ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1898

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600912-10.
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op supermarkt met geweld en meerdere inbraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewapende overval op de Super de Boer in Zeist op 27 augustus 2010, waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het plegen van de overval, waarbij hij samen met een medeverdachte het personeel bedreigde met een stroomstootwapen en een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, overtuigend kon worden gelinkt aan de overval door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1.899,36 vorderde. De rechtbank oordeelde dat de vordering voldoende aannemelijk was gemaakt en wees deze toe. De uitspraak benadrukt de ernst van gewapende overvallen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf voor dergelijke misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600912-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgevonden op 5 september 2011. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een supermarkt te Zeist. Voorts wordt verdachte verdacht van een woninginbraak, een bedrijfsinbraak en een inbraak in een auto.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en heeft vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0920 2010208618-1, tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Het bewijs ten aanzien van feit 1:
Situatie overval
Op 28 augustus 2010 heeft aangever [aangever 1] aangifte gedaan van een overval in de Super de Boer te Zeist, gepleegd op 27 augustus 2010. Hij heeft verklaard dat hij op zaterdag 28 augustus 2010 de kas heeft opgemaakt en hieruit bleek dat er in de kas een bedrag van € 16.270,00 had moeten zitten. Dit was ook het bedrag dat hij in de winkel en buiten de winkel had opgeraapt.
De afdelingschef van de Super de Boer te Zeist, [slachtoffer 1], heeft bij de politie verklaard dat hij op 27 augustus 2010 om 11.00 uur was begonnen met werken. Tegen sluitingstijd, 21.00 uur, waren er nog tien man personeel in de winkel aanwezig.
Nadat de winkel was gesloten heeft hij samen met een caissière de dagopbrengst in de kluis gelegd. De kluis staat in het kantoor van de zaak. Op het moment dat [slachtoffer 1] vanuit het kantoor naar de balie liep, hoorde hij geschreeuw. Hij zag iemand met een zwarte jas en iets donkers voor zijn gezicht op het personeel bij de balie aflopen. Hij hoorde geknetter, het geluid herkende hij van een soort stroomwapen. Hij is het kantoor waar hij uit kwam weer binnen gegaan en heeft toen gebeld naar 112 en gemeld dat ze overvallen werden. Op het moment dat hij de centralist aan de lijn had, hoorde hij dat de deur werd ingetrapt. [slachtoffer 1] is toen onder de tafel in het kantoor gekropen in de hoop dat ze hem niet zouden vinden. De dader kwam het kantoor binnen en deed het licht aan. De dader pakte de telefoon uit de handen van [slachtoffer 1] en gaf vervolgens [slachtoffer 1] een harde schop in zijn gezicht. Hij voelde direct een hevige pijn en ging direct bloeden uit zijn neus en mond.
Op het moment dat de dader [slachtoffer 1] schopte hoorde hij dat er werd geschreeuwd “geld, geld”. [slachtoffer 1] is onder het bureau vandaan gekropen en is samen met de dader naar de kluis gelopen. Tijdens het lopen kreeg hij een harde klap op zijn achterhoofd met een soort zaklamp. [slachtoffer 1] heeft de kluis opengemaakt en moest toen van de dader in het naastgelegen kantoor op de grond gaan liggen.
Als signalement van de dader die hem geslagen en schopt heeft, gaf [slachtoffer 1] het volgende op :
- een negroïde jongen;
- met een soort rasta haar;
- ongeveer 1.80 a 1.85 meter;
- sprake goed Nederlands;
- donkerkleurige bivakmuts;
- donkere kleding;
- normaal postuur.
[slachtoffer 2], werkzaam als afdelingsmanager bij Super de Boer, heeft bij de politie verklaard dat hij op 27 augustus 2010 omstreeks 21.00 uur de ingang van de winkel is gaan afsluiten. Vervolgens is hij naar het magazijn gelopen om zijn vest op te halen. Daar zag hij twee gemaskerde mannen. [slachtoffer 2] dacht dat het een grap was en heeft de man met het wapen weggeduwd. Daarna kwam de man met de taser op hem afgelopen. Even later voelde hij dat de man met de taser dat wapen tegen zijn lichaam drukte. Hij voelde dat de taser in zijn nek-links drukte. Hij voelde wel iets en schrok daarvan.
Beide overvallers riepen steeds “Waar is het geld? Waar is het geld?” De overvaller met de taser liep naar het kantoortje en trapte daar tegen de deur aan. De overvaller met het pistool vroeg weer aan hem waar het geld was. [slachtoffer 2] antwoordde dat hij dat niet wist. Op dat moment werd hij met het pistool tegen zijn hoofd geslagen en werd hij geraakt op zijn hoofd achter zijn linkeroor. Hierdoor voelde hij pijn.
In de Marokkaanse taal heeft [slachtoffer 2] toen gevraagd aan de overvaller om op te houden. Hij merkte aan de blik in de ogen van de overvaller dat hij rustiger werd, mogelijk vanwege het feit dat hij Marokkaans sprak.
De overvaller met de taser kwam uit het kantoortje gerend en had twee of drie kassaladers onder zijn rechterarm. Beide overvallers zijn via de klapdeuren van het magazijn de winkel uitgelopen. Bij de achterdeur zag hij dat er één overvaller door een politieagent werd vastgehouden.
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij op de dag van de overval werkzaam was als vakkenvuller bij Super de Boer in Zeist en dat hij heeft gezien dat één van de overvallers een stroomstootwapen tegen het hoofd van [slachtoffer 2] hield en dat er blauwe vonken van dit wapen afkwamen. De andere overvaller hield een pistool vast. Hij zag dat de overvaller met het pistool, het kantoor binnenging. Het personeel werd bewaakt door de Marokkaanse overvaller. Hij hoorde dat die overvaller zei: “Als iemand de politie belt, dan krijgt iemand een kogel door zijn kop”.
De overige personeelsleden hebben bij de politie verklaard dat zij twee daders hebben gezien ten tijde van de overval, waarvan één een pistool had en de ander een taser.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard op 28 augustus 2010 :
“Ik ga niet vertellen met wie ik was. Ik wil niets over die gast zeggen, ik ga geen namen noemen. Ik wil jullie wel de waarheid vertellen. Ik ben naar binnen gelopen en ik heb iemand gepakt. Ik had een pistool bij mij. Ik had een 9 mm vuurwapen bij mij. Ik heb diegene rustig behandeld. Toen ik de deur open deed wist ik: “het is foute boel”. Ik kreeg toen gelijk spijt. Ik kwam een man met bloed bij zijn oren tegen. Dit bloed bij zijn oor kwam door stroomstootwapens. Ik bleef gewoon staan. Ik bleef bij de mensen, ik heb hen gerust gesteld. Ik had een bivakmuts op mijn hoofd. Ik ben naar binnen gegaan, omdat ik eerst iets doe en daarna pas na ga denken. Ik ben degene die het wapen heeft vastgehouden.”
Bevindingen door politie
Op het moment dat de politie arriveerde bij Super de Boer in Zeist, waren de overvallers nog in de winkel aanwezig.
Verbalisant [verbalisant 1] nam plaats bij de achterdeur, de leveranciersingang. Op enig moment kwam er een persoon met een donkere muts over zijn hoofd naar buiten. De man had iets in zijn handen, maar [verbalisant 1] kon niet zien wat dat was. Hij riep tegen de man: “Politie. Staan blijven!” en richtte hierbij zijn wapen op de man. De man hield even in, maar rende vervolgens in de richting van het Vrijheidsplein. Op dat moment heeft [verbalisant 1] een gericht schot op de benen van de man gelost. Op dat moment zag hij dat zijn collega [verbalisant 2] ook een schot loste en achter de man aanrende. Op dat zelfde moment ging de leveranciersdeur weer open en kwam er een tweede man uit het pand. Deze man was donker gekleed en had een donkere bivakmuts over zijn hoofd. [verbalisant 1] hoorde dat er in de verte werd geschoten. Hij riep tegen man 2: “Politie, handen omhoog, staan blijven”. Hij zag dat de man op de grond op zijn buik ging liggen. De man trok de bivakmuts van zijn hoofd. [verbalisant 1] zag dat de man een licht getinte huidskleur had en vermoedelijk van Noord Afrikaanse afkomst was.
In de nabijheid van man 2 zag [verbalisant 1] circa 20 biljetten van € 10,- liggen. Deze lagen vóór man 2 op de grond. Bij deze biljetten zag hij een donker voorwerp, gelijkend op een tas. [verbalisant 1] wist zeker dat man 2 niet de tas en de geldbiljetten heeft laten vallen. Dit moet, volgens [verbalisant 1], man 1 zijn geweest.
Verbalisant [verbalisant 2] had aan de achterzijde van de Super de Boer positie ingenomen. Hij zag dat de roldeur aan de achterzijde van binnen uit werd geopend. Hij zag een overvaller naar buiten komen. Deze had in zijn linkerhand een tas. Verder had deze overvaller een bivakmuts op. Deze overvaller hield in zijn rechterhand een donkerkleurig voorwerp vast. De man droeg donkere bovenkleding en een lichtkleurige broek. [verbalisant 2] richtte zijn wapen op de man en riep: “Politie, je bent aangehouden”. Hij zag dat de man een moment inhield en vervolgens een voorwaartse beweging maakte in de richting van de parkeerplaats naar Super de Boer. Hij zag dat de man bleef doorlopen en hij heeft een schot gevuurd, gericht op de benen van de man. [verbalisant 2] is achter de man aangerend en heeft nog enkele schoten afgevuurd, gericht op de benen van de man. Hij zag dat de man richting de flats van de Verzetslaan rende en is hier achteraan gerend. Op het moment dat hij aan de achterzijde van de flats kwam, was hij de man kwijt.
Ook verbalisant [verbalisant 3] is achter de man aangerend en heeft hierbij schoten gelost, gericht op de man. Hij is de man tussen de flatwoningen kwijtgeraakt.
Onderzoek telefoongegevens
Uit onderzoek van de printgegevens is gebleken dat het telefoonnummer, in gebruik bij [medeverdachte], zijnde [telefoonnummer], in de periode gelegen tussen 17 augustus 2010 en 27 augustus 2010 in totaal 70 keer contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] , waarvan 7 keer op 27 augustus 2010, zijnde de dag van de overval.
Na onderzoek van de telefoon van verdachte [verdachte] bleken deze gesprekken niet meer terug te vinden. Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat alleen hijzelf en soms zijn vriendin zijn mobiel gebruiken, en verder niemand .
Nadat verdachte [verdachte] is geconfronteerd met het aantal contacten en met het feit dat deze gesprekken niet meer in zijn telefoon zijn terug te vinden, kan hij hiervoor geen verklaring geven. Ook medeverdachte [medeverdachte] geeft geen verklaring voor de contacten tussen hem en [verdachte]. Ze ontkennen elkaar te kennen.
De rechtbank vindt de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] dat zij elkaar niet zouden kennen ongeloofwaardig. Niet alleen vanwege bovenstaande feiten en omstandigheden, maar ook op basis van de inhoud van een telefoongesprek tussen medeverdachte [medeverdachte] en de vriendin van verdachte [verdachte], [A]. Op 3 oktober 2010 heeft [medeverdachte] uit Eikenstein naar [A] gebeld en zegt hij dat hij de jongen is die met haar vriend en een andere jongen in de auto zat. Hij zegt ook dat zijn spullen nog bij haar in de auto liggen. Hij noemt haar vriend [naam]. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte] zich door zijn vrienden “[verdachte]” laat noemen.
Voorts heeft verdachte [verdachte] verklaard op 27 augustus 2010 niet in Zeist te zijn geweest. Uit de zendmastgegevens is gebleken dat het toestel van [verdachte] zich op 27 augustus 2010 te Zeist bevond.
Alibi
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op vrijdag 27 augustus 2010 gewoon thuis was. Hij was een paar dagen ziek thuis. Hij zou met zijn dochter bij zijn ex-vriendin op bezoek zijn geweest. Zijn vriendin [A] bevestigt dit.
Deze verklaring van verdachte [verdachte] blijkt niet te kloppen, gelet op de verklaring van zijn ex-vriendin [B]. Zij heeft bij de politie namelijk verklaard dat haar dochter in het weekend van vrijdag 27 augustus tot maandag 30 augustus 2010 bij haar thuis was. Haar moeder was vrijdag 27 augustus 2010 jarig en zij was, samen met haar dochter, bij haar moeder.
De rechtbank acht op basis van de zendmastgegevens en de verklaring van [B], welke haaks staat op de verklaring van verdachte, de verklaring van verdachte dat hij op 27 augustus 2010 thuis zijn zijn geweest, ongeloofwaardig.
Verbandmiddelen
Toen verdachte [verdachte] werd gearresteerd op 13 september 2010 constateerde politieman [verbalisant 4] dat verdachte op de achterzijde van zijn linker bovenbeen een verwonding had. Verdachte geeft als verklaring voor deze verwonding dat er een vloeibare “slak” tijdens het snijbranden op zijn been is gevallen. Hij zat op zijn hurken. Het gloeiende metaal kwam door zijn overall op zijn been terecht. Hij werkte op een zondag. Hij weet de datum niet meer. Zijn vriendin [A] verklaart dat hij door de weeks werkt en dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat het op het werk op een woensdag of donderdag was gebeurd.
Tijdens de doorzoeking van zijn woning werd door verbalisant [verbalisant 5] onder het tweepersoonsbed in de slaapkamer een plastic zak aangetroffen waarin verbandmiddelen aanwezig waren. Tevens zat er bij deze verbandmiddelen een betaalbon met de datum 28 augustus 2010. Verdachte [verdachte] verklaart over deze verbandmiddelen dat zijn vriendin de keer dat hij zijn been had verbrand door de “slak” een pleister op de wond had gedaan. Omdat ze geen pleisters meer in huis hadden, heeft zijn vriendin die gehaald. Op de vraag hoe dit kan omdat die pas op 28 augustus 2010 zijn gekocht, geeft verdachte geen antwoord. Zijn vriendin verklaart dat ze de verbandmiddelen heeft gekocht om een duim van verdachte met een gaasje en betadine te behandelen en om sowieso verbandmiddelen in huis te hebben. Ze heeft ook een pleister op een wondje op zijn been gedaan. Op de vraag hoe het kan dat verdachte dat wondje in die week zou hebben opgelopen terwijl hij een paar dagen ziek was volgens zijn werkgever en verdachte zelf , zegt ze dat niet te weten. Misschien klust hij bij.
Forensisch bewijs
De politie heeft op een vijftal locaties voorwerpen aangetroffen, in beslag genomen en bemonsterd op sporen. Het betreft:
1. een locatie in de supermarkt (onder meer een Lidltas op de vloer in de kluisruimte)
2. een locatie net buiten de supermarkt (onder meer een zwarte sporttas - met daarin geld, geldcassettes en een geldlade -, een zwarte bivakmuts, twee zwarte petjes, een rastapruik, een stroomstootwapen (zat in de sporttas)) ;
3. een locatie een stuk van de supermarkt vandaan in de bosjes tussen kruising Sumatralaan en Jacobhuislaan, welke locatie is gelegen tussen de supermarkt en de plaats waar een getuige na de overval iemand over de schutting zag klimmen (joggingbroek) ;
4. de woning van verdachte (onder meer spijkerbroek in de wasmand) ; en
5. de woning van de medeverdachte [medeverdachte].
De sporen van de genoemde voorwerpen zijn veiliggesteld en op het dactyspoor van de Lidltas na alle door het NFI onderzocht. Verder bleek verdachte letsel aan zijn been te hebben. Ook dit is onderzocht door het NFI. De bevindingen van politie en het NFI die de rechtbank relevant vindt, zijn de volgende.
- dactyspoor Lidltas; het aanvullend rapport van de politie zegt hierover: “het spoor voldoet niet aan de normen voor identificatie. Het spoor is kwalitatief onvoldoende en er is een gebrekkige samenhang in de constellatie van punten. Tevens worden de karakteristieke waarde van de punten van overeenkomst beoordeeld als matig.” Het rapport gaat verder: “Tussen het spoor en de vergelijkingsafdruk werden geen principiële verschillen aangetroffen in classificatiegegevens of afwijkingen in de constellatie van punten zodanig dat de genoemde [verdachte] als mogelijke donor kan worden uitgesloten”. Verdachtes vriendin [A] verklaart dat zij onder meer de boodschappen doet bij Lidl en de boodschappentassen van de supermarkt thuis opspaart.
- een zwarte sporttas; van het celmateriaal in twee bemonsteringen van de handgreep van dit wapen werd een autosomaal DNA-mengprofiel verkregen dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] en minimaal twee andere personen terwijl de statistische berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van het DNA-profiel niet mogelijk is
- een zwarte pet (…37NL); van het celmateriaal in de bemonstering van deze pet werd een autosomaal DNA-mengprofiel verkregen dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] en [medeverdachte] en minimaal één andere persoon, terwijl de statistische berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van het DNA-profiel niet mogelijk is ;
- een zwarte pet (…38NL; van het celmateriaal in de bemonstering van deze pet werd een autosomaal DNA-mengprofiel verkregen dat afkomstig kan zijn van de verdachte [medeverdachte] en minimaal twee andere personen, terwijl de statistische berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van het DNA-profiel niet mogelijk is
- een zwarte bivakmuts gevonden net buiten de supermarkt; van 2 sporen kan het onderzochte celmateriaal afkomstig zijn van de verdachte [medeverdachte], terwijl de berekende frequentie van het autosomaal DNA-profiel kleiner is dan 1 op 1 miljard
- een rastapruik ; van 1 spoor kan het onderzochte celmateriaal afkomstig zijn van de verdachte [verdachte] en minimaal twee andere personen (niet [medeverdachte]), terwijl de statistische berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van het autosomaal DNA-profiel niet mogelijk is ;
het celmateriaal in twee van de op de pruik aangetroffen haren kan op grond van vergelijkend mtDNA-onderzoek afkomstig zijn van de verdachte [verdachte]; die profielen matchen niet met de mtDNA-profielen van de medeverdachte [medeverdachte]; de beide mtDNA-profielen matchen wel met elkaar en met de 5 mtDNA-profielen van de haarsporen van de joggingbroek; Bij de vergelijking van het gevonden mtDNA-profiel met de profielen uit de EMPOP-databank van de internationale forensische werkgroep die zich bezighoudt met mtDNA-onderzoek , blijkt dat dit mtDNA-profiel één keer voorkomt. Ter zitting verklaart de deskundige Kloosterman – zakelijk weergegeven - dat dit staat voor een relatief grote bewijswaarde maar dat dit op zichzelf niet voldoende is om vast te stellen dat dit celmateriaal daadwerkelijk van verdachte is..
- een stroomstootwapen; van het celmateriaal in de bemonstering van de handgreep van dit wapen werd een autosomaal DNA-mengprofiel verkregen dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] en minimaal één andere persoon terwijl de statistische berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van het DNA-profiel niet mogelijk is ; de politie verklaart dat als de beide gevonden delen van het stroomstootwapen aan elkaar worden gezet, het wapen lijkt op een zaklantaarn
- letsel verdachte: door de forensisch arts is aangegeven dat drie huiddefecten qua fase van wondgenezing mogelijk kunnen zijn veroorzaakt op of omstreeks de datum van het genoemde schietincident. Het betreft twee oppervlakkige huidbeschadigingen aan de binnen/voorzijde van het rechter been en een ovaalvormig huiddefect aan de binnen/ achterzijde van het linker bovenbeen. Verder schrijft de deskundige dat “evenmin kan worden uitgesloten dat er letsels zijn veroorzaakt door een schietincident indien er sprake was van schampschotletsel(s) of van een situatie na verlies cq verwijdering van een of meer projectielen of delen ervan. Bovendien is het niet geheel uit te sluiten dat een doorschot heeft plaatsgevonden waarbij een in- en uitschotwond inmiddels zodanig genezen is dat deze aan waarneming met het blote oog is onttrokken
- een spijkerbroek (…61NL); van de sporen afkomstig van deze broek kan het onderzochte celmateriaal afkomstig zijn van de verdachte [verdachte], terwijl de berekende frequentie van het autosomaal DNA-profiel kleiner is dan 1 op 1 miljard ; op de spijkerbroek zijn twee vezels aangetroffen. De resultaten van het onderzoek zijn iets waarschijnlijker als de witte joggingbroek in contact is geweest met de spijkerbroek (…61NL) dan wanneer dergelijk onderzoek niet heeft plaatsgehad ;
- een witte joggingbroek met een mogelijke inschotbeschadiging;
het celmateriaal in vijf van de op de joggingbroek aangetroffen haren kan op grond van vergelijkend mtDNA-onderzoek afkomstig zijn van de verdachte [verdachte]; die profielen matchen niet met de mtDNA-profielen van de medeverdachte [medeverdachte]; de vijf mtDNA-profielen matchen wel met elkaar en met de 2 mtDNA-profielen van de haarsporen van de pruik; bij de vergelijking van het gevonden mtDNA-profiel met de profielen uit de EMPOP-databank van de internationale forensische werkgroep die zich bezighoudt met mtDNA-onderzoek, blijkt dat dit mtDNA-profiel één keer voorkomt. Ter zitting verklaart de deskundige Kloosterman – zakelijk weergegeven - dat dit staat voor een relatief grote bewijswaarde maar dat dit op zichzelf niet voldoende is om vast te stellen dat deze haren daadwerkelijk van verdachte zijn.
- de deskundige van het NFI trekt aan de hand van een combinatie van bevindingen over het letsel, de spijkerbroek en de joggingbroek de volgende drie hypothesen.
o Ten eerste: “De bevindingen in de forensische onderzoeken (…) zijn naar mijn mening waarschijnlijker als hypothese A1 (de joggingbroek en het letsel / de huiddefecten op de benen van verdachte zijn gerelateerd aan het schietproces) juist is dan wanneer hypothese A2 (de joggingbroek en het letsel / de huiddefecten op de benen van verdachte zijn niet gerelateerd aan het schietproces) juist is”.
o Ten tweede: “Ten aanzien van spijkerbroek (…61NL) zijn de bevindingen van de forensische onderzoeken (…) naar mijn mening iets waarschijnlijker als hypothese B1 (de spijkerbroek en het letsel / de huiddefecten op de benen van verdachte zijn gerelateerd aan het schietproces) juist is dan wanneer hypothese B2 (de spijkerbroek en het letsel / de huiddefecten op de benen van verdachte zijn niet gerelateerd aan het schietproces) juist is”.
o Ten derde: “Ten aanzien van de joggingbroek en de spijkerbroek (…61NL) zijn de bevindingen van de forensische onderzoeken (…) naar mijn mening iets waarschijnlijker als hypothese C1 (de joggingbroek en de spijkerbroek zijn gerelateerd aan het schietproces) juist is dan wanneer hypothese C2 (de joggingbroek en de spijkerbroek zijn niet gerelateerd aan het schietproces) juist is.”
- de deskundige De Blaeij heeft – zakelijk weergegeven - op de zitting van 12 april 2011 verklaard dat de wetenschappelijke bewijswaarde op grond van autosomaal DNA-onderzoek van de biologische sporen van materiaal dat van [verdachte] afkomstig kan zijn, elk voor zich niet te berekenen valt, maar dat de bewijswaarde van die sporen in samenhang bezien - nu die op verschillende voorwerpen te vinden zijn - uitgedrukt kan worden met de categorie waarschijnlijk.
- de deskundige Kloosterman heeft op de zitting van 5 september 2011 verklaard dat de wetenschappelijke bewijswaarde van het mitochondriaal DNA-onderzoek op de haren die van de verdachte [verdachte] afkomstig kunnen zijn niet in een getal uit te drukken zijn, maar in dit geval wel een bewijswaarde hebben in de hogere waarschijnlijkheidscategorieën, zij het niet de hoogste.
De rechtbank oordeelt op grond van al het voorgaande, in haar onderlinge samenhang en verband bezien dat verdachte de man is geweest die onder meer met een rastapruik op en een stroomstootwapen in zijn hand, en gekleed in onder meer een lichte joggingbroek die over een spijkerbroek werd gedragen, op 27 augustus 2010 tezamen met [medeverdachte] de Super de Boer te Zeist heeft overvallen, en vervolgens tijdens zijn vlucht door in ieder geval een politiekogel is geraakt. Aldus is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Op 22 april 2008 heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan bij de politie. Door [benadeelde 1] is verklaard dat hij op 14 april 2008 in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] in bed lag en dat hij omstreeks 00.20 uur plotseling meerdere harde knallen hoorde. Vanaf het balkon ziet hij nog net één persoon door het raam van de keukendeur klimmen. Beneden ziet hij nog net een man van ongeveer 1.75m met een zwarte jas door de haag heen glippen. Uit de keuken blijken 2 laptops te zijn weggenomen. De ruit van de keukendeur is ingegooid met een betontegel van 30 bij 30 centimeter. Van zijn vrouw hoort [benadeelde 1] dat er nog een tweede persoon bij was, omdat zij deze bij de omheining heeft zien staan wachten.
Bij het inklimraam is op glasscherven bloed aangetroffen en veiliggesteld. Op één van de stenen in het terras is bloed aangetroffen en veiliggesteld. Bij één van de struiken, waar de dader(s) langs moesten bij hun vertrek, werd op een blaadje bloed aangetroffen. Dit is veiliggesteld.
Het DNA in het sporenmateriaal is onderzocht door het NFI. Hieruit is gebleken dat het DNA van het bloed op de glasscherf van [verdachte] kan zijn. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in het sporenmateriaal, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel, is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte ontkent en geeft evenmin een verklaring voor het aantreffen van DNA-materiaal dat met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid van hem afkomstig is.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
[aangever 2] heeft op 19 mei 2008 aangifte gedaan bij de politie. Door [aangever 2] is verklaard dat hij op 14 mei 2008 een telefoontje heeft gekregen met de mededeling dat er was ingebroken in het pand van Zorgverzekeraars Nederland aan de Sparrenheuvel te Zeist. De volgende dag ziet hij een met een parkeerpaaltje ingeslagen raam. Uit het pand zijn weggenomen een computer en een beeldscherm.
Op de vensterbank is een bloedspoor aangetroffen.
Het DNA in het sporenmateriaal is onderzocht door het NFI. Hieruit is gebleken dat het DNA van het bloed op de glasscherf van [verdachte] kan zijn. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in het sporenmateriaal, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel, is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte ontkent en geeft evenmin een verklaring voor het aantreffen van DNA-materiaal dat met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid van hem afkomstig is.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
Door [benadeelde 2] is aangifte gedaan bij de politie op 21 oktober 2009. Door [benadeelde 2] is verklaard dat hij op 17 oktober 2009 zijn Volvo V70, kleur blauw heeft geparkeerd bij hotel Kerkebosch aan de Arnhemse Bovenweg te Zeist. Toen hij bij de auto terugkwam zag hij dat daarin was ingebroken en dat de rechterzijruit en de linkerachterruit waren vernield. Een jas, een agenda en een TomTom waren uit de auto weggenomen.
Op de bijrijderstoel zaten bloedvlekken. Deze sporen zijn veiliggesteld.
Het DNA in het sporenmateriaal is onderzocht door het NFI. Hieruit is gebleken dat het DNA van het bloed op de glasscherf van [verdachte] kan zijn. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in het sporenmateriaal, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel, is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte ontkent en geeft evenmin een verklaring voor het aantreffen van DNA-materiaal dat met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid van hem afkomstig is.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 27 augustus 2010 te Zeist, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag van 16.270 euro, toebehorende aan supermarkt Super de Boer, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of overige ter plaatse aanwezige
personeelsleden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij verdachte en/of zijn mededader
- voornoemde supermarkt zijn binnengedrongen/binnengegaan en vervolgens
- die [slachtoffer 2] meermalen met een stroomstootwapen in de nek elektrische schokken heeft toegediend en vervolgens
- die [slachtoffer 1] terwijl deze op de grond zat in het gezicht heeft
geschopt en met een hard voorwerp op het achterhoofd heeft geslagen en
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of overige personeelsleden heeft/hebben
geroepen: "Als iemand de politie belt, dan krijgt iemand een kogel door zijn
hoofd";
2.
op 14 april 2008 te Zeist, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen meer laptops, toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij
verdachte en / of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van braak op een ruit van een keukendeur van die woning;
3.
op 14 mei 2008 te Zeist, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een
bedrijfspand (gelegen aan de Sparrenheuvel nr. 16) heeft weggenomen
een computer en een beeldscherm, toebehorende aan Zorgverzekeraars Nederland, verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een ruit van voornoemd pand en inklimming;
4.
op 17 oktober 2009 te Zeist, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto
(Volvo, type V70, kleur blauw) (geparkeerd staande aan de Arnhemse Bovenweg
aldaar) heeft weggenomen een navigatiesysteem en een jas en een agenda,
toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op meer portierruiten van die auto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door dr. A. van der Donk, gz-psycholoog, die op 22 november 2010 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat uit het onderzoek geen aanwijzingen zijn gekomen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Wel is er sprake van een aantal antisociale kenmerken die een zodanig vaste vorm aangenomen hebben dat gesproken kan worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Geschat wordt dat de cognitieve mogelijkheden van verdachte op een beneden gemiddeld niveau liggen. Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat er sprake is van een weinig evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling.
Ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten waren deze tekorten bij verdachte aanwezig. Omdat met verdachte niet is gesproken over het aan hem tenlastegelegde, heeft de deskundige Van der Donk geen conclusie kunnen trekken met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid.
Verdachte is strafbaar, nu de rechtbank mede gezien het voorgaande niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair bepleit, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht een op te leggen gevangenisstraf ruimschoots heeft overschreden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de na te noemen rapporten is gebleken.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 23 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Voor wat betreft de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan overweegt de rechtbank dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt.
Bij de gewapende overval is het aanwezige personeel – voornamelijk jongeren – ernstig bedreigd met een vuurwapen en een stroomstootwapen, waarbij enkele personen daadwerkelijk stroomstoten zijn toegediend. Een aantal personeelsleden zijn daarbij ook –
soms fors – mishandeld en hebben daarbij letsel opgelopen. Voor de slachtoffers moet de overval een bijzonder traumatische gebeurtenis zijn geweest, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Hierin wordt benadrukt wat een enorme uitwerking de overval op hem heeft gehad en hoe zijn leven hierdoor nog immer negatief wordt beïnvloed. Dit bewezen verklaarde feit roept daarnaast algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij op, in het bijzonder bij winkelpersoneel, dat via de media op de hoogte raakt van dit soort feiten.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij dit feit samen met een minderjarige heeft gepleegd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, een bedrijfsinbraak en een inbraak in een auto. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woningen als bij de buurtbewoners. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Gelet op de bijzondere ernst en het aantal van de door verdachte gepleegde feiten acht de rechtbank oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf onontkoombaar.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in het licht van de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte passend en geboden is en zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.899,36 voor feit 1. De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, aangevoerd de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5.1 genoemde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.899,36, waarvan € 49,36 ter zake van materiële schade en € 1.850,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 1.899,36 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. A. Kuijer en mr. I.P.H.M. Severeijns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 september 2011.