd. Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdediging heeft er in dat kader op gewezen dat de medeverdachte mevrouw [medeverdachte], de toenmalige partner van verdachte, de eigenaar was van de honden. Voorts staat, aldus de verdediging, niet vast dat de dieren waren verwaarloosd. Een verklaring van een terzake deskundige arts over de staat waarin de honden zijn aangetroffen ontbreekt. Voorts heeft de verdediging gesteld dat verdachte heeft ontkend dat de honden verwaarloosd waren.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen en in vereniging met een ander op 11 mei 2010 9 sloffen sigaretten heeft gestolen bij de Makro te Vianen.
De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de aangifte van de Makro te Vianen;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Vrijspraak van het overige onder feit 1 ten laste gelegde
Niet in geschil is dat verdachte samen met een ander in de in de tenlastelegging genoemde periode van 23 april 2010 tot en met 11 mei 2010 goederen heeft gestolen bij de Makro te Nieuwegein dan wel te Vianen. Verdachte heeft bekend naast de diefstal op 11 mei 2010, voor welk feit hij op heterdaad is aangehouden, nog twee keer in mei 2010 bij de Makro te Nieuwegein dan wel te Vianen sloffen sigaretten te hebben gestolen, namelijk twee dagen voordat hij werd aangehouden en een week voordat hij werd aangehouden. Gelet op de wijze waarop de dagvaarding is geredigeerd, kan deze verklaring echter niet leiden tot een bewezenverklaring. Immers niet bewezen kan worden dat dit in de periode van 23 april 2010 tot en met 2 mei 2010 is gebeurd (eerste gedachtestreepje), noch dat dit op 10 mei is gebeurd (tweede gedachte streepje).De enkele toevoeging door de officier van justitie van de zinsnede “onder andere” in de vijfde regel onder 1. van de tenlastelegging, teneinde de overige twee diefstallen onder de bewezenverklaring te doen scharen, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook van het overige onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan dit feit schuldig heeft gemaakt en heeft daartoe als volgt overwogen.
Verdachte kan weliswaar als houder van deze honden worden aangemerkt, nu deze honden verbleven in de woning waarin hij samenwoonde met de eigenaresse van de honden -mevrouw [medeverdachte] -, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte aan deze honden de nodige verzorging heeft onthouden. In het dossier bevindt zich alleen het proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent [hoofdagent] over het aantreffen van de honden op 17 mei 2010 in de woning. Een verklaring van een ter zake deskundige arts over de toestand waarin de dieren zich bevonden toen zij werden aangetroffen ontbreekt. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van de honden dat de herdershond niet te mager was. Betreffende de Amerikaanse Stafford Terrier heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat deze hond al te mager was op het moment dat deze hond een paar maanden eerder bij hem in huis kwam. Dit zou een gevolg zijn van het feit dat de vorige eigenaar deze hond anabolen en kruit zou hebben toegediend. Dit heeft er ook voor gezorgd, aldus verdachte, dat de hond mager bleef ondanks het feit dat hij voldoende te eten kreeg. Of deze verklaring van verdachte juist is, kan gelet op het ontbreken van een verklaring van een arts niet worden vastgesteld.
Gelet op hetgeen in het proces-verbaal omtrent de leefomgeving is gerelateerd, kan voorts evenmin geoordeeld worden dat de dieren in een zodanig vervuilde leefomgeving zouden zijn gehouden is dat hen daardoor de nodige verzorging is onthouden. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 mei 2010 te Vianen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 9 sloffen sloffen sigaretten (merk Marlboro) geheel toebehorende aan Makro.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier waaruit zou kunnen blijken dat verdachte, zoals door de verdediging gesteld, verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen voor feit 1 een gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Ten aanzien van feit 2 heeft zij gevorderd aan verdachte een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van
€ 100,- op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar. Een en ander met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft vastgezeten terzake de verdenkening van een ander feit dat vandaag niet aan de orde is en waarvoor verdachte ook niet meer zal worden vervolgd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het opleggen van een lagere straf bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een flink aantal sloffen sigaretten in een groothandel. Door deze diefstal toont verdachte weinig respect voor andere mensen en hun eigendommen in het bijzonder.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal;
- een hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 oktober 2010, opgesteld door S. Dies, reclasseringswerker.
De rechtbank overweegt dat verdachte uit hoofde van de verdenking van andere strafbare feiten 46 dagen in voorarrest heeft gezeten. De diefstal waar het vandaag om gaat is bij het onderzoek naar die andere feiten min of meer toevallig aan het licht gekomen. Verdachte zal voor die andere feiten niet meer worden vervolgd. Gelet op het ingrijpende karakter van de vrijheidsbeneming en lange duur van verhoren, zal de rechtbank hier echter wel rekening mee houden bij de op te leggen straf. De rechtbank houdt voorts rekening met heit feit dat verdachte is begonnen aan een intensieve behandeling voor zijn problemen die ook de nodige inzet en tijdsinvestering van verdachte zal vergen, Gelet op de straf die gebruikelijk voor vergelijkbare winkeldiefstallen wordt opgelegd is de rechtbank alles overziende van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uur met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. Daarbij dient verdachte zich gedurende de proeftijd te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, betreffende een werkstraf voor de duur van 80 uur, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 26 augustus 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8 Het beslag
De officier van justitie heeft verzocht de twee inbeslaggenomen honden - een herder en een Amerikaanse Stafford Terrier - verbeurd te verklaren.
De rechtbank stelt vast dat onder verdachte op 17 mei 2010 twee honden, een herder en een Amerikaanse Stafford Terrier, in beslag zijn genomen. Tegen (het voortduren van) deze inbeslagname heeft verdachte een klaagschrift ingediend. Uit de beschikking van deze rechtbank van 2 augustus 2010 blijkt dat verdachte zijn klaagschrift voor wat betreft de Amerikaanse Stafford Terrier heeft ingetrokken, nu deze hond was overleden. Voorts blijkt uit deze beschikking dat het beslag op de herder gelet op het bepaalde in artikel 134, tweede lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafrecht is geëindigd, nu de officier van justitie op 14 juni 2010 aan de bewaarder machtiging tot vervreemding had verleend en niet is gebleken dat de hond om baat is vervreemd.
Nu gelet op voornoemde beschikking moet worden geoordeeld dat het beslag op de honden is beëindigd, behoeft geen beslissing meer op het beslag te worden genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1: Diefstal door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 40 uren, te vervangen door hechtenis voor
de duur van 20 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht;
- bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
- beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/
voorlopige hechtenis.
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of omdat verdachte na te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften
en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen
bij de naleving van deze voorwaarde;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 26 augustus 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/711655-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uur;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Velden, voorzitter, en mr L.M.G. de Weerd en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 september 2011.
Mr. N. van der Velden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.