ECLI:NL:RBUTR:2011:BS8684

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604031-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 29 maart 2010 een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte, waarbij een laptop werd aangetroffen die 107 kinderpornografische videobestanden en één kinderpornografische afbeelding bevatte. De verdachte heeft bekend dat hij deze bestanden op zijn laptop had opgeslagen en dat hij niet kon stoppen met het kijken naar kinderporno. De rechtbank concludeert dat de verdachte van het bezit van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt, wat leidt tot een veroordeling.

De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, waarbij het bezit van kinderporno als buitengewoon verwerpelijk wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische schade die slachtoffers van kindermisbruik kunnen oplopen. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, maar de rechtbank heeft wel strafverzwarende factoren in aanmerking genomen, zoals de extreme aard van de videobestanden die in zijn bezit waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag, om de verdachte te helpen bij het voorkomen van recidive. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de zaak en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604031-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. G.W.B. Meijer advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1 kinderpornografische afbeelding en 107 kinderpornografische filmpjes in zijn bezit heeft gehad en verdachte van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het in bezit hebben van de 107 kinderpornografische films vanaf 26 mei 2009 (de datum van aanschaf van de laptop waarop de kinderporno is aangetroffen). Ten aanzien van de afbeelding heeft de verdediging vrijspraak bepleit omdat de afbeelding niet kinderpornografisch zou zijn.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 26 mei 2009 tot en met 29 maart 2010 107 kinderpornografische videobestanden en één kinderpornografische afbeelding in zijn bezit heeft gehad en dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 29 maart 2010 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats].
Tijdens voornoemde doorzoeking is in de woning onder andere een laptop van het merk Sony aangetroffen en in beslag genomen. Verdachte heeft de laptop op 26 mei 2009 aangeschaft.
Op de harddisk Hitachi van de Sony laptop zijn 107 kinderpornografische videobestanden en 1 kinderpornografische afbeelding aangetroffen, waaronder de 10 videobestanden en de afbeelding die vermeld zijn in de tenlastelegging. Vastgesteld is dat bovengenoemde files tussen 24 juli 2009 en 28 maart 2010 op de digitale gegevensdrager zijn geplaatst.
Bovengenoemde 10 videobestanden en de afbeelding zijn door gecertificeerde zedenrechercheurs beschreven. Op grond van de beschrijving door de zedenrechercheurs en de eigen waarneming van de rechtbank komt de rechtbank tot het oordeel dat zowel de videobestanden als de afbeelding een kinderpornografisch karakter hebben, zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Verdachte heeft het bezit van de kinderpornografische videobestanden en de kinderpornografische afbeelding bekend. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zelf niet kon stoppen met het kijken naar kinderporno.
Op grond van bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte van het bezit van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de laptop aangetroffen afbeelding geen kinderpornografische afbeelding is.
De rechtbank verwerpt dit verweer en baseert zich daarbij op de beschrijving van de afbeelding door de gecertificeerde zedenrechercheurs en haar eigen waarneming.
Op de afbeelding is te zien dat een jongen van naar schatting tussen de negen en tien jaar oud naakt poseert en in de camera kijkt. Door de manier waarop de naakte jongen in beeld is gebracht en waardoor zijn ontblote geslachtsdeel in beeld is gebracht, levert het poseren een seksuele gedraging op. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat ook de afbeelding kinderpornografisch is.
Aanvullende overweging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
26 november 2006 tot 26 mei 2009 de tenlastelegelegde kinderporno in zijn bezit heeft gehad. Weliswaar blijkt uit het dossier dat verdachte in de periode 2006 - 2007 kinderporno heeft gekocht via internet met zijn creditcard en heeft verdachte verklaard dat hij in 2006 - 2007 kinderporno heeft gekocht, gedownload, bekeken, maar verdachte heeft ook verklaard dat hij dit vervolgens heeft weggegooid. Dit heeft verdachte gedaan door middel van zijn oude computer. De laptop waarop de tenlastegelegde kinderporno is aangetroffen is door verdachte pas op 26 mei 2009 aangeschaft. Omdat op grond van bovenstaande niet kan worden vastgesteld wanneer en hoe lang verdachte gedurende de tenlastelegegde periode van 26 november 2006 tot 26 mei 2009 kinderporno in zijn bezit heeft gehad zal hij voor die periode worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 26 mei 2009 tot en met 29 maart 2010 te Amersfoort, één gegevensdrager, te weten een laptop, bevattende 1 afbeelding en 107 videobestanden, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
- het masturberen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en het door een volwassen man masturberen ter hoogte van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer nummer ovj video 01 en ovj video 03 en ovj video 04 en ovj video 05 en ovj video 06 op pagina 29, 31, 32 van het proces-verbaal) en
- het vaginaal en anaal penetreren met een penis en een vibrator door een volwassen man en een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer nummer ovj video 02 en ovj video 03 en ovj video 04 en ovj video 05 en ovj video 07 en ovj video 10 op pagina 30, 31, 32, 33, 35 van het proces-verbaal) en
- het in de mond nemen van de penis van een volwassen man en een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer ovj video 02 en ovj video 03 en ovj video 04 en video 05 en ovj video 06 en ovj video 08 en ovj video 10 op pagina 30, 31, 32, 33, 35 van het proces-verbaal) en
- het houden van een potlood tegen de schaamlippen en het betasten van de vagina en schaamlippen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer ovj video 06 en ovj video 08 op pagina 32, 33 van het proces-verbaal) en
- het door een hond laten likken aan de penis en scrotum van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl de armen en benen van voornoemde persoon gespreid zijn vastgebonden (onder meer ovj video 09 op pagina 34 van het proces-verbaal) en
- het geheel naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel in beeld gebracht wordt (nummer ovj 001 op pagina 35 van het proces-verbaal)
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan
5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met continuering van de behandeling bij De Waag.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische videobestanden en een kinderpornografische afbeelding van internet te downloaden en deze op zijn laptop op te slaan. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen veelal seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag ernaar. Verdachte heeft hierbij kennelijk nimmer stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de gangbare strafmaat in vergelijkbare gevallen in overweging genomen.
Als strafverzwarende factor neemt de rechtbank in overweging dat verdachte extreme en grove videobestanden in zijn bezit heeft gehad waarbij ook in het geval van de jongst aangetroffen kinderen sprake is van orale, vaginale en anale penetratie. De videobestanden betreffen jonge kinderen die seksuele gedragingen plegen met leeftijdsgenoten die eveneens een zeer jonge leeftijd hebben, dan wel seksuele gedragingen met een volwassen man of een dier plegen.
Gelet op de aard en de ernst van dit feit acht de rechtbank in beginsel dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Blijkens het rapport van Reclassering Nederland van 24 augustus 2011, opgemaakt door
H. Ellen, reclasseringswerker, is er bij verdachte sprake van trekken van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Voorts is er bij hem sprake van onverwerkt seksueel misbruik in zijn jeugd. Verdachte is tussen zijn tiende en veertiende jaar misbruikt door een vriend van enkele jaren ouder. Dit heeft tegenstrijdige en verwarrende gevoelens opgeleverd bij verdachte. Het kijken naar kinderporno lijkt voor hem een manier te zijn geweest om het seksueel misbruik te verwerken en meer helderheid te krijgen over zijn gevoelens en identiteit. Positieve factoren in het leven van verdachte zijn dat hij verantwoordelijkheid neemt voor het delict, dat hij wil veranderen en dat hij hiernaar handelt (zo volgt hij een groepstherapie voor kinderporno downloaders bij De Waag). Het recidiverisico wordt ingeschat op laag gemiddeld. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een meldingsgebod en behandelverplichting bij De Waag. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en nu zij - anders dan de officier van justitie - een kortere periode bewezen acht, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk is. Dit is mede ingegeven door het feit dat verdachte zich, meteen na de doorzoeking in zijn woning in maart 2010, heeft gemeld voor hulp bij De Waag en sindsdien groepstherapie volgt. De rechtbank acht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar in combinatie met een werkstraf in deze zaak geïndiceerd. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hoewel de straf lager is dan de officier van justitie heeft geëist, is de rechtbank van oordeel dat met de op te leggen straf recht wordt gedaan aan de ernst van het bewezen verklaarde feit en de persoon van verdachte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt:
• een meldingsgebod. Verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 in Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht.
• een behandelverplichting bij De Waag, zolang De Waag en de reclassering dit nodig achten.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. A. van Maanen en
mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 september 2011.
Mr. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.