parketnummer: 16/600546-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 september 2011
[verdachte]
geboren op [1954] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. G. Tj. de Jong, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- zich omstreeks 10 januari 2011 tot en met 15 januari 2011 te Baarn schuldig heeft gemaakt aan het plegen van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer], van wie hij wist dat zij leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet vast is komen te staan dat verdachte wist dat mevrouw [slachtoffer] verstandelijk gehandicapt was. De raadsman stelt dat verdachte zich achteraf beseft dat hij geen seksuele handelingen met aangeefster had moeten verrichten, maar dat hij deze handelingen achterwege had gelaten als hij op de hoogte was geweest van haar geestelijke gesteldheid.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 15 januari 2011 komt verdachte als vrijwilliger bij de Amerpoort, een stichting voor mensen met een verstandelijke beperking, te Baarn voor zijn eerste afspraak met een verstandelijk en lichamelijk gehandicapte cliënte van de Amerpoort, mevrouw [slachtoffer]. Dat [slachtoffer] verstandelijk beperkt is valt, volgens medewerkers van Amerpoort, duidelijk op te maken uit de manier waarop zij praat en de moeite die zij heeft om zaken in een juist verband te plaatsen. Daarbij houdt ze haar hoofd schuin en komen de woorden moeilijk uit haar mond. Verdachte wist dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking had, In het kennismakingsgesprek met de coördinator vrijwilligerswerk van de Amerpoort is aan verdachte verteld dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking heeft. Tevens heeft verdachte bij de kennismaking een map meegekregen, waarin informatie staat over de bewoners van de Amerpoort. Daarnaast werd door een medewerkster van de afdeling waar [slachtoffer] woont, in een gesprek met verdachte, een duidelijk beeld geschetst over de afdeling en de bewoners met hun verstandelijke beperking. Aan verdachte is verteld dat [slachtoffer] een emotionele leeftijd had van iemand van zeven à acht jaar oud. Verdachte geeft bij de politie aan, dat hij wist dat [slachtoffer] 42 jaar oud was, maar jonger was qua leeftijd. Dat bleek onder andere uit het feit dat zij verlegen en giechelig was.
Verdachte is op 15 januari 2011 met [slachtoffer] naar haar kamer gegaan om wat klusjes te doen. Verdachte heeft in de kamer van [slachtoffer] een planbord opgehangen en heeft even nagepraat. Bij het afscheid hebben verdachte en [slachtoffer] elkaar op de mond gezoend en vervolgens heeft verdachte met [slachtoffer] getongzoend, waarbij verdachte de lippen en de tong van [slachtoffer] voelde. Verdachte heeft aan de borsten van [slachtoffer] gevoeld en in haar linkerborst geknepen terwijl zij tegen elkaar aan stonden. Verdachte heeft - over de kleding van [slachtoffer] - ook in de borsten van [slachtoffer] geknepen en hij is met zijn tong over allebei de wangen van [slachtoffer] gegaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op een tijdstip op 15 januari 2011 te Baarn met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, meer handelingen heeft geleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en die [slachtoffer] op de mond gekust en
- het gezicht van die [slachtoffer] heeft gelikt en
- over de kleren van die [slachtoffer] in de borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen en aangeraakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Met iemand van wie de dader weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie is voorts van mening dat er bijzondere voorwaarden gesteld moeten worden zoals deze geformuleerd staan in het reclasseringsadvies d.d. 29 augustus 2011, te weten een meldingsgebod bij de reclassering en de behandelverplichting door Dr. Witte in het Medisch Centrum Meander te Amersfoort.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is. De raadsman voert daartoe aan dat verdachte niet wist dat [slachtoffer] verstandelijk beperkt was. Tevens voert de raadsman aan dat het initiatief van [slachtoffer] zelf kwam en dat verdachte hier niet op in zou zijn gedaan als hij op de hoogte was geweest van haar verstandelijke niveau.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De ernst van het feit en de omstandigheid waaronder dit is begaan
Verdachte had zich als vrijwilliger aangemeld voor het ‘maatjesproject’ bij Amerpoort, een in Baarn gevestigde instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. In die hoedanigheid kwam hij in aanraking met het slachtoffer, een 42-jarige vrouw met een fysieke en verstandelijke beperking, die functioneerde als een persoon met de leeftijd van een 7 à 8-jarige.
Verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen appartement seksueel misbruikt, in het bijzonder door bij haar seksueel binnen te dringen, door met zijn tong in de mond van het slachtoffer te gaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, kennelijk ter bevrediging van zijn eigen lustbehoeftes, misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke tekortkomingen en daarmee van de weerloosheid van het slachtoffer. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op een ernstige manier geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen langdurig schade kan toebrengen aan de geestelijke gesteldheid van het slachtoffer. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij bij dit alles niet heeft stilgestaan en zijn eigen lustbevrediging voorop heeft gesteld. Het vertrouwen dat het slachtoffer en de werknemers van de instelling in verdachte hebben gesteld, heeft hij op een buitengewoon ernstige wijze beschaamd. De door verdachte gepleegde handelingen roepen in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging op.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit het rapport d.d. 12 augustus 2011, van A.C. Bruijns, psychiater, blijkt dat verdachte al jaren lang lijdt aan stemmingswisselingen, waarbij depressieve episodes worden afgewisseld door periodes van hyperactiviteit. Bij deze persoonlijkheidstrekken dient onder meer gedacht te worden aan een wankel psychisch evenwicht met stemmingswisselingen en psychotische verschijnselen. Dit is bij verdachte (mede) redegevend geweest voor het delictgedrag. In de periode van het feit was de herstelfase deels ingetreden, maar moet er nog wel van een hypomanie zonder psychotische kenmerken worden gesproken. Het is op basis van het onderzoek aannemelijk dat de seksuele ontremming van verdachte bij het tenlastegelegde deels te wijten is aan de hypomanie. Geadviseerd wordt om verdachte ter zake het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Om recidive te voorkomen, wordt geadviseerd dat verdachte in psychiatrische behandeling blijft.
Door S. Schaft, reclasseringswerker, is een Reclasseringsadvies opgesteld d.d. 29 augustus 2011. In dit advies komt naar voren dat verdachte het feit bekent, maar zichzelf niet schuldig acht aan het tenlastegelegde, omdat hij meent dat hij niet uit zichzelf de situatie heeft opgezocht. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Door zijn psychiatrische ziektebeeld is er altijd een geringe kans op herhaling. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als laag gemiddeld ingeschat. Ook wordt aangegeven, dat verdachte, wanneer hij onrecht ervaart of zichzelf tekort gedaan voelt, boos wordt en zichzelf slecht in de hand heeft.
Er wordt geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting worden geadviseerd.
De rechtbank neemt mede de houding van verdachte ter terechtzitting in overweging. Verdachte heeft geen enkel moment tijdens de terechtzitting berouw getoond. Verdachte tracht telkens de schuld buiten zichzelf te zoeken en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden. Verdachte herhaalt tijdens de terechtzitting meermaals dat het initiatief van het feit niet bij hem lag, maar bij [slachtoffer] zelf. De rechtbank is van oordeel dat zelfs als het initiatief van de verstandelijk en lichamelijk beperkte [slachtoffer] afkomstig was geweest, verdachte hier weerstand tegen had moeten bieden. Het is aan verdachte om als vrijwilliger deze grenzen te bewaken. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte een dergelijke bagatelliserende houding aanneemt ten opzichte van een dusdanig kwalijk feit. De houding van verdachte wordt dan ook als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair te vervangen door 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank heeft er voor gekozen om de voorwaardelijke straf te verhogen en de werkstraf te verlagen ten aanzien van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is immers niet overtuigd geraakt dat verdachte doordrongen is van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank acht daarom een flinke stok achter de deur noodzakelijk om de kans op recidive te voorkomen en heeft op grond daarvan aanleiding gezien om een hogere voorwaardelijke straf op te leggen dan geëist door de officier van justitie. Om recht te doen aan de verhouding tussen het feit en de straf, heeft de rechtbank de werkstraf enigszins gematigd.
De rechtbank heeft bij deze straf tevens rekening gehouden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte op het moment van het tenlastegelegde.
Met het oog op het voorkomen van recidive acht de rechtbank het met voornoemde deskundigen noodzakelijk dat verdachte onder psychiatrisch toezicht blijft en zal derhalve overgaan tot het stellen van de geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten een meldingsgebod bij Reclassering Nederland en een behandelverplichting door Dr. Witte, psychiater in het Medisch Centrum Meander te Amersfoort of een andere psychiater in het Medisch Centrum Meander.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 243 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand van wie de dader weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling dat nodig acht. Daartoe moet veroordeelde gehoor geven aan een schriftelijke uitnodiging van Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht;
- dat verdachte zich dient te laten behandelen door Dr. Witte, psychiater in het Medisch Centrum Meander te Amersfoort of een andere psychiater in het Medisch Centrum Meander;
- met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Voorlopige hechtenis
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 september 2011.