ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1965

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.600570-11 en 16.512433-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door meerdere personen in winkel, bewezenverklaring en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, samen met anderen, heeft op 9 juni 2011 goederen gestolen bij de Makro in Nieuwegein. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een personeelslid dat hem op heterdaad betrapte. De getuigenverklaringen en de aangifte van het slachtoffer gaven voldoende bewijs voor de rechtbank om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door met kracht tegen het slachtoffer aan te rennen, geweld heeft gebruikt om zijn vlucht te verzekeren.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de inhoud van een psychologisch rapport, waaruit bleek dat er sprake was van een enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Desondanks vond de rechtbank de ernst van het feit, dat schade toebrengt aan de economie en de getroffen winkeliers, zwaarwegend. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 47 dagen. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16.600570-11 en 16.512433-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 juni 2011 goederen heeft gestolen bij de Makro in Nieuwegein en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 juni 2011 bij de Makro goederen heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt. Zij baseert zich daarbij op de aangifte en diverse getuigenverklaringen in het dossier. De officier van justitie voert aan dat sprake is geweest van een opzettelijk botsen door de verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen met betrekking tot het tenlastegelegde geweld. De raadsman wijst erop dat uit de aangifte en uit de verklaring van getuige Vervat blijkt dat er sprake is geweest van een botsing tussen verdachte en aangever en dat dit niet kan worden gekwalificeerd als door verdachte gebruikt geweld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 9 juni 2011 doet [aangever] aangifte van een diefstal op diezelfde dag in de Makro (Metro Cash & Carry N.L. B.V.) te Nieuwegein. Hij verklaart dat hij van een collega een telefoontje kreeg dat een aantal mensen in de zaak zich verdacht gedroeg ter hoogte van de sigarettenschappen. Deze mensen zouden met een lege tas de winkel zijn binnengekomen en nu met een volle tas door de winkel lopen. [aangever] zag vervolgens in de rij tussen de kassa’s vier mensen, drie mannen en een vrouw, staan met een winkelwagen met daarin een damestas die uitpuilde. [aangever] sprak samen met zijn collega Vervat deze mensen aan in de winkel en vroeg hen of hij in de tas mocht kijken. Toen hem dat geweigerd werd, is hij ter hoogte van de uitgang gaan staan, in een deel van de winkel waar de klanten de kassa gepasseerd zijn. Hij zag dat een van de mannen met de damestas de kassa’s gepasseerd was. [aangever] probeerde deze man staande te houden en vervolgens begon de man te rennen in de richting van de uitgang en botste met zijn schouder of hoofd hard tegen [aangever] aan die recht voor hem stond. [aangever] viel als gevolg daarvan op de grond en liep een gezwollen bovenlip op, een blauwe plek op zijn linkerheup/bil en een schaafwond op zijn linkeronderarm.
De vrouw uit het groepje van vier mensen die in de rij voor de kassa had gestaan heeft verklaard dat zij haar tas in het winkelwagentje had gezet, dat zij met z’n vieren naar de kledingafdeling zijn gelopen en dat één van de drie jongens met wie zij daar was kleding in haar tas had gestopt. Zij verklaart dat zij dit wist omdat de jongens daarover met elkaar aan het praten waren. Zij heeft ook verklaard dat zijzelf twee sloffen sigaretten in haar tas heeft gedaan en later zag dat haar tas uit de winkelwagen was weggenomen. Verdachte heeft bekend dat hij met de tas de winkel is uitgerend. In een bosperceel in de omgeving van de Makro werd de tas teruggevonden. In deze tas werden twee blouses en een poloshirt van het merk McGregor aangetroffen en 16 pakjes sigaretten van het merk Marlboro en 20 pakjes sigaretten van het merk L&M .
Aanvullende bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met een ander of anderen kleding van het merk McGregor en sigaretten heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt. Uit de verklaring van aangever blijkt dat verdachte hard tegen [aangever] is aangerend terwijl deze recht voor verdachte stond. De rechtbank kwalificeert dergelijk gedrag als gebruikmaking van geweld, hetzij om de ontsnapping mogelijk te maken, hetzij om zich van het bezit van de gestolen goederen te verzekeren. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte ervan op de hoogte was dat er gestolen spullen in de tas zaten.
De rechtbank leidt dit af uit het gedrag van verdachte bij en na de kassa, wanneer hij probeert met tas en al de winkel uit te rennen, terwijl [aangever] hem staande wil houden en de weg naar de uitgang verspert. Verdachte verklaart daarover weliswaar dat hij de tas door iemand anders in zijn handen kreeg gedrukt, maar op dit punt vindt zijn verklaring geen steun in het dossier. Getuige Vervat verklaart namelijk dat verdachte de tas uit de winkelwagen pakte en wegliep in de richting van de uitgang. De rechtbank verwerpt het door verdachte geschetste scenario dan ook als ongeloofwaardig.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 09 juni 2011 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 36 pakjes sigaretten (merk Marlboro/ L&M) en 2 blousen (merk McGregor) en een poloshirt (merk McGregor), toebehorende aan Metro Cash & Carry Nl Bv en/of Makro, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte
-in de richting van die [aangever] rende en vervolgens
-in volle vaart en met kracht met zijn schouder / hoofd tegen die [aangever] aanbotste of aanrende.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezig van het gestolene te verzekeren.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
5.2.1 Het standpunt van de raadsman
De raadsman voert aan dat verdachte als gevolg van zijn zwakbegaafdheid naïef en beïnvloedbaar is en dat zijn medeverdachten daarvan misbruik hebben gemaakt. Volgens de raadsman heeft verdachte de tas voorbij de kassa gebracht, zonder dat hij wist dat er gestolen goederen in deze tas zaten. In de panieksituatie die bij verdachte ontstond heeft hij aangever omvergelopen. Op grond daarvan concludeert de raadsman dat afwezigheid van alle schuld dient te worden uitgesproken.
5.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat verdachte ondanks zijn zwakbegaafdheid heel goed weet wat er wel en niet is toegestaan en dat er dan ook geen sprake is van afwezigheid van alle schuld.
5.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt uit het onder 4.3 overwogene volgt dat verdachte zelf de tas met gestolen goederen uit de winkelwagen heeft gepakt. Hieruit blijkt niet dat sprake is geweest van beïnvloeding van verdachte. De rechtbank overweegt voorts dat de persoonsrapportage die omtrent verdachte is opgemaakt weliswaar blijk geeft van een enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid bij verdachte, maar dat niet gebleken is van een zwakzinnigheid of beïnvloedbaarheid van verdachte in de mate die de raadsman heeft gesteld.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 77 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert een proeftijd van 2 jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringscontact en een ambulante behandeling bij Altrecht/De Wier.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair verzoekt de raadsman om verdachte slechts te veroordelen tot elektronisch huisarrest voor de duur van maximaal een maand. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om verdachte een werkstraf op te leggen, zodat hij met zijn opleiding en stage kan starten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft –samen met een ander of anderen- zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Het spreekt voor zich dat dergelijke feiten schade toebrengen aan de economie en dat de getroffen winkeliers veel ergernis en ongemak hiervan ondervinden. Daar komt nog bij dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen een personeelslid, die hem op heterdaad betrapte en wilde aanhouden. Verdachte is zo hard tegen dit personeelslid aangerend dat deze op de grond viel en als gevolg van de botsing dan wel van de val, een zwelling, een blauwe plek en schaafwond opliep. De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor dit letsel en rekent dit mee als strafverzwarende factor.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden de jeugdige leeftijd van de verdachte en met de inhoud van het rapport van psycholoog drs. E.P. de Witt d.d. 30 augustus 2011 waaruit blijkt dat sprake is geweest van een enigszins verminderde mate van ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft bovendien rekening gehouden met de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 19 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte slechts één keer eerder is veroordeeld voor een dergelijk strafbaar feit. De rechtbank overweegt dat zij hierin nog geen aanleiding ziet om een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen. Met het opleggen van genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 40 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 5 januari 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2 Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair verzocht om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen voor de duur van een jaar.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezig van het gestolene te verzekeren;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 47 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een telefoon van het merk Blackberry;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 5 juli 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16.512433-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorst) bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag dat dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 september 2011.